Samenvatting Europees Belastingrecht
(incl. oefenvragen)
Vrije Universiteit Amsterdam
2019/2020
1
,Deze samenvatting volgt de bespreking van de onderwerpen zoals die in de lessen aan bod
zijn gekomen. Meer dan de helft van dit blok bestaat uit de bestudering van jurisprudentie.
Op het tentamen moet je namelijk, wanneer je een casus leest, kunnen herkennen welke
arresten daarbij horen. Daarom heb ik de jurisprudentie uitgebreid uitgelegd, in plaats van
enkel een paar rechtsregels te noemen.
Inhoudsopgave
Week 1: staatssteun (Cursus EBR, blz. 3-75)
Week 2: verdragsvrijheden en richtlijnen (Cursus EBR, blz. 171-217, 387-499)
Week 3: verdragsvrijheden/ jurisprudentie inkomstenbelasting (Cursus EBR blz. 77-168)
Week 4: verdragsvrijheden/ jurisprudentie vennootschapsbelasting (Cursus EBR blz. 77-168)
Ter afsluiting: casusposities en oude tentamens
2
,Week 1: staatssteun
1.1. Algemeen
- Art. 107, lid 1, VWEU
- Art. 107, lid 2 en 3, VWEU
1.2. Stappenplan tentamen
1.3. Oefenvragen
- Vragen van de VU
- Vragen van Universiteit Leiden
- Staatssteunvraag uit het tentamen van 22 oktober 2019
1.1. Algemeen
Artikel 107, lid 1, VWEU bevat de voorwaarden waaraan je moet toetsen om te kijken of
sprake is van staatssteun:
‘’Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de
staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door
begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te
vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer
tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.’’
Op het tentamen moet je dus aan de volgende voorwaarden toetsen:
1. Met staatsmiddelen bekostigd?
2. Mededinging (dreigen te) vervalsen?
3. Specificiteitstoets (‘bepaalde ondernemingen of bepaalde producties’)
4. Beïnvloedt dit de handel tussen lidstaten in negatieve zin?
Ad 1. Met staatsmiddelen bekostigd
Bij deze voorwaarde heb je twee cumulatieve voorwaarden. Ten eerste kijk je of steun-
maatregelen direct of indirect met staatsmiddelen zijn bekostigd. Ten tweede moeten die
maatregelen ook aan de staat kunnen worden toegerekend.
Voorwaarde 1
Bij deze voorwaarde moet je niet alleen denken aan subsidies. Ook inkomstenderving
kwalificeert als staatssteun. Indien de overheid bijvoorbeeld besluit een bepaalde groep van
ondernemingen een belastingvrijstelling te geven, heeft de overheid geen uitgaven. Toch
kan deze handeling als staatssteun kwalificeren doordat de overheid juist inkomsten
misloopt. Er is dus geen rechtstreekse overdracht van staatsmiddelen vereist. Hierbij is van
belang dat ook middelen van lagere overheden als staatsmiddelen kunnen kwalificeren,
zoals die van gemeenten en provincies.
Voorwaarde 2
De maatregelen moeten aan de staat kunnen worden toegerekend. Deze voorwaarde houdt
in dat de staat in zijn hoedanigheid van staat moet opereren. De staat kan namelijk ook
optreden in de hoedanigheid van private partij. Stel dat een onderneming in zwaar weer
verkeert en dat de staat vervolgens een bepaalde vordering op die onderneming
3
, kwijtscheldt. Dan moet je kijken of andere private partijen hetzelfde gehandeld zouden
hebben in die omstandigheid. Je moet jezelf dus afvragen of de staat als marktpartij heeft
gehandeld of als overheid. Indien de schuld van de onderneming in kwestie ook door
andere private marktpartijen is kwijtgescholden, hoeft er niet gelijk sprake te zijn van een
begunstiging.
Ad 2. Mededinging (dreigen te) vervalsen
Op het tentamen kun je volstaan met het benoemen dat deze voorwaarde een loze toets is.
Deze voorwaarde is namelijk gekoppeld aan de specificiteitstoets (zie hierna). Als je namelijk
specifiek één of enkele ondernemingen een voordeel verschaft, vervals je de mededinging.
Ad 3. De specificiteitstoets
Het moet gaan om een economisch voordeel dat onder normale marktomstandigheden
(zonder overheidsingrijpen) niet had kunnen worden verkregen. Indien een voordeel ook
onder normale marktomstandigheden kan worden behaald, is het geen steunvoordeel, maar
een normaal marktvoordeel. Je moet bij de specificiteitstoets eerst kijken naar wat de
normale regel is. Pas dan kun je constateren of sprake is van een afwijking ten gunste van
bepaalde ondernemingen. Hierbij moet je wel vergelijken met ondernemingen die objectief
gezien in dezelfde situatie zitten. Je moet dus niet appels met peren gaan vergelijken. Als je
kijkt naar de eventuele begunstiging van bijvoorbeeld varkenshouders in Friesland, moet je
vergelijken met varkenshouders elders in het land en niet met bijvoorbeeld bakkers.
Het voordeel moet dus specifiek zijn: bepaalde ondernemingen, bepaalde producties. Een
voorbeeld van een maatregel waardoor een individuele onderneming wordt bevoordeeld, is
een zogenaamde ‘ruling’. Door individuele steunmaatregelen als rulings worden individuele
ondernemingen bevoordeeld op grond van afspraken met de Belastingdienst. Daar wordt de
selectiviteit verondersteld. Je kunt je hierbij afvragen of een ruling per definitie kwalificeert
als staatssteun. Kan de Belastingdienst überhaupt wel afspraken maken met bedrijven
waarbij ze een bepaald voordeel verschaffen? De Europese Commissie zegt dat een ruling
zelf niet per definitie als staatssteun kwalificeert, maar als je te veel afwijkt van de algemene
regel en je geeft een individuele onderneming een voordeel, dan is het een begunstiging van
een specifieke onderneming. De Europese Commissie zegt in feite dus dat slechts
interpretatie van algemene regels mag. De Belastingdienst mag dus zeggen hoe zij in zijn
algemeenheid de belastingwet interpreteren. Tot hier is het niet schokkend, maar
ondernemingen willen weten hoe de Belastingdienst die belastingwet in het concrete geval
van die specifieke onderneming zal toepassen. Het HvJ EU zegt hierover dat de
Belastingdienst een discretionaire bevoegdheid heeft. De Belastingdienst heeft dus
beoordelingsvrijheid over hoe ze de wet in een concrete situatie gaan toepassen. Echter, die
bevoegdheid moet wel worden uitgeoefend volgens ‘objectieve criteria die inherent zijn aan
het belastingstelsel’. Dat betekent dat de Belastingdienst wel transparant zal moeten zijn
over wie onder welke voorwaarden voor welke ruling in aanmerking zal komen.
Regionale selectiviteit
Deze toets gaat over de grenzen van de rechtsmacht. Referentiekader voor de
selectiviteitsanalyse: binnen welke grenzen van welke jurisdictie moet ik ondernemingen
met elkaar vergelijken? Belastingvoordelen voor ondernemingen in bepaalde regio’s van een
4