2.2 Inbedding
De epische of verhalende teksten worden gekenmerkt door een ingebedde taalsituatie. IN
de kern gaat het om woordvoerders die net als in drama met elkaar in dialoog staan. Dit zijn
de personages. Maar deze dialogische situatie is ingebed in een kader van tekst die door
een vertellende instantie wordt geproduceerd. Deze instantie brengt tekst voor die niet door
de personages wordt waargenomen. Deze vertellende instantie bevindt zich dus op een
hoger tekstniveau.
De inbedding zit hem dus in 2 niveaus. Dat van de verteller, die tekst produceert en dat van
de door hem vertelde wereld. Deze inbedding onderscheidt verhalende teksten van lyrische,
die slechts 1 woordvoerder kennen en daarom monologisch worden genoemd, en van
dramatische, die dialogisch heten omdat daarin personages direct tot elkaar spreken zonder
tussenkomst van een verteller.
voorbeeld van kees blz 35
Hier is geen verteller aan te wijzen; we zien alleen de personages. Dat die hier handelen,
praten en denken in het kader van een door een verteller geproduceerde tekst blijft impliciet;
maar is toch het geval. Het is immers de verteller die de woorden van de tekst uit, Kees
introduceert enz.
8.1 Vertellerstekst en persoonstekst
Verhalende teksten kennen een complexere taalsituatie dan lyrische, omdat we te maken
hebben met twee tekstniveaus. Het eerste, hoogste niveau is dat v/d vertellende instantie
die de woorden v/d tekst produceert en de verhaalwereld presenteert. In die verhaalwereld
communiceren de personages met elkaar. hun tekst is dus ingekaderd in die van de
verteller; we spreken daarom van een ingebedde taalsituatie. De gangbare termen hierbij,
vertellerstekst en persoonstekst komen later naar voren.
8.3 Verteller en auteur
De auteur en de verteller moeten van elkaar gescheiden worden, zelfs in een roman die zich
duidelijk als autobiografisch aandient. Dat onderscheid is van principiële aard. De verteller is
onderdeel v/d tekst, en dus in principe van een andere orde dan de schrijver, die als de
maker ervan deel uitmaakt v/d werkelijkheid en buiten de tekst staat, of erboven. De verteller
is namelijk door de auteur in het leven geroepen.
8.5.1 Auctoriale vertelsituatie
We spreken als gezegd van een auctoriale verteller wanneer een ik (of wij) een verhaal
vertelt waaraan hij zelf niet deelneemt. Het komt voor dat zo’n verteller, naast het verhaal
dat hij vertelt, ruimte vraagt voor zijn eigen wereld waar hij een rol speelt. We onderscheiden
de volgende 10 mogelijkheden van de auctoriale verteller:
1. Presenteert 2 werelden: zijn eigen wereld en de verhaalwereld;
2. Pretendeert de schrijver te zijn terwijl het in werkelijkheid om een fictieve figuur gaat
aan wie de auteur de vertellersrol heeft overgedragen.
3. Combinatie van eerste en derde persoon.
4. De verteller staat buiten, of liever; boven zijn verhaal en heeft alle touwtjes in
handen. Hij heeft er onbeperkte toegang toe. Zo kan hij naar believen in het verhaal
ingrijpen of er op vooruit lopen.
5. Heeft inzicht in het innerlijk v/d personages. Hij kan die gedachten in het verhaal
, weergeven. Vanwege deze mogelijkheid wordt de auctoriale verteller ook wel
alwetend genoemd.
6. Kan commentaar geven op het verhaal (personages en gebeurtenissen), op het
vertellen (metavertellen, metafictie) en in algemene zin. Voorbeelden op blz 214-216.
7. Kan de lezer toespreken.
8. Kan een personage toespreken.
9. Kan optreden als gids, leidsman, ook in moreel opzicht. Dit was erg populair in de
19e eeuw. Blz 216.
10. Kan het kunstmatige karakter v/d tekst versterken. In moderne verhalen blz 217.
8.5.3 ik-vertelsituatie
Het tweede type vertelsituatie vinden we in ik-verhalen. Die hebben met auctoriale verhalen
gemeen dat de verteller gedramatiseerd is, dus een aanwijsbare gehalte is in de tekst,
waardoor de vertelactiviteit, zelf geaccentueerd wordt en in de tekst expliciet aan orde kan
komen, Maar overigens gaat het hier, als gezegd, om twee verschillende vormen van
vertellen die aansluiten bij verschillende tradities.
- Gedramatiseerd: komt voor in het verhaal.
- Vertellende ik: de ik vertelt vanuit het heden over lotgevallen van de ik in het
verleden.
- Belevende ik: de ik neemt deel aan de handeling in het verhaalheden (let op:
verleden tijd mogelijk). Over wie verteld wordt.
Verteller én personage
Het principiële verschil met de auctoriale verteller is dat de ik-verteller vertelt wat hij zelf
heeft beleefd of ervaren; hij is verteller en personage tegelijk. Dat maakt van het ik-verhaal
een duidelijk ander type vertelsituatie, met eigen mogelijkheden of beperkingen en met een
karakteristiek patroon, dat uit het fragment uit de suiker in de tabak op blz 221 blijkt.
Twee niveaus
Bij het ik-verhaal hebben we te maken met twee niveaus dus ook met twee ik-figuren. We
hebben te maken met het ik dat vertelt, vanuit het ‘heden’ dus: het vertellend ik, en met een
ik over wie wordt verteld, wines handelen heeft plaatsgevonden in een periode voor het
moment van vertellen: het belevend ik. Het gaat hier om ‘vertellen’ versus beleven of
handelen, dus om het niveau van verteller versus dat van personage, maar het gaat ook om
twee tijdsniveaus, omdat het vertellen plaatsvindt na het handelen.
Vertellend ik en belevend ik: verschillende vormen
Deze gelaagdheid is in principe karakteristiek voor het ik-verhaal maar kan heel
verschillende vormen aannemen en is niet altijd even goed zichtbaar. We geven hier vier
mogelijkheden.
1. Er zijn ik-verhalen waarin alleen de lotgevallen van het belevend ik in het verleden
aan bod komen en het vertellend ik zich op de achtergrond houdt.
2. Het accent kan liggen op de lotgevallen van het belevend ik, waarna het vertellend ik
ze vanuit het heden van kanttekeningen voorziet.
3. In een 3e variant speelt het vertellend ik een nog grotere rol, in die zin dat hij naast
het verhaal over zijn vroegere belevenissen ook vertelt wat hem nu, in het heden
overkomt. Dan is er eigenlijk sprake van twee verhalen die door elkaar gevlochten
zijn.
4. Het ik-verhaal waarbij het vertellend ik en het belevend ik met elkaar versmolten
lijken te zijn. Het lijkt dan alsof het beleven en vertellen samenvallen. Het vertellend
, ik lijkt te verwoorden wat hij op hetzelfde moment doet en meemaakt. Deze verhalen
suggereren dat alles nu gebeurt. Ze staan ook in de o.t.t.
Overeenkomsten tussen ik-verteller en auctoriale verteller
Het vertellend ik in een ik-verhaal heeft 4 mogelijkheden gemeen met de auctoriale verteller.
1. De ik verteller kan zich voordoen als de schrijver zelf, terwijl het natuurlijk een
verzonnen personage is.
2. In het fragment op 223 wordt metaverteld, commentaar leveren op het vertelproces
zelf. We hebben dat besproken als mogelijkheid van de auctoriale verteller, maar het
vertellend ik kan het dus ook. Het komt regelmatig voor omdat het de suggestie
versterkt dat het om echte, authentieke documenten gaat.
3. Het vertellend ik, kan net als de auctoriale verteller, in het verhaal ingrijpen, op de
gebeurtenissen vooruitlopen en de informatie naar believen doseren.
4. Kan commentaar geven m.b.t. het verhaal of in de algemene zin.
Onderscheid ik-verteller en auctoriale verteller
Op een belangrijk punt onderscheidt de ik-verteller zich van de auctoriale: hij is niet alwetend
in de zin dat hij inzicht heeft wat er in de hoofden van andere personages omgaat, evenmin
heeft hij directe kennis van gebeurtenissen die zich buiten zijn aanwezigheid afspelen. Het ik
zweeft niet boven het verhaal, maar treedt als personage op. In ik verhalen krijgen we dus
alleen de gedachten gepresenteerd van het belevend ik, maar ook van belevend en
vertellend ik.
8.5.4 Personale vertelsituatie
De verteller heeft zich teruggetrokken en presenteert alleen datgene wat de personages
denken, voelen, zien, ervaren, meemaken. In een echt personaal verhaal bespeurt de lezer
nergens de inbreng v/d verteller, zodat de indruk ontstaat dat het verhaal als het ware
zichzelf vertelt.
Enkelvoudig en meervoudig personaal
Wanneer deze personale vorm van vertellen consequent wordt volgehouden, en wanneer er
slechts in één personage inzicht wordt gegeven, dan spreken we van een enkelvoudig
personaal verhaal. Zo’n vertelvorm licht dicht aan tegen het ik-verhaal waarin het blikveld
ook beperkt is tot dat van het ‘ik’. In de avonden kan de 3e persoon zonder ingrijpende
gevolgen omgezet worden in de 1e persoon. Om die reden wordt een enkelvoudig personaal
verhaal ook wel verhuld ik verhaal genoemd.
Naast deze vorm is er ook een meervoudig personaal verteld verhaal. De gedachten en
gevoelens van meerdere personages komen aan bod. Je kijkt afwisselend mee met
verschillende personages.
Onbetrouwbare verteller en onbetrouwbaar perspectief
Bij een enkelvoudig verhaal is het zicht v/d lezer beperkt tot de visie van ééń personage. Dat
levert moeilijkheden op bij de interpretatie. De lezer zal zich moeten afvragen in hoeverre de
visie v/h personage betrouwbaar is. In gevallen van vertellers met een gestoorde, verdraaide
of beperkte kijk op zichzelf en de wereld, spreekt men van een onbetrouwbare verteller. Het
is niet zo dat een ik-verteller per definitie betrouwbaar is. Voor een personale roman kunnen
we die term niet gebruiken, want de eventuele onbetrouwbaarheid ligt daar niet bij de
verteller maar bij het personage met wiens blik we meekijken. Het gaat dan meer om een