Samenvatting
LWEO Jong &
Oud
Jesse de Klerk
,Inhoudsopgave
1. Het gevangendilemma .................................................................................................................... 3
1.1. Opdracht 10 en 11 2014-1....................................................................................................... 4
2. Ruilen over tijd ................................................................................................................................ 7
2.1. Geen examenopgave ............................................................................................................... 7
3. Het belastingstelsel ......................................................................................................................... 8
3.1. Het primair en secundair inkomen .......................................................................................... 8
3.2. De soorten belastingstelsels.................................................................................................... 9
3.3. De werking van het belastingstelsel ...................................................................................... 10
3.4. Samenvattend ....................................................................................................................... 13
3.5. Opdracht 11 2017-2............................................................................................................... 14
4. Herverdeling .................................................................................................................................. 17
4.1. Nivelleren en denivelleren .................................................................................................... 17
4.2. Herverdelen en het belastingstelsel ...................................................................................... 17
4.3. Herverdelen door de overheid .............................................................................................. 18
4.4. Lorenzcurve, tabellen en verhoudingen ................................................................................ 19
4.5. Samenvattend ....................................................................................................................... 20
4.6. Opgave 2 2017-2 ................................................................................................................... 21
5. Een stukje bedrijfseconomie én toegevoegde waarde ................................................................. 27
5.1. Voorraadgrootheden en stroomgrootheden ........................................................................ 27
5.2. Balans .................................................................................................................................... 27
5.3. Resultatenrekening ............................................................................................................... 27
5.4. Toegevoegde waarde ............................................................................................................ 27
5.5. Samenvattend ....................................................................................................................... 28
5.6. Geen examenopgave ............................................................................................................. 28
6. Verzekeringen................................................................................................................................ 29
6.1. Sociale zekerheid ................................................................................................................... 29
6.2. Particuliere verzekeringen..................................................................................................... 30
6.3. De vraag naar verzekeringen ................................................................................................. 31
6.4. De ‘problemen’ op de verzekeringsmarkt ............................................................................. 31
6.5. Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel.............................................................................. 32
6.6. Samenvattend ....................................................................................................................... 32
6.7. Opgave 3, 2018-2 .................................................................................................................. 34
7. Indexcijfers .................................................................................................................................... 39
7.1. NIC, PIC en RIC ....................................................................................................................... 39
1
, 7.2. Consumentenprijsindex.............................................................................................................. 40
7.3. Samenvattend ............................................................................................................................ 41
7.4. Opgave 4 2015-1 ........................................................................................................................ 41
8. Inkomen na de AOW-leeftijd. ............................................................................................................ 45
8.1. Pijler 1: AOW .............................................................................................................................. 45
8.2. Pijler 2: Pensioenuitkering.......................................................................................................... 45
8.3. Pijler 3: Eigen inkomen ............................................................................................................... 46
8.4. Waardevaste en welvaartsvaste uitkering ................................................................................. 46
8.5. Samenvattend ............................................................................................................................ 46
8.6. Opgave 2 2015-2 ........................................................................................................................ 47
9. Ruilen tussen generaties ................................................................................................................... 50
9.1. De verzorgingsstaat .................................................................................................................... 50
9.2. Profijt van de overheid ............................................................................................................... 50
9.3. Samenvattend ............................................................................................................................ 51
9.4. Opgave 4 2017-2 ........................................................................................................................ 52
10. Bibliografie....................................................................................................................................... 54
2
,1. Het gevangendilemma
Hét kenmerk van het gevangendilemma is dat er een evenwicht ontstaat dat niet optimaal is. Dit
evenwicht ontstaat meestal doordat beide individuele partijen hun dominante strategie volgen. De
dominante strategie is de keuze die voor jou het beste is, ongeacht wat de ander kiest. De dominante
strategie is dus de keuze die voor jou als individu het beste is. Maar mogelijk is een andere strategie
voor het collectief het beste.
Om het gevangendilemma op te lossen zijn er drie mogelijkheden:
1. Bindende afspraak
Een bindende afspraak is een afspraak waar jij niet onderuit kan komen
2. Collectieve dwang
Bij collectieve dwang worden burgers of bedrijven verplicht om een bepaalde keuze te maken.
Deze keuze wordt (meestal) opgelegd door een overheidsorgaan (Europese Unie, het Rijk)
3. Zelfbinding
Bij zelfbinding ‘bindt’ een partij zich vrijwillig aan het maken van een bepaalde keuze.
Verder is het goed om op te merken dat voor havo het gevangendilemma zich beperkt tot de
volgende groep van spelen (bij het eindexamen):
spelers bewegen simultaan;
spelen worden niet herhaald;
spelers hebben een dominante strategie;
spelers beschikken over dezelfde informatie;
er zijn nooit meer dan twee spelers.
Bij de (examen)opgaven hebben beide spelers dus ALTIJD een dominante strategie. Als je bij het
maken van de opgaven dit niet hebt, heb je dus een fout gemaakt! Daarnaast moet je de dominante
strategie altijd aantonen mét de cijfers, zie ook het voorbeeld.
Een voorbeeld is een economisch gevangendilemma, waarbij Bershka en Zara de keuze hebben om
de zomerkleren in de uitverkoop te doen of niet.
Voorbeeld:
Winst in euro’s Zara
Wel uitverkoop Geen uitverkoop
Bershka Wel uitverkoop 100 ; 100 130 ; 50
Geen uitverkoop 50 ; 130 120 ; 120
Bepaal de dominante strategie van Bershka
Om de dominante strategie te bepalen gaan we als volgt te werk:
We kijken welke keuze Zara maakt en vervolgens gaan wij kijken welke keuze voor Bershka dán het
beste is.
Als Zara kiest om wel een uitverkoop te houden, zitten we in de cellen 100 ; 100 EN 50 ; 130.
Bershka zal kiezen voor wel uitverkoop, want 100 is meer dan 50.
Als Zara kiest om geen uitverkoop te houden, zitten we in de cellen 130 ; 50 EN 120 ; 120. Bershka zal
kiezen voor wel uitverkoop, want 130 is meer dan 120.
De dominante strategie van Bershka is dus wel uitverkoop, ongeacht de keuze van Zara. Want 100 is
meer dan 50 en 130 is meer dan 120.
3
,Je moet de cijfers noemen, anders is de vraag niet goed beantwoord.
Bepaal de dominante strategie van Zara
Om de dominante strategie te bepalen gaan we als volgt te werk:
We kijken welke keuze Bershka maakt en vervolgens gaan wij kijken welke keuze voor Zara dán het
beste is.
Als Bershka kiest om wel een uitverkoop te houden, zitten we in de cellen 100 ; 100 en 130 ; 50. Zara
zal kiezen voor wel uitverkoop, want 100 is meer dan 50.
Als Bershka kiest om geen uitverkoop te houden, zitten we in de cellen 50 ; 130 en 120 ; 120. Zara
zal kiezen voor wel uitverkoop, want 130 is meer dan 120.
De dominante strategie van Zara is dus wel uitverkoop, ongeacht de keuze van Bershka. Want 100 is
meer dan 50 en 130 is meer dan 120.
Je moet de cijfers noemen, anders is de vraag niet goed beantwoord.
Tot welk evenwicht komen de partijen?
Het evenwicht dat totstand komt is 100 ; 100, omdat beide partijen zullen kiezen voor wel
uitverkoop.
Is er hier sprake van een gevangendilemma?
JA, er is hier sprake van een gevangendilemma, de uitkomst is niet optimaal. De beste cel is 120 ; 120
(dit is de hoogste collectieve waarde, namelijk 240), echter komen Bershka en Zara niet op deze cel
uit
1.1. Opdracht 10 en 11 2014-1
Bij de lastigere uitleg / rekenvragen is het altijd slim om een bepaalde stappenplan te hanteren. Bij
uitlegvragen is dit het volgende:
1. Welke begrippen staan er in de vraag en in de bron en weet ik wat die betekenen?
2. Welke begrippen staan er in de bron / tekst boven de vraag en weet ik wat die betekenen?
3. Wat is de oorzaak van de vraag
4. Wat is het gevolg van de vraag
5. Wat is mijn antwoord
Bij berekenvragen is het stappenplan als volgt:
1. Welke theorie (formules en begrippen) staat er in de vraag, en wat betekenen ze
2. Welke theorie (formules en begrippen) staat er in de bron, en wat betekenen ze
3. Wat is mijn antwoord
Bij verklaringsvragen / voorbeeldvragen moet je vaak je eigen (algemene) economische kennis
gebruiken, is hier niet echt een stappenplan voor.
4
,Antwoord:
Oké, geen bereken- of uitlegvraag. Maar een invulvraag, deze vraag lijkt natuurlijk het meest op een
uitleg vraag, alleen is er geen oorzaak of gevolg.
1. De dominante strategie is de keuze die voor jou het beste is ongeacht wat de ander kiest.
2. Niet echt begrippen verder. Wel belangrijk om op te merken dat de pay-offmatrix gaat om de
welvaartstoename. Je wil dus een zo hoog mogelijke uitkomst!
3. N.v.t.
4. N.v.t.
5. Oké, wat moeten we doen.. Een aparte vraag, op deze manier heb je ze waarschijnlijk niet vaak
gezien. Maar laten we eens kijken. Ik zie bij twee combinaties (12 ; 12) en (0 ; 0) dat de getallen
precies hetzelfde zijn, betekent dit dan dat Duitsland en Nederland dezelfde keuze maken? JA!
Laten we met de makkelijkste beginnen, namelijk (0 ; 0). Als Nederland en Duitsland niks doen,
verandert er niks aan de situatie. Dat wordt dus de cel linksboven. De combinatie (12 ; 12) komt
in de cel rechtsonder, daar voeren Duitsland en Nederland allebei een ticketbelasting in.
5
, Nu de twee lastigste. Laten we eens kijken naar bijvoorbeeld (-5 ; 15).
Niet-invoeren moet de dominante strategie zijn. Dus we passen dezelfde tactiek toe als in de
voorbeeldopgave. Stel we gaan de dominante strategie bepalen voor Duitsland. Dan moeten we
dus kijken wat Duitsland het beste kan doen, ALS Nederland een bepaalde keuze heeft gemaakt.
Stel Nederland kiest voor ‘niet invoeren’. Dan zitten we in de cellen A en B. We weten, in cel A
staat de waarde (0 ; 0). De dominante strategie moet niet-invoeren zijn. Dus dat betekent dat de
waarde in cel B lager moet zijn dan in cel A. Want dán kiest Duitsland voor niet invoeren. In Cel B
hoort dus de waarde (-5 ; 15). Want -5 is kleiner dan 0.
Zodoende wordt cel C dus automatisch (15 ; -5). MAAR controleer dit wél.
Stel we kijken weer voor Duitsland. Nederland kiest voor wel invoeren van de ticketbelasting.
Dan zitten we in de cellen A en B. We weten in cel D, staat de waarde (12 ; 12). De dominante
strategie moet niet-invoeren zijn. Dus dat betekent dat de waarde in cel C hoger moet zijn dan in
cel A. Want dán kiest Duitsland voor niet invoeren. In cel C hoort dus de waarde (15 ; -5). Want
15 is groter dan 0.
Hiermee zitten bovendien de landen in een gevangendilemma. De beste uitkomst is namelijk cel
D (12 ; 12). Maar Duitsland en Nederland komen uit op cel A (0 ; 0)
Antwoord:
Een uitleg vraag
1. Gevangendilemma is dat er een evenwicht ontstaat dat niet optimaal is.
2. Geen lastige begrippen
3. Een maatregel (die wij moeten verzinnen) is de oorzaak
4. Het gevolg is dat een gevangendilemma wordt voorkomen.
5. Een maatregel van de Europese Unie kan zijn om landen verplicht te stellen om een
ticketbelasting in te voeren, zo niet, dan moet het land uit de Europese Unie (OORZAAK). Dit kan
ook wel worden gezien als een bindende afspraak. Hierdoor wordt het gevangendilemma
voorkomen (GEVOLG).
6