Dit zijn alle leerdoelen voor het vak Filosofie voor Pedagogen van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Week 1 t/m 7. Het vak wordt gegeven aan Pedagogische wetenschappen studenten in het tweede jaar.
Leerdoelen week 1:
1. Je kunt omschrijven wat ‘filosofie’ is.
Plato/Aristoteles: “Filosofie is de radicalisering van de verwondering.”
Kant: “Filosofie als kritische houding van de rede, op zoek naar inzicht.”
Wittgenstein: “Filosofie als taalanalyse om (verborgen) aannames te ontmaskeren.”
2. Je begrijpt waarom filosofie van belang is voor de Pedagogische Wetenschappen.
Als pedagoog is het belangrijk dat je niet zomaar alles als waar aanneemt, maar jezelf dingen
blijft afvragen. Dat je vooral heel kritisch bent, zoals Kant in de verlichting was: ‘durf te
denken’.
3. Je kent het hoofdkenmerk van respectievelijk (i) de filosofie van Oudheid en
middeleeuwen, (ii) de filosofie van de Moderne Tijd en (iii) de filosofie van de
Hedendaagse Tijd.
i. Oudheid en middeleeuwen
‘Ware werkelijkheid in stabiele, universele en kenbare principes’
Belangrijkste Griekse filosofen:
- Socrates
- Plato Een ware, rationeel inzichtelijke orde
- Aristoteles
Belangrijkste middeleeuwse filosofen:
- Augustinus Een absolute, bovennatuurlijke orde
- Thomas van A
ii. Moderne Tijd
‘Waarheid ligt binnen het denken van de mens’ Het subject centraal
Belangrijkste filosofen van de Moderne Tijd:
- Descartes
- Hume De wending naar het subject
- Kant
- Rousseau
iii. Hedendaagse Tijd
‘Waarheid …? Hangt af van het perspectief en wordt voor belangrijk deel bepaald door
niet te beheersen krachten en machten’
Belangrijkste filosofen van de hedendaagse Tijd & thema’s:
- Husserl en Merleau-Ponty lichamelijkheid
- Wittgenstein en Bergson taal en tijd
- Sartre en Foucault vrijheid en dwang
- Taylor individualiteit
- Freud en Lacan autonomie
- Ricoeur verantwoordelijkheid
, Leerdoelen Filosofie voor pedagogen
4. Je hebt basale kennis van het argumenteren (claim en gronden).
Toulmin model
Een betoog moet voldoen aan bepaalde voorwaarden:
1. Er is een claim en er zijn gronden en de gronden
passen bij de claim.
2. Geldigheid van de argumentatie of redenering: een
redenering is geldig dan en slechts dan als de claim uit
de gronden volgt.
3. De waarheid van de argumentatie of redenering: een
redenering is waar als de gronden overeenstemmen
met standen van zaken in de werkelijkheid.
5. Je kunt vooronderstellingen in een pedagogisch betoog herkennen en formuleren (zie
de opdracht over het onderscheid tussen een ‘deskundige leerkracht’ en een ‘meesterlijke
leerkracht’).
Leerdoelen week 2:
1. Je kent verschillende antwoorden op de vraag ‘Wie is de eerste filosoof’?
De Mileziërs (Thales, Anaximander, Anaximenes) zouden de eerste filosofen kunnen zijn,
want zij: vertrouwen op de ratio, zoeken naar de natuurlijke oorzaken van de dingen en
Abstraheren van de concrete werkelijkheid.
Misschien is juist Socrates wel de eerste filosoof, want hij laat (als eerste?) zien dat het
zogenaamde ‘vanzelfsprekende’ juist bevraagd moet worden (Wat bedoel je? Wat bekentent
het eigenlijk?) en dat de waarheid ertoe doet (je kunt niet meer van alles beweren gevaar:
relativisme): belangrijk is dat het klopt.
2. Je kunt uitleggen wat een ‘Socratisch gesprek’ is en dit toepassen op een vraag uit de
Pedagogiek.
Uitgangspunt: inzichten verwerf je niet door ze voorgeschoteld te krijgen, maar door zelf na
te denken.
Stellen van vragen, laten verzinnen van voorbeelden, het analyseren van ervaringen.
Opsporen van tegenspraken door vooronderstellingen, achtergronden en aannames te
onderzoeken.
Effect: twijfel aan eigen overtuigingen/zekerheden. Nodig om drempel weg te nemen.
Gevolg: intense zoektocht naar waarheid.
Meer voorbeelden en ervaringen analyseren/ toetsen.
Op zoek naar ‘beter of zelfs waar antwoord’
(of/en: (i) vergroten van zelfkennis, (ii) ‘zelfstandig’ leren denken).
3. Je kunt het grondidee van de filosofie van Plato onder woorden brengen en uitleggen
in verband met (i) de Sofisten en (ii) Plato’s kenleer.
Dialogen: Alleen het vinden van waarheid is van belang, niet het winnen van een discussie
(…), het vinden van de waarheid door middel van woord en weerwoord (‘dialectiek’) en een
opvatting is (voorlopig) aanvaard als er argumenten voor kunnen worden aangevoerd en
tegenargumenten zijn ontkracht.
i. De Sofisten: zij waren de meesters in de retorica. Plato had een negatieve houding
tegenover de Sofisten een retorisch betoog geeft geen werkelijk inzicht, maar dringt een
(wellicht) onware mening op.
, Leerdoelen Filosofie voor pedagogen
ii. Plato’s kenleer: Plato is op zoek naar ‘ware kennis’ en ontwikkelt daarom een ‘kenleer’.
Waarom eigenlijk?
1. Afzetten tegen de Sofisten: tegen de gedachten dat ‘menen’ het hoogste kennisniveau
representeert.
2. Plato merkt op dat de moraal kwetsbaar is:
Want gebaseerd op meningen en overtuigingen.
Soms zijn deze wel waar, maar niet gefundeerd.
Vier manieren van kennen, hiërarchisch geordend in twee domeinen:
1. Domein van het zichtbare: domein van het menen dat iets waar is – de veranderlijke
waarneming.
a. Voorstellingen
b. Concrete verschijnselen
2. Domein van het kenbare: domein van het inzien dat iets waar is – stabiele, algemene
en abstracte begrippen.
a. Object van het redenerend denken (uitgangspunt: het concrete).
b. De dingen denkend genomen (gerelateerd aan het hoogste principe).
4. Je kunt de filosofie van Plato op hoofdlijnen vergelijken met de filosofie van
Aristoteles.
Aristoteles gaat consequent empirisch te werk (belangrijke rol voor de observatie), maar het is
niet experimenteel en niet kwantitatief. De observatie levert echter geen ‘echte,
onveranderlijke kennis’, maar uitsluitend ‘ervaringskennis’ van de concrete dingen
(‘accidenten’ en ‘substanties’).
Stap 1: ‘echte kennis’ gaat over de substantie
Stap 2: echte kennis gaat niet over de individuele substanties, maar over de vorm: het
universele wezen
Resultaat: onveranderlijke kennis van de ‘gebruiksmogelijkheid’ (doel of functie) van de
substanties.
Wat is hét verschil tussen Plato en Aristoteles?
1. Waar vinden we de ware werkelijkheid? In of boven deze wereld?
Plato: ‘transcendentie’ Aristoteles: ‘immanentie’
2. Hoe verhouden ‘het kennen’ en ‘de ervaring’ zich ten opzichte van elkaar?
Plato: ‘a priori’ (van idee naar ervaring).
Aristoteles: ‘a posteriori’ (van ervaring naar kennis).
5. Je kent Aristoteles’ deugdethiek van het juiste midden.
Handelen naar je karakter, het midden van twee extremen. Karaktereigenschappen (bv.
moed, maat, rechtvaardigheid en verstandigheid) van de handelende personen centraal.
Deugd bij Aristoteles: ‘de karakterhouding die ons in staat stelt een verstandige keuze te
maken die in het ‘midden’ ligt.’
Of: ‘deugden zijn kwaliteiten waarin je excelleert’.
Deugden: gericht op een gelukkig leven.
In elke (‘echte’) deugd zijn de vier ‘kardinale deugden’ vereist en verondersteld: moed, maat,
rechtvaardigheid en verstandigheid.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lieketalsma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.