Anatomie leerjaar 2
Week 1.1 inleiding osteo- en arthrokinematica
Kinematica:
tak van biomechanica die bewegingen beschrijft zonder de krachten die deze beweging
veroorzaakt (dynamica).
➢ Osteokinematica = beschrijft bewegingen van geledingen (lichaamsdelen,
botstukken) van het menselijk lichaam (extra-articulair). Het zou kunnen zijn dat,
tijdens een beweging, het gewricht een andere beweging maakt dan wij denken
(kunnen we niet zien). Deze bewegingen in het gewricht moeten we beredeneren.
• Uitgangspunt: lichaamsvlakken en anatomische stand (bv: anteflexie,
endorotatie)
➢ Arthrokinematica: je concentreert je in het gewricht (intra-articulair).
Beschrijft bewegingsbaan, bewegingen van gewrichtsoppervlakken ten opzichte van
elkaar (intra-articulair) (ook wel: lokale beweging in het gewricht)
Probeert te beschrijven, wanneer je zo’n beweging maakt, welke beweging er in het
gewricht plaatsvindt. Soms is dit gelijk aan hoe de extremiteiten bewegen, maar soms
niet.
• uitgangspunt: posities en vorm van de gewrichtsvlakken (rol, schuif,
schommel, glij, tol)
Arthrokinematica Is niet het beschrijven van de bewegingen in de ruimten (zoals; flexie,
anteflexie etc.), maar je zoomt meer in het gewricht (intra-articulair)
Visie op bewegingsmogelijkheden van gewrichten:
1. Omwentelingslichamentheorie (Von Lanz en
Wachsmuth, 1959):
• Gewrichtsvormen zijn vereenvoudigde
ruimtelijke figuren (bol, cylinder etc.) die
wiskundig beschreven kunnen worden
• Bewegingen van botstukken zijn
rotatiebewegingen
• Beweging van de geleding = bewegingsbaan
→ Te eenvoudig: in zo’n natuurlijke beweging, vinden niet
alleen rotaties plaats, maar ook translaties. Behalve een
zuivere rotatie, moet het gewricht af en toe naar aanpassingen
zoeken om een maximale bewegingsuitslag te krjigen.
,2. Theorie die uitgaat van 2 klassen gewrichten (MacConaill en Basmajian, 1969):
• Gewrichten in 1 vlak bol en 1 vlak hol (zadel)
kop = convex-concaaf, kom = concaaf-convex, kop en kom +/-
congruent
• Gewrichten met alzijdige bolle kanten (ei/ovaal)
kop = convex-convex, kom = concaaf-concaaf
een bol in het lichaam is vaak geen mooie ronde bol, altijd meer
ovaalachtig. Als zo’n niet volledig rond object rolt, dan is de afstand van
het middelpunt van het object tot aan het oppervlak waarover het rolt
niet overal gelijk. De lijn die je kunt trekken bij een niet-rond object is
een evoluut
uitleg ‘evoluut’ vanuit boek ‘extremiteiten’:
de evoluut is de verzameling van kromtemiddelpunten
van een gewrichtsprofiel. De evoluut is een afgeleide van
de vorm. In een tweedimensionaal model is dit een
kromme in een plat vlak. De evoluut van een
tweedimensionaal cirkelprofiel is een punt. De evoluut van
een driedimensionaal bolprofiel bestaat ook uit een punt.
De evoluut van een convex gewrichtsprofiel ligt ‘in het
bijbehorende botstuk’ de evoluut van een concaaf
gewrichtsprofiel ligt buiten het bijbehorende botstuk. (zie
Plaatje hiernaast)
in dit boek volstaan met de beschrijving van de evolute
voor een tweedimmensionaal gewrichtsprofiel. Dit heeft betekenis voor het verduidelijken
van begrippen als ‘maximale vormsluiting, de ‘CPP’ en ‘smeringsprincipes’ in synoviale
gewrichten’.
Ovale gewrichtsvorm heeft bepaalde eigenschappen:
1. Krommingsgraad varieert constant.
Bij elke krommingsgraad hoort een ander kromtemiddelpunt
(momentane draaipunt). Alle verzamelde middelpunten is een
evoluut. Bij bijvoorbeeld een knie (ovale condylen) zie je constant
een ander kromtemiddelpunt.
,Evoluut is een afgeleide van de vorm:
• Evoluut van een convex (bol) profiel ligt in het
bijbehorende botstuk (convex beweegt tegengesteld)
• Evoluut van een concaaf (hol) profiel ligt buiten het
bijbehorende botstuk (concaaf beweegt gelijk)
Dus:
Convex → evoluut in botstuk
Concaaf → evoluut buiten botstuk
Voorbeeld van evoluut
, Schouder: convexe deel is vrij groot, veel gewrichtskraakbeen op kop (humeruskop).
Concaaf is vrij klein kommetje (labrum)
2. Bij ovale profielen heeft het convexe gewrichtsdeel meer GKB dan het concave (vb.
art. coxae: 3:1).
3. Convex en concaaf passen slechts op 1 plaats perfect op elkaar, de close packed
position (CPP). Positive waarin de convexe en concave gewrichtspartner het beste
contact maken.
Closed packed positon: optinaal contact, optimale vormsluiting, kan in
elkaar hangen (kostweinig energie), evoluut overlapt elkaar op dit punt
precies
CPP:
• Optimaal contact tussen beide gewrichtsprofielen
• Optimale vormsluiting (minimaal energieverbruik)
• Evoluut van convex en concaaf overlappen elkaar
• Treedt op in het gewricht waar de krommingsgraad het minst is
• Als totaal: optimale vormsluiting wordt ondersteund door maximale passieve krachtsluiting
(gewricht staat op slot, in een eindstand): MCPP (maximum closed packet position)
• Je kunt meerder CPP’s hebben per gewricht. Bijvoorbeeld de enkel: maximale doorsalflexie
en maximale plantairflexie
4. Alle andere standen van het gewricht zijn Loose packed
positions (LPP)
• Vormsluiting is niet optimaal
• Evoluut van kop en kom overlappen elkaar niet
• Stabiliteit ontstaat met name door actieve krachtsluiting
• MLPP als de grootste translatie tussen botstukken mogelijk is, meest
mobiele positie, spanning in kapsel is minimaal, passieve
krachtsluiting minimaal → letselkans groter.
• Voorbeeld van een maximum loose pacekd positon: schouder