Samenvatting Organisatiekunde hoofdstuk 1 t/m 8 | Rolinde Wagtveld | 2019
Organisatiekunde in historisch perspectief
Organisaties zijn belangrijk, omdat je als individu niet kan bereiken wat wel realiseerbaar is in grotere
verbanden. Overeenkomsten organisaties, beschikken over:
- Doelstellingen
- Mensen
- Middelen
Organisaties: doelgerichte samenwerkingsverbanden
Bedrijven Overige organisaties
Voor hun voortbestaan zijn ze afhankelijk van klanten. Deze organisaties zijn
Onderscheiden worden profitbedrijven, die winst nastreven niet afhankelijk van
(ondernemingen), en non-profitbedrijven, die dat niet doen klanten om te kunnen
bestaan. Zij richten zich
primair op hun leden.
Voorbeelden profitbedrijven Voorbeelden non- Voorbeelden
(ondernemingen) profitbedrijven - De
- Philips - Een ziekenhuis amateursportv
- Douwe Egberts - Een (niet ereniging
- Een particuliere school particuliere) school - De kerk
- Een ministerie
Organisaties kunnen ook ingedeeld worden op juridische criteria (rechtsvorm):
- Met rechtspersoonlijkheid
o Bv, nv, vereniging, stichting, coöperatie, waarborgmaatschappij
- Zonder rechtspersoonlijkheid
o Eenmanszaak, vof, commanditaire vennootschap
Rechtspersoon: positie van eigenaar en organisatie zijn volledig met elkaar verweven
Steeds mee samenwerkingsverbanden tussen organisaties:
- Bevordering innovatie door kennisuitwisseling
- Door de ene partij in licentie produceren en exploiteren van het octrooi van de andere partij
- Redenen:
o Concurrentiepositie verbeteren
o Barrières wegnemen bij betreden van buitenlandse markten
Joint venture: vorm van samenwerken waarbij de samenwerkende organisaties een deel van hun
vermogen inbrengen in een nieuw bedrijf, dat voor gezamenlijke rekening en risico een project tot
ontwikkeling brengt. Samenwerkende organisaties blijven bestaan.
Strategische samenwerking: samenwerkingsverband tussen twee of meer organisaties die met
behoud van zelfstandigheid en identiteit samenwerken op een deelgebied dat van wezenlijk belang is
voor de continuïteit van de afzonderlijke organisaties.
Samenwerkingsvormen in distributiekanaal:
- Inkoopcombinatie: zelfstandige detaillisten zetten een eigen inkoopcentrale op die orders
verzamelt en in één keer plaatst bij fabrikanten -> lagere prijzen (als eenheid naar buiten,
gezamenlijke reclame)
- Vrijwillig filiaalbedrijf: juridisch zelfstandige detaillisten werken samen met een of meer
groothandels. Horizontale samenwerking: één merk, gezamenlijke promotie
- Franchise: franchisegever maakt afspreken met juridisch zelfstandige detaillisten
(franchisenemers) over de exploitatie van zijn marketingformule. Franchisenemers betalen
een entry fee en een percentage omzet aan eigenaar
- Licentie: licentienemer krijgt toestemming van octrooihouder om uitvinding zelf te maken, te
verkopen of toe te passen. Als tegenprestatie betaalt licentienemer vergoeding.
,Samenvatting Organisatiekunde hoofdstuk 1 t/m 8 | Rolinde Wagtveld | 2019
1.2 GLOBALE ONTWIKKELINGEN IN DE ORGANISATIETHEORIE
Aanzet tot organisaties zoals we die nu kennen zijn ontstaan tijdens de Eerste Industriële Revolutie
(1760-1830).
Perioden in de organisatietheorie, de stromingen die opkwamen, overlappen elkaar en manifesteerden
zich in de ene regio wat eerder dan de andere
- Eind 19e eeuw tot ± 1935
o Gesloten eenheden met vaste regels en doelstellingen
o Scientific management (Frederick Taylor) -> kwantitatieve benadering, verregaande
taakverdeling en training van arbeiders, iedere handeling nauwkeurig voorgeschreven
o Streven naar efficiency stond voorop
o Arbeider verlengstuk van de machine
o Taylor: iedere werknemer is rationeel wezen dat door middel van geldprikkels tot
hogere productiviteit zou kunnen worden gebracht.
o Invoering prestatiebeloning
o Minimale overheidsbemoeienis
o Henri Fayol
General management theory
Benodigde vaardigheden om organisatie als geheel te leiden:
Vooruitzien, plannen
Organiseren
Opdrachten geven
Afstemmen, coördineren
Controleren
o Max Weber
Rationele organisatie: samenwerkingsverband waarin de functievervulling
onafhankelijk zou moeten zijn van de personen die de functies op een
gegeven moment vervullen.
Bureaucratisch samenwerkingsverband met duidelijk door systemen en
procedures afgebakende werkzaamheden, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden.
Werknemers zouden moeten worden geselecteerd op basis van kennis en
vaardigheden
Werknemers zijn dus makkelijk controleerbaar en vervangbaar
Organisatie zonder mensen
- ± 1935 - ± 1955
o Humanrelationsbenadering: reactie op de starre denkbeelden van het scientific
management
o Door Hawthorne-experimenten kwam men erachter dat sociale aspecten ook invloed
hebben op de arbeidsprestaties. Extra aandacht leidt tot hogere productiviteit.
Werknemers konden zich door eendracht beschermen tegen de willekeur van de
werkgevers
o Gesloten systemen: omgevingsinvloeden waren nog gering, schaarste was nog groot
o Bennis en Perrow: humanrelationsbenadering is eenzijdig gericht op individu en te
weinig op de technische aspecten van organisatie.
o Mensen zonder organisatie
o Revisionisme (= herziening): mensen & organisatie, taakroulatie, taakverruiming,
taakverrijking.
Bennis, Likert, Maslow, Herzberg, McGregor
- ± 1955 – heden
o Grote maatschappelijke veranderingen, mensen raken steeds meer betrokken bij wat
er in de wereld om hen heen gebeurde
o Technologische vooruitgang leidde tot stroom van nieuwe producten
o Organisaties moeten worden beschouwd als open systemen: die invloed uitoefenen
op hun omgeving en door die omgeving beïnvloed worden.
o Besef dat problemen alleen kunnen worden opgelost door samenwerking te hebben
, Samenvatting Organisatiekunde hoofdstuk 1 t/m 8 | Rolinde Wagtveld | 2019
o Systeemtheorie: samenhang tussen delen en de beheersing daarvan in groter
verband. Problemen moeten vanuit verschillende aanvalshoeken aan worden gepakt.
o Besluitvorming van objectieve rationaliteit verandert in een subjectievere rationaliteit:
beslissers kunnen niet alle alternatieven kennen en gevoelsmatig handelen speelt een
rol. Vormen van betrokkenheid, medezeggenschap en delegatie komen op en zorgen
dat de betrokkenheid en de invloed op lagere niveaus toenemen.
o Contingentiebenadering/situationeel leiderschap: er is niet één beste manier van
leidinggeven en structureren, wordt door situatie bepaalt
Joan Woodward, Lawrence en Lorsche
o Peter Drucker -> kennisrevolutie: kennis is essentiële productiefactor geworden
o Henry Mintzber -> basisconfiguraties: ideaaltypen van manier van leidinggeven en
structureren, situationele factoren. Elke configuratie heeft eigen kenmerken,
gegroepeerd rond de manier van coördineren en plaats waar de macht ligt.
o Michael Porter -> vijfkrachtenmodel: hulpmiddel bij het analyseren van de markt en de
concurrentie (potentiële toetreders, aanbieders van substituutartikelen, de handel
(detaillisten en grossiers) en leveranciers, tegen de achtergrond van toetredings- en
uittredingsbelemmeringen.
o Michael Hammer -> zelfsturing van werknemers, waardoor onderscheid tussen leiding
en uitvoerenden in toenemende mate vervaagt. Leidinggevenden gaan rol van coach
vervullen, meer procesgericht werken
Consumentisme: beweging in de samenleving gericht op de belangenbehartiging van de consument
in de meest ruime zin van het woord.
Jaren Markteisen Performancecriteri Mechanisme Ideaaltype bedrijf
a
‘60 Prijs Efficiency Specialisatie en Efficiënte firma
hiërarchisering
‘70 Prijs en kwaliteit Efficiency en Communicatie en Kwaliteitsfirma
kwaliteit samenwerking
‘80 Prijs, kwaliteit en Efficiency, kwaliteit Integratie en Flexibele firma
flexibiliteit en flexibiliteit decentralisering
‘90 Prijs, kwaliteit, Efficiency, kwaliteit, Participatie en Innovatieve firma
flexibiliteit, en flexibiliteit en democratisering
innovatie innovatie
‘00 Idem plus Snelheid (o.a. time Interactiviteit Netwerkfirma
variabiliteit to market)
1.3 HET ECONOMISCH KRINGLOOPMODEL
Economische kringloop: wisselwerking tussen de verschillende organisaties
Het management heeft, zeer
algemeen geformuleerd, tot
taak de inputfactoren
(mensen & middelen) te
sturen om de effectiviteit van
de organisatie te vergroten.
Door deze factoren in te
zetten en met elkaar te
combineren, kunnen met de
output (producten/diensten)
de doelstelling zo goed
mogelijk worden bereikt.
Waarbij vereist wordt dat de
inputfactoren een passende
beloning krijgen.