Samenvatting verpleegkundige zorgverlening kwartiel 1
Les 1, 12-09-2018
Leerdoelen:
1. benoemen wat visie op verplegen is
2. formuleren wat binnen verpleegkunde wordt verstaan onder gezondheid en ziekte
Beroepshouding:
- Een zorgrelatie: een professionele relatie met de zorgvrager. In deze relatie staan wensen en
de mogelijkheden van de zorgvrager centraal.
- Doel zorgrelatie: gezamenlijk werken aan een optimaal en zo zelfstandig mogelijk
functioneren van de zorgvrager of aan het behouden van zijn mogelijkheden.
- Kenmerken van een zorgrelatie:
o De vraag, wensen, gewoonten en mogelijkheden van de zorgvrager zijn
uitganspunten van de zorgrelatie.
o De basis van de relatie is gelijkwaardigheid, in het besef dat de zorgvrager afhankelijk
is.
o Er zijn belangrijke grenzen in de zorgrelatie (intimiteit, zorginhoud).
- Communicatie met zorgvrager terwijl je verpleegkundige zorg verleend:
o Vraag de zorgvrager naar zijn wensen, ideeën, mogelijkheden en gewoonten.
o Respecteer de mening en beleving van de zorgvrager.
o Houd rekening met de gevoelens van de zorgvrager.
o Let op non-verbaal gedrag van de zorgvrager en besteed daar aandacht aan.
o Reageer aandachtig en betrokken op de beleving van de zorgvrager.
o Toon tijdens de communicatie respect voor de persoonlijkheid van de zorgvrager.
o Houd rekening met de privacy van de zorgvrager en je beroepsgeheim.
o Bespreek de zorg die je verleend hebt.
o Sta open voor opmerkingen over jou gedrag.
Visie: een geheel van ideeën en overtuigingen wat belangrijk is in een organisatie.
Visie van een organisatie
- Vraaggerichte zorg:
Gaat uit van de behoeften van de zorgvrager, hier ga je op in maar je hebt ook je eigen
normen en standaarden.
- Vraag gestuurde zorg:
gaat een stap verder dan vraaggerichte zorg. De zorgvrager bepaalt daadwerkelijk het
aanbod. De zorgvrager stuurt zijn eigen zorg, hij bepaalt de inhoud en de organisatie van de
zorg met het beschikbare budget.
- Belevingsgerichte zorg:
De manier waarop de zorg verleend wordt en de relatie tussen zorgverlener en zorgvrager
staat centraal, de zorgvrager is ervaringsdeskundige op het gebied van zorgverlening en het
, inpassen van gezondheidsproblemen in het dagelijks leven en de zorgverlener heeft
vakmatige, professionele deskundigheid. De zorgvrager en zorgverlener bepalen samen de
inhoud van de zorg en stellen in gezamenlijk overleg een plan van aanpak op, op basis van
gelijkwaardigheid.
Wat is gezondheid?
- ‘het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen in het leven’. (Machteld Huber)
WHO = world health organisation
Nieuwe definitie van gezondheid in zes dimensies:
- Mentale functies van mensen
- Gezondheid/het fysieke, lichamelijk
- Spirituele, wat geeft mensen zin in het leven, welke doelen hebben mensen.
- De kwaliteit van het leven
- Deelname participatie, sociaal maatschappelijk betrokken, kunnen communiceren met
anderen, sociale relaties, geaccepteerd worden.
- Dagelijks functioneren, ADL
Gezondheid is een balans tussen deze 6 dimensies
Wat veroorzaakt ziekte?
- Sociale (maatschappelijke) aspecten
- Psychische (geestelijke) aspecten
- Somatische (lichamelijke) aspecten
Dit is allemaal met elkaar verbonden
Wanneer word je patiënt (zorgvrager)?
- De draaglast word groter dan je draagkracht
- Wanneer je het zelf niet meer kunt, je eigen regie verliest
Wie bepaalt dat?
- Arts, jijzelf, familie/andere betrokkenen
Les 2, 18-09-2018
Leerdoelen:
1. herkennen wat het belang is van zelfzorg en zelfmanagement ten aanzien van de oudere
zorgvrager
2. benoemen welke hulpmiddelen de zorgvrager kan gebruiken om de mobiliteit te
verbeteren en zelfregie te behouden
3. opsommen welke verpleegkundige interventies worden toegepast om het valrisico bij
ouderen te verminderen en zelfregie te stimuleren
E-health: het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, met name
internettechnologieën, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te
verbeteren.
, Bij deze definitie zijn er 3 dimensies:
- De eerste dimensie is de gezondheidszorg met de indeling: e-zorg (bijvoorbeeld
medicatie op afstand), e-zorgondersteuning (bijvoorbeeld online afspraken) en e-public
health (bijvoorbeeld voorlichting over leefstijlen).
- De tweede dimensie is de gebruiker. Het omvat de patiënt, zorgverlener en anderen
zoals de mantelzorger. De cliënt kan e-health gebruiken voor de communicatie met zijn
zorgverleners.
- De derde dimensie is de technologie zelf. De technologievarianten die veel voorkomen
zijn, mobiele applicaties (apps), elektronische patiëntendossiers (EPD’s) en persoonlijke
gezondheidsdossiers (PGD), sensoren (bijvoorbeeld thuis), zelfmetingen.
Zelfmanagement (ZM) vergroten: met E-health word het zelfmanagement van de patiënt
vergroot. Hij kan door zelfmonitoringsapplicatie zijn bloeddruk meten of zijn zoutinname
bijhouden. Dit vergroot het zelfmanagement van de cliënt.
ZMO (zelfmanagementondersteuning): kan bestaan uit informatieve video’s, mogelijkheid
om eigen meetgegevens in te zien of toe te voegen, herinneringen om op tijd medicijnen in
te nemen, mogelijkheid vragen te stellen aan een specialist of verpleegkundige.
Zelfmanagement: is een set van vaardigheden van de patiënt om zelf goed om te gaan met
zijn gezondheidsprobleem en zijn zorgonafhankelijkheid te vergroten.
Gevolgen van valongeval bij ouderen
Lichamelijke gevolgen: ruim de helft van de 55-plussers die na een val op de spoedeisende
hulpafdeling wordt behandeld heeft een botbreuk. Meestal is dit in de heup of pols. Bij
ouderen zijn de klachten na een botbreuk vaak blijvend.
Sociale gevolgen: veel ouderen zijn bang om opnieuw te vallen. Dit vergroot de kans op
depressie en verminderd de mate van activiteit en mobiliteit en het aantal sociale contacten.
Oorzaken van vallen: de reden waarom iemand valt kan te maken hebben met de zorgvrager
zelf of met zijn omgeving. Dit noemen we persoonsgebonden factoren of
omgevingsgebonden factoren.
- Persoonsgebonden factoren (intrinsieke factoren):
o Verminderd reactievermogen
o Verminderd evenwicht
o Verminderde spierkracht
o Verminderd zicht en gehoor
o Beperkt lichamelijke mogelijkheden, verminderde lenigheid
o Specifieke ziekten (zoals artrose, CVA, parkinson)
o Problemen met lopen
o Cognitieve en psychische achteruitgang
o Geneesmiddelengebruik (met name slaap- en kalmeringsmiddelen)
- Omgevingsgebonden factoren (extrinsieke factoren):
o Onvoldoende verlichting, hoge drempels, losse kleedjes en voorwerpen
o Slecht onderhoud rollator, boodschappentas zonder wielen, slechte
huishoudtrap, ongelijke bestrating buiten, schoenen met gladde zolen.