Bestuurskunde en omgevingsrecht
PAP-20806
Publieke sector: strategie op basis van politieke doelstellingen
Private sector: strategie van marktmogelijkheden
Criteria voor staatsinstellingen
- Moet een publiek rechtspersoon zijn
- Gefinancierd uit publieke middelen
- Publieke of maatschappelijke doelstelling
- Verantwoording aan politiek orgaan
- Publiekrechtelijke bevoegdheden
Hybride organisaties:
- Publieke organisatie, die op de markt actief is (Universiteit)
- Private organisatie met publieke taken (APK)
- Markt en overheid met elkaar verbonden
Voordeel:
- Besparing, benutting capaciteit en expertise, klantgerichtheid innovatief
Nadeel:
- Kruissubsidiëring, onduidelijke verantwoordingslijnen, bedreiging professionele integriteit, gedwongen
winkelnering
Staatsbosbeheer
- Zelfstandig bestuursorgaan met wettelijke taken
- Gefinancierd uit publieke en private middelen
- Publiekrechtelijke bevoegdheden: boswachter mag mensen staande houden (niet aanhouden)
- Kunnen geen winst maken: reserves voor toekomst
- Houtkap is belangrijkste inkomstenbron
Natuurbeleid: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ruimtelijk beleid: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Horizontale organisatie: verkokering
Verschillende disciplines gaan zich elk specialiseren in één bepaald gebied, waardoor er verschillende kokers
Ontstaan die los van elkaar een bepaald aanbod aan hulp bieden.
Voordeel: specialisatie en expertise
Nadeel: bij een onderdeel meerdere afdelingen betrokken, wie coördineert, spending departments
Verschillende instanties werken naast elkaar, clientèle
Theorie over verkokering: bureaupolitiek
Verschillende bureaus die uiteenlopende taken, doelen en belangen hebben
- Concurrentie en rivaliteit tussen bureaus
- Strijd, prestige, onderhandeling
- Geen van de bureaus kan zijn zin doordrijven
Bureaupolitisme
- Geëscaleerde bureaupolitiek
- Geen algemeen belang meer
- Besluitvorming blijft uit
- Schandalen: ambtelijke loopgravenoorlog
- ‘Zolang de ander maar niet tevreden is’
Verticale organisatie: bestuurslagen
Onderdeel van de staat waar beslissingen worden genomen over bepaalde gebieden en bevoegdheden
Huis van Thorbecke
- Thorbecke is grondlegger van huidig Nederlandse staatsvorm
- Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Territoriaal bestuurt, verdeeld in provincies en gemeenten
- Autonomie, medebewind en toezicht
, - Relatie bestuurslagen: checks and balances
- Niemand heeft absolute macht, iedereen wordt gecontroleerd door de andere macht
- Hogere bestuurslagen hebben machtsmiddelen om lagere bestuurslagen hun wil op te leggen, maar gebruiken
die beperkt
Decentralisatie:
Wetgevende en/of bestuurlijke bevoegdheden worden opgedragen aan lagere overheidsorganen die niet tot de
centrale overheid behoren (dus bijvoorbeeld van overheid naar provincie)
Centralisatie:
Wetgevende en/of bestuurlijke bevoegdheden worden opgedragen aan hogere overheidsorganen die wel tot de
centrale overheid behoren (dus bijvoorbeeld van provincie naar gemeente)
‘’Decentralisatie waar kan, centralisatie waar moet’’
Deconcentratie
Bevoegdheden worden toebedeeld aan rijksdiensten, het overdragen van macht vanuit een centrale administratie
door één hogere rechtspersoon naar een aantal lagere instanties.
- Diensten blijven wel verantwoording verschuldigd aan rijksorgaan en ambtenaren
- Gemeente namelijk vaak te weinig expertise en te kleine schaal.
Verantwoordelijkheden provincie:
- Beheer en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN)
- Uitvoering agrarisch natuurbeheer, soortenbeleid
- Samenwerking met maatschappelijke partijen
Provincie altijd nog afhankelijk van het rijk:
- Provincie voor groot deel afhankelijk van rijksmiddelen
- Realisatie van internationale natuurverplichtingen en verantwoording daarover naar Brussel
- Vaststellen beleidsmatige en wettelijke kaders
- Vinger aan de pols via jaarlijkse voortgangsrapportages van de provincies
- Infrastructuur voor kennis en informatie
Sturingsvormen:
Juridisch wet, verdrag, rechtspraak dwingend beleid
Planologisch ruimtelijke plannen stimulerend beleid
Economisch subsidies, fiscale faciliteiten stimulerend beleid
Communicatief draagvlak, brochures, websites stimulerend beleid
Nederlands Staatsbestel: Trias politica
- Horizontale machtenscheiding bedacht door Montesquieu
Wetgevende macht Uitvoerende macht Rechterlijke macht
Regelgeving Bestuur Rechtspraak
Staten-Generaal Regering Rechtbanken
Provinciale staten Gedeputeerde staten Gerechtshof
Gemeenteraad Burgemeesters en wethouders Hoge Raad
Parlementaire democratie:
Representatieve democratie waarbij de burgers via gekozen vertegenwoordigers in het parlement, de wetgevende
macht, invloed hebben op het beleid.
Vertrouwensregel:
Geen minister of kabinet kan aanblijven tegen de wil van de meerderheid van het parlement.
Politieke ministeriële verantwoordelijkheid
Ministers en staatssecretarissen zijn risico-aansprakelijk en verantwoordelijk voor hun beleidsdaden
- Kunnen ontslag aanbieden of aan hen kan een motie van wantrouwen opgelegd worden.
- Staatshoofd is onschendbaar
, Rechtspraak:
- Onafhankelijke positie
- Rechter mag toetsen aan hogere regels
- Rechter niet bevoegd tot wetgeving, wel bijdrage aan de vervormging van rechtsregels
Jurisprudentie:
Het geheel van uitspraken van rechters, dat later als aanknopingspunt kan gelden voor soortgelijke zaken
Beschikking:
Besluit van een bestuursorgaan gericht op één individu, iets dat niet van algemene strekking is.
Als iemand het niet eens is met de beschikking
- Bezwaar: bezwaarschriftprocedure via bestuursorgaan
- Beroep: via rechtbank
- Hoger beroep: bij het algemene bestuur van de Raad van State
Recht:
Geheel van regels dat de samenleving ordent
Positief recht: Recht dat op een bepaalde tijd en plaats geldt
objectief recht: Geheel van rechtsregels
Publiek recht Privaat recht
Algemeen belang Bijzondere belangen
Tussen overheden onderling of overheid en burger Burgers als gelijken
Overheid handhaver Handhaving door burgers zelf
Strafrecht, staatsrecht, bestuursrecht, Familierecht
internationaalrecht
Subjectief recht: rechten en plichten, worden ontleend aan objectief recht, de bevoegdheid
Objectief recht is de bron van subjectieve rechten
Staatsrecht: nationale ordening
- Grondwet, kieswet, gemeentewet, provinciewet
Bestuursrecht: ordening van relatie bestuur en burger
- Algemene wet bestuursrecht, ruimtelijke ordeningsrecht, omgevingswet
Grondwet dient voor:
- Beperking staatsbemoeienis
- Regeling verkeer tussen burgers onderling
- Vereisen staatsbemoeienis
Formeel recht:
Geeft de regels over de wijze waarop een bepaald proces gevolgd moet worden (procesrecht
Materieel recht:
De regels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten
Hoe moet men zich naar elkaar toe gedragen
Onder recht valt:
- De wet
- De rechtspraak (jurisprudentie)
- Ongeschreven recht (gewoonterecht)
- Internationale verdragen tussen nationale staten
Wet in formele zin:
Gezamenlijk besluit van de regering en de SG volgens grondwettelijke procedure
Wet in materiele zin:
Een besluit van een daartoe bevoegd orgaan dat algemeen verbindende voorschriften bevat. (AMvB’s)
- Verordeningen: enkel wet in materiële zin