100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting 65 Oefenvragen Nederlands Kennisbasistoets (LKT) €6,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 65 Oefenvragen Nederlands Kennisbasistoets (LKT)

25 beoordelingen
 148 keer verkocht

65 Oefenvragen Nederlands Kennisbasistoets (LKT) PABO Inclusief antwoorden

Voorbeeld 3 van de 22  pagina's

  • Onbekend
  • 6 november 2019
  • 22
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (10)

25  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: tyceyy • 3 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: djenalin • 11 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: evycornelissenx • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: laurabobbe64 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: indiesteneker • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: salihabensalah • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Rozalie • 2 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
DvanZolen
Oefentoets kennisbasis Nederlands (65 vragen)

 Vragen over alle tien domeinen
 Antwoorden vanaf pagina 12

1. ‘De ontwikkeling van de geletterdheid in de groepen 1 tot en met 3 van de basisschool.’ Welk
begrip past bij deze omschrijving?

A. Ontluikende geletterdheid
B. Beginnende geletterdheid
C. Gevorderde geletterdheid

2. ‘De taalfunctie waarbij de spreker met taal zijn handelen ordent en plannen aankondigt.’
Welk begrip past bij deze omschrijving?

A. Zelfhandhaving
B. Zelfsturing
C. Sturing van anderen
D. Structurering van het gesprek

3. Welke omschrijving past bij het begrip projecteren?

A. een functie van de taal waarbij de spreker verslag doet van iets wat in de werkelijkheid
voorkomt.
B. een functie van de taal waarbij de spreker het weergeven van een gebeurtenis bewerkt door
een extra denkstap in te bouwen, bijvoorbeeld door chronologisch te ordenen, conclusies te
trekken of relaties te leggen tussen oorzaak en gevolg.
C. een functie van taal waarbij de spreker zich probeert te verplaatsen in de gedachten en
gevoelens van een ander of van anderen.

4. Rapporteren, redeneren en projecteren zijn vallen onder de (1) functie.
Welk woord hoort er bij (1)?

A. Communicatieve of sociale taalfunctie
B. Conceptualiserende of cognitieve functie
C. Expressieve functie

5. Syntactisch niveau van taal heeft betrekking op de betekenis van woorden en
betekenisrelaties tussen woorden.

A. Juist
B. Onjuist

6. De woorden ‘moed’ en ‘moet’ hebben betrekking op het (1) niveau van taal.
Welk woord hoort er bij (1)

A. Morfologisch niveau
B. Fonologisch niveau
C. Pragmatisch niveau
D. Orthografisch niveau

7. De zin Ik vermoed dat hij liegt bevat zelf weer de zin Hij liegt. Welk begrip past hierbij?

1

, A. Antoniem
B. Recursief systeem
C. Homograaf
D. Semantiek


8. ‘Theorie over het ontstaan van taal, waarbij men ervan uitgaat dat kinderen de taal niet
simpelweg imiteren, maar zelf over een aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze
op een creatieve wijze zinnen kunnen bouwen.’
Welke theorie wordt hier omschreven?

A. Creatieve constructietheorie of mentalisme
B. Interactionele benadering


9. Jan wil iets uitleggen of verduidelijken. Wat is het spreekdoel?

A. Informeren
B. Instrueren
C. Amuseren
D. Overtuigen

10. Jan wil een bepaalde handeling uitvoeren. Hij luistert vanuit specifieke vragen. Welke
luisterstrategie moet hij gebruiken?

A. Globaal luisteren
B. Intensief luisteren
C. Gericht luisteren
D. Kritisch luisteren

11. Welke omschrijving hoort bij het begrip Vroeglinguale fase

A. De periode in de taalontwikkeling die loopt van 1 tot 2,5 jaar en bestaat uit de fasen van de
eenwoordzin, tweewoordzin en de meerwoordzin.
B. De periode in de taalontwikkeling voordat het kind zijn eerste woordjes spreekt, ook wel de
voortalige periode genoemd. Deze periode loopt vanaf de geboorte tot aan ongeveer het
eerste levensjaar en omvat de fasen huilen, vocaliseren, vocaal spel en brabbelen.
C. De periode in de taalontwikkeling die loopt van 5 tot en met 9 à 10 jaar. Alle processen die in
de vorige fase zijn begonnen, worden nu verder uitgebouwd. Aan het eind van deze periode
beheerst een kind de taal op dezelfde wijze als een volwassene. Er is alleen verschil in de
grootte van de woordenschat.
D. Verzamelnaam voor de verschillende soorten mondelinge teksten of gesprekken, zoals een
kringgesprek, een interview of een uitleg.

12. Welk begrip past bij een kind die ‘Englisch’ schrijft i.p.v. ‘English?’

A. Recursief systeem
B. Mentaal lexicon
C. Homofoon
D. Interferentiefout


2

, 13. Dit is een voorbeeld van:

A. Labelen
B. Categoriseren
C. Netwerkopbouw

14. Jan leert zijn tweede taal na zijn eerste taal. Hij leert de tweede taal met de kennis van zijn
eerste taal. Welk begrip past hierbij?

A. Simultane tweetaligheid
B. Successieve tweetaligheid

15. Welke omschrijving past bij het mentaal lexicon?

A. het woordgeheugen; het maakt deel uit van het langetermijngeheugen, waarin informatie
permanent ligt opgeslagen.
B. Het abstracte taalgebruik, zowel in geschreven als in gesproken vorm dat je nodig hebt om
op school nieuwe informatie te leren. Hieronder valt schooltaal, vaktaal, instructietaal en
abstract taalgebruik.
C. verzamelnaam voor de verschillende soorten mondelinge teksten of gesprekken, zoals een
kringgesprek, een interview of een uitleg.
D. Fouten die voortkomen uit de verschillen tussen een eerste en tweede taal.

16. De woorden ‘oorzaak’ en ‘functie’ zijn voorbeelden van:

A. Functiewoorden
B. Schooltaalwoorden
C. Signaalwoorden
D. Vaktaalwoorden

17. Welke zin past bij het begrip ‘vaktaalwoorden’?

A. Woorden die informatie geven over de relaties in een tekst.
B. Het taalgebruik voor de dagelijkse omgang in tegenstelling tot CAT. Hieronder valt alledaags
taalgebruik, thuistaal en omgangstaal.
C. Abstracte begrippen die de leerlingen moeten kennen om het onderwijs te kunnen volgen.
D. Kinderen leren op school veel vakinhoudelijke begrippen die ze niet in het gewone
taalverkeer tegenkomen.



3

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper DvanZolen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 66075 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€6,49  148x  verkocht
  • (25)
In winkelwagen
Toegevoegd