Toelichting
Dit is een samenvatting van:
- Taal en Taalwetenschap Hoofdstuk 3 (alleen dat wat ik zelf niet meer wist van TLK2, dus
niet alles)
- Tweedetaalverwerving en tweedetaalonderwijs Hoofdstuk 4 en 5 (de PDF’s op ELO)
- Handboek Taalgericht vakonderwijs Hoofdstuk 1 t/m 7.
- De informatie uit de documentjes van ELO heb ik verwerkt in de samenvatting van
Handboek Taalgericht vakonderwijs.
,Taalkunde 4 – Inleiding NT2
Taal en Taalwetenschap – H3
Factoren die invloed hebben op het leren van een tweede taal:
- Welke moedertaal?
- Leeftijd
- Motivatie/attitude
- Contact met de taal: lezen.spreken
- Aanleg voor taal (gevoel)
- Onderwijs dat je volgt
Eerste- en tweedetaalverwerving
Theorieën over taalverwerving
Skinner = behavioristische opvatting
- Imitatie: stimulus (je hoort iets) – respons (je reageert erop)
- Correcte respons → compliment → vaker doen
- Incorrecte respons → verbeteren → niet meer doen
Chomsky = mentalistische opvatting
Hij is het niet eens met Skinner:
a. Kindertaal is geen imitatie maar juist innovatief
b. De volgorde waarin kinderen een taal leren heeft niet met de frequentie van het
taalaanbod te maken, want dan zouden ze beginnen met “de is”.
LAD = aangeboren taalleervermogen
Competence = kind heeft set universele regels in zijn hoofd
Performance = taalaanbod uit omgeving zorgt voor ontwikkeling van die regels
Vaak horen = sneller imiteren
Combinatie = pragmatische opvatting
Zowel invloed van omgeving als bijdrage van het kind zelf.
Het taalaanbod is de vereenvoudigde taal van de ouders
Kenmerken:
- Weinig bijzinnen
- Beperkte woordenschat
- Veel herhalingen
- Veel vaste patronen van klanken/woorden
- Meer spreekpauzes
- Langzamer spreektempo
Taalgebruikssituatie = omgeving waarin de taal geuit wordt.
, Stadia in de eerstetaalverwerving
1. Voortalige periode
2. Brabbelfase = experimenteren met klanken, nadruk, intonatie
3. Vroegtalige periode = 1 tot 2,5 jaar, betekenisvol woordgebruik
4. Differentiatiefase = 2,5 tot 5 jaar, vaardigheden worden uitgewerkt:
- Fonologie = klanken verfijnen
- Morfologie = woordvorming
- Woordenschat uitbreiden
- Semantiek = woordbetekenissen ontdekken
- Syntaxis = langere, volledigere zinnen
- Pragmatiek = initiatief nemen tot gesprek
5. Voltooiingsfase = 5 tot 9 jaar alle vaardigheden aanwezig, uitbreiding
woordenschat, vervoeging werkwoorden
Verloop van tweedetaalverwerving
Tussentaal onderscheidt zich op meerder niveaus:
- Fonologie: klanken verstaanbaar maken, auditieve discriminatie
- Woordenschat: eerst dagelijkse begrippen
- Concept = geheel van betekenissen, associaties, ideeën
- Label = naam van het begrip en beelden bij een begrip, hoe je het schrijft
- Denotatie = betekenisinhoud
- Connotatie = verschillende bijbetekenissen
- Receptief = je weet de betekenis
- Productief = je gebruikt het woord ook zelf
- Veelgebruikte woorden = maken, doen, gaan, telwoorden, bijwoorden
- Woordvorming: krompraters = wanneer je de woorden niet vervoegt of verbuigt
- Zinsbouw: thema-rhemastructuur = eerst persoon noemen, dan wat hij doet, vooral
inhoudswoorden
- Pragmatiek