Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie
Pioneers of Psychology (5e editie) - Fancher & Rutherford
MechteldC
Samenvatting Inleiding en Geschiedenis van de
Psychologie
-Hoofdstuk 1 - Ideeën uit de oudheid-
Plato was een nativist, hij ging uit van aangeboren kennis en dat de waarheid in onze geest zit.
Kennis krijg je door verder te redeneren (met de ratio/rede) op de kennis die je al hebt. Hij ging
uit van het idealisme, er is een abstract idee wat waar is. Wat men ziet is een vervormd idee
van de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: Er is een abstract idee van tafel, dat is waar. Verdere
soorten tafels zijn slechts een vervorming en imperfectie van het abstracte idee. Dit sluit aan bij
zijn allegorie van de grot. Hij stelde dat mensen vastgeketend zijn en slechts een schouwspel
van de werkelijkheid zien, dus je moet uitgaan van de kennis in je hoofd.
Verder ging hij uit van het idee van deductie, het afleiden van een conclusie uit 2 premissen.
Bijvoorbeeld:
Premisse: Alle docenten vinden eten moeilijk
Premisse: Piet is docent
Conclusie: Piet vindt eten moeilijk
We moeten de ziel voorstellen als een wagenmenner. De ziel heeft namelijk 3 kanten: lust
(begerend, zwart paard), moed (strevend, wit paard), rede (wagenmenner). De wagenmenner
moet de twee paarden in balans houden. In de mens is dit dus de rede die lust en moed in
balans houdt.
Daarnaast richtte hij ook de academie op, een plaats waar mensen en studenten samen
konden komen om te filosoferen.
Socrates was de leermeester van Plato en was ook een nativist. Hij deed een experiment
waarbij hij vragen bleef stellen over wiskunde aan een kind. Dit kind wist nog niks van
wiskunde, maar door Socrates’ vragen kon hij er toch uitkomen. Dit was voor Socrates het
bewijs dat mensen al kennis bezitten en dat dit dus aangeboren is.
Plato zegt dat “echt” is in de binnenwereld, in je hoofd. Aristoteles zei juist dat wat in de
buitenwereld is, echt is.
Aristoteles was voor het empirisme, een stroming die stelt dat je kennis krijgt dmv
waarneming en je zintuigen. Hij ging uit van inductie, je neemt dingen waar en trekt daaruit een
algemene regel/conclusie. Bijvoorbeeld: alle zwanen zijn wit.
Daarbij paste taxonomie toe, het ordenen/categorieën maken in de wereld. Een van de dingen
die hij ontwikkelde was de rangorde van psyches bij organismen.
1
, Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie
Pioneers of Psychology (5e editie) - Fancher & Rutherford
MechteldC
Er zijn 3 soorten zielen:
1. Vegetatief: planten → eten en voortplanten
2. Sensitief: dieren → bewegen en dingen onthouden
3. Rationeel: mens → abstraheren en categoriseren
Ook maakte hij categorieën van ervaring, dit zijn filters waardoor je de wereld ziet en beleeft:
substantie, kwantiteit, kwaliteit, plaats, tijd, relatie, activiteit
Ideeën raakten in het Westen in de vergetelheid; eerste kenniscentra kwamen op in het
Midden-Oosten.
Er was in de oudheid discussie over wat
zien nou precies is. Stralen je ogen iets uit
of ontvangen ze juist lichtstralen? Alhazen
deed hiervoor het camera obscura
experiment. Er was een klein gaatje in een
muur waar licht doorheen viel. Het
landschap wat daarachter was, was aan
de andere kant op z’n kop te zien. Zien is
dus licht van buiten naar binnen. Dit
experiment was de basis van hoe later de
fotocamera ontwikkeld zou worden.
Een andere filosoof uit het Midden-Oosten was Avicenna, hij was een Aristoteliaan en geloofde
dus ook in empirisme. Volgens hem waren er 2 soorten zintuigen:
- Externe zintuigen: alle basiszintuigen voor waarneming (kijken, voelen etc)
- Interne zintuigen: wat je doet met die externe zintuigen (common sense, schatting,
herinnering)
Ook maakte hij scheiding tussen estimations en appetites. Estimations zijn de automatische
functies en appetites geven impulses om het een te vermijden en het ander op te zoeken.
Hij vond dat de mens naar buiten en binnen kan kijken, dus hij was fan van introspectie, een
manier van onderzoeken waarbij mensen bewust bij zichzelf kijken hoe ze zich voelen en wat er
in hen omgaat. Om bewustzijn te bewijzen deed hij het floating man experiment; een mens is
in het niets, heeft geen zintuiglijke ervaringen of ze gehad, is deze dan bewust van iets? Ja, hij
is zich namelijk zelfbewust, want dat is onlosmakelijk verbonden met het hebben van een ziel
-Hoofdstuk 2 - Descartes, Locke en Leibniz-
Descartes was aanhanger van het dualisme, een stroming waarbij lichaam en geest
gescheiden zijn. ZIjn positie wordt vaak interactief dualisme genoemd, want de lichaam en
geest werken samen. Daarbij was hij een rationalist, hij vond dat je kennis kunt vergaren met
2
, Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie
Pioneers of Psychology (5e editie) - Fancher & Rutherford
MechteldC
je rede/ratio, want je zintuigen bedriegen je. Hij geloofde (net als Plato) in deductie, je moet
axioma’s hebben die absoluut waar zijn, waaruit je kan deduceren.
Descartes had twee grote inzichten. Allereerst bedacht hij het Cartesian frame (assenstelsel),
aan de hand daarvan kun je een beweging/verandering van de positie van iets/iemand
beschrijven, dat wordt dan een serie nummers. De geest kan dus iets denkbeeldigs op de
wereld leggen om het echt te begrijpen en te beschrijven.
Het tweede inzicht was een droom over een gedichtenboek, waardoor hij zich ging afvragen
welk pad hij moest volgen. Hierdoor ging hij zich bezighouden met een nieuwe methode van
kennisvergaring.
Volgens Descartes moest je nooit iets voor waar aannemen, tenzij het zo logisch en
fundamenteel waar is, dat er geen reden is om te twijfelen. Dit zijn simple natures, er waren er
slechts twee:
- Extension: de ruimte die wordt ingenomen door een fysiek deeltje of lichaam
- Motion: de beweging van een extension deeltje of lichaam door de ruimte
Galileo kwam met iets vergelijkbaars; volgens hem zijn er primaire kwaliteiten: vorm,
kwantiteit en beweging, die afzonderlijk kunnen bestaan en secundaire kwaliteiten, zoals geur
die pas ontstaan nadat ze zijn waargenomen.
Descartes was ervan overtuigd dat de wereld bestond uit kleine, bewegende deeltjes van de
elementen, vuur, lucht en aarde. Zien was voor hem het proces van kleine lichtdeeltjes die
tegen je oog drukten. Voor het ontstaan van beweging had hij ook een theorie. Je hersenen
liggen in een badje van vocht en bevatten zelf ook vocht (animal spirits). De zenuwen zijn holle
buisjes waar vocht doorheen stroomt. Als je ergens tegenaan drukt, druk je dat vocht in die
zenuwen een beetje omhoog, waardoor er een verandering van druk in het hersenvocht
ontstaat. De verandering zorgt ervoor dat er via een andere plek druk naar beneden gaat en
spieren in werking zet.
Een reflex is een stimulus-respons reactie. Er zijn twee soorten reflexen:
- Automatische reflex (bijv hand wegtrekken bij vuur)
- Aangeleerde reflex (bijv “au” roepen bij pijn, maar ook wanneer dezelfde stimulus tot
ander gedrag leidt dan bij de automatische reflex, denk aan het latere Pavlov-effect)
Reflex ontstaat doordat de vuurdeeltjes tegen de huid drukken, druk in zenuwen verandert etc.
(zie alinea hierboven).
Interne factoren (bijv emoties of dromen) kunnen in dezelfde situatie voor ander gedrag zorgen.
Hij beschreef menselijk handelen als een mechanistisch principe. Je hoeft alleen dat
mechanistische proces te bestuderen om het handelen te begrijpen. Maar toch zijn we meer
dan een machine, want wij hebben rationele capaciteiten. Dieren en planten zijn machines, die
hebben geen ziel. Ze reageren automatisch op zintuiglijke prikkels.
3