BORDERLINE PERSONALITY DISORDER (CLUSTER B)
BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS
Source: American Psychiatric Association (2013)
Een pervasief patroon van instabiliteit van de interpersoonlijke relaties, het zelfbeeld en van affecten,
en duidelijke impulsiviteit, beginnend op jongvolwassen leeftijd en aanwezig in uiteenlopende
contexten, zoals blijkt uit vijf of meer van de volgende kenmerken.
o Verwoede pogingen om feitelijke of vermeende verlating te voorkomen.
o Een patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselingen
tussen extreem idealiseren en devalueren.
o Een identiteitsstoornis; een duidelijk en persisterend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
o Impulsiviteit op minstens twee gebieden, die de betrokkene in potentie zelf kunnen schaden
(geld verkwisten, seks, middelenmisbruik, roekeloos autorijden, eetbuien).
o Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie.
o Affectieve instabiliteit als gevolg van een duidelijke reactiviteit van de stemming
(bijvoorbeeld episoden van intense dysforie, prikkelbaarheid of angst, gedurende meestal
enkele uren en zelfden langer dan een paar dagen).
o Chronisch gevoel van leegte.
o Inadequate, intense woede, of moeite hebben boosheid te beheersen (bijvoorbeeld frequente
woede-uitbarstingen, constante boosheid, recidiverende vechtpartijen).
o Voorbijgaande, stress-gerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen.
Het hoofdkenmerk van de borderline persoonlijkheidsstoornis is een breed aanwezig patroon van
instabiliteit van de interpersoonlijke relaties, het zelfbeeld en affecten, en een duidelijke impulsiviteit,
beginnend op jongvolwassen leeftijd en tot uiting komend in een scala van situaties. Mensen met BPD
doen verwoede pogingen om feitelijke of vermeende verlating te voorkomen; zij zijn zeer gevoelig
voor veranderingen in hun omgeving. Als ze worden geconfronteerd met een scheiding van tijdelijke
aard, of een onvermijdelijke aanpassing van de planning, kunnen ze hierop reageren met intense
verlatingsangst en ongepaste woede. Vaak geloven mensen met BPD dat ze in de steek worden gelaten
omdat ze slecht zijn. De verlatingsangst heeft te maken met het niet alleen kunnen zijn en de behoefte
om andere mensen om zich heen te hebben.
Bij mensen met een BPD is er een patroon van instabiele en intense relaties. Ze kunnen potentiële
verzorgers of geliefden tijdens de eerste of tweede ontmoeting idealiseren, erop aandringen om veel
tijd samen door te brengen en al in een vroeg stadium van de relatie zeer intieme details met de ander
delen. Ze kunnen echter heel snel omschakelen van het idealiseren van andere mensen naar afkeuren.
Ze kunnen zich inleven in anderen en anderen koesteren, maar alleen in de verwachting dat de ander er
ook voor hen zal zijn. Ze zijn geneigd tot plotselinge en dramatische omslagen in hun meningen over
anderen.
Er kan sprake zijn van een identiteitsstoornis, gekenmerkt door een duidelijk en persisterend instabiel
zelfbeeld of zelfgevoel. In het zelfbeeld kunnen plotselinge en dramatische omslagen optreden, die
worden gekenmerkt door veranderingen in doelen, waarden en aspiraties op het gebied van werk.
Mensen met een BPD kunnen plotseling wisselen van de positie van iemand die behoeftig om hulp
smeekt naar die van overtuigde wreker van iets wat hun in het verleden is aangedaan. Deze mensen
hebben gewoonlijk een zelfbeeld waarin ze ervan uitgaan dat ze niet deugen of slecht zijn, maar ze
kunnen soms ook het gevoel hebben dat ze helemaal niet bestaan.
1
,Mensen met BPD tonen impulsiviteit in minstens twee levensgebieden, die voor de betrokkene zelf
schadelijk kan zijn. Deze impulsiviteit kan zich uiten in gokken, onverantwoordelijk geld uitgeven,
eetbuien, middelenmisbruik, onveilige seks of roekeloos autorijden. Mensen met BPD vertonen
recidiverend suïcidaal gedrag of suïcidale gestes, ze dreigen met suïcide of vertonen automutilatie.
Deze zelfdestructieve acties worden vaak voorafgegaan door een dreigende scheiding of afwijzing, of
door de verwachting dat de betrokkene meer verantwoordelijkheid neemt. Automutilatie kan ook
voorkomen tijdens dissociatieve ervaringen en brengt dan vaak verlichting doordat de betrokkene
wordt bevestigd nog te kunnen voelen, of door het gevoel te kunnen boeten voor de eigen slechtheid.
Mensen met een BPD kunnen een affectieve instabiliteit vertonen die wordt veroorzaakt door
opvallende reactiviteit van hun stemming. Mensen kunnen ook lijden aan een chronisch gevoel van
leegte; snel verveeld als ze zijn, kunnen ze voortdurend op zoek zijn om iets te doen te hebben.
Mensen met deze stoornis uiten vaak een ongepaste, intense woede of hebben er moeite mee hun
boosheid te beheersen. Ze kunnen zeer sarcastisch of aanhoudend verbitterd zijn, of verbale woede-
uitbarstingen hebben. De woede wordt vaak opgeroepen als deze mensen het gevoel hebben door een
verzorger or geliefde te worden verwaarloosd, of dat de ander niet echt om hun geeft, onverschillig is,
of hen in de steek laat.
AN OBJECT-RELATIONS MODEL OF BORDERLINE PATHOLOGY
Source: Clarkin, Lenzenweger, Yeomans, Levy & Kernberg (2007), 474-482
Psychoanalytic object relations theories cover a broad spectrum of approaches that share an
emphasis on the dominant role played by the internalization (perception and memory storage) of
dyadic relations in understanding personality development. Internalization of object relations from
early childhood is seen as the groundwork of the evolving psychic structure, which subsequent
experiences elaborate on. Finally, much of these internalized object relations are seen as the basis of
unconscious conflict and for transference reactions in treatment. Two basic constellations of object
relations and related defences develop, the paranoid-schizoid position and the depressive position.
The former is characterized by paranoid fears about survival, with the use of defensive splitting. The
latter is a later development as splitting diminishes with the infant’s realization that the mother is both
good (gratifying) and bad (frustrating). John Bowlby used analytic concepts and focused on the actual
behaviors of normal and pathological object relations within the framework of attachment.
The object relations formulations of borderline pathology are founded on extensive evaluation and
treatment of these patients in clinical settings. This method of investigation has the advantage of being
close to the actual experience of these patients. It has the disadvantage of lacking objective,
quantifiable measures of pathology, and thus must be supplemented and modified by experimental
data.
Formal structure of the object relations model
A fundamental premise of an object relations conception of personality organization is that both
subjective experience and behavior are organized by an internal psychic structure. Psychic
structure is composed of units involving representation of self, representations of the other in relation
to the self, and an affect linking the two. This unit of self-representation, other representation, and
affect is referred to as an object relation dyad; these are the basic elements of psychic structure
insofar as they serve as organizers of motivation and behavior. It is not assumed that these self- and
object representations are totally accurate descriptions of prior experience, but rather they are
representations of the self and other as they were experienced during development.
2
, Normal personality organization
There are three characteristics of individuals with normal personality organization; an integrated
concept of self and other, a broad spectrum of affective experience, and the presence of an
internalized value system. The person whose personality is organized at this level has an integrated
and nuanced conception of self and other combining positive and negative aspects with nonpolarized
affect, and this is referred to as normal identity as opposed to identity diffusion.
The integrated representation of self includes both an internal cognitive-affective coherent
representation, and behavior that reflects coherence. A coherent conceptualization of self is an
essential foundation for self-esteem, and for the capacity to derive pleasure from relationships with
others, both at the level of friendship and in intimate relations, and from commitments to work and
work-related goals and development. An integrated sense of self is essential to the realization of one’s
capacities, desires, and long-term goals. Likewise, a coherent and integrated conception of others is
also essential to realistically evaluating and appreciating others with empathy and social tact.
Therefore, an integrated identity is the basis for the integrated and coherent sense of self and others
that is necessary for mature interdependence, and the capacity for mature interdependence.
A second structural characteristic of normal personality organization is the presence and enjoyment
of a broad and nuanced spectrum of affective experience. Normal personality organization allows
for the experience of a full range of complex and well-modulated affects with full (non-defensive)
awareness and without the loss of impulse control (i.e. affect regulation). A third characteristic of
normal personality organization is the presence of an integrated system of internalized values. The
mature system of internalized values, while rooted in parental values and prohibitions, does not remain
rigidly tied to parental prohibitions, but becomes a stable, individualized, internal structure that exists
independently of external relations with others. This structure of values is manifested in a sense of
personal responsibility, a capacity for realistic self-criticism, and decision making that is both based on
a commitment to standards, values and ideals, and realistically flexible.
Thus, the essential element in personality is the organization of the cognitive-affective
representations. These cognitive-affective representations are patterned, relate to behavior expression
by the individual, accrue into a perception of self across situations, and motivate the selection of
particular environments that the individual prefers.
Borderline personality organization
A defining characteristic of severe personality disorder is the lack of integration, or identity diffusion.
The individual’s level of personality organization is largely dependent on the degree of integration of
the elements contributing to the psychological structure. The authors view the symptoms of patients
with BPO as the external manifestation of the core problem, which is the pathological underlying
psychological structure. Borderline patients are under the control of intense emotions that are activated
together with their corresponding cognitive systems. This is not simply affect dysregulation, but
dysregulation of both cognition and affect. The patient not only gets angry, but is also convinced
that there is a good and justifiable reason to be angry.
The pathological structure of the borderline personality organization involves a lack of integration of
primitive positive (idealized) and negative (persecutory) segments of early object relations that
were laid down as memory traces in the course of early experiences involving intense affect. This lack
of integration is based on a fundamental split between segregated positive and negative affect and is
referred to as the syndrome of identity diffusion. The lack of integration of these positive and
negative internal representations of self and others is seen in the patient’s nonreflective, contradictory,
and chaotic descriptions of self and others, and in the striking inability to become aware of these
contradictions, with a consequent inability to resolve them.
3