Sociologie I&M
Literatuur:
PPT's, Luttik, Zuidersma, Schoemaker, & Paans, 2016 & Stapel & Keukens,
2016, H1-4, H6 & H7, H9-H16
H1 Wat is sociologie?
Sociaal
In het dagelijkse spraakgebruik betekent dit sociaal rekening houden met
een ander. In de sociologie betekent dit begrip alles wat met het
samenleven van mensen te maken heeft
De sociologie probeert antwoord te geven op twee
samenhangende vragen:
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed door het feit dat zij deel
uitmaken van allerlei samenlevingsverbanden oftewel groeperingen?
a) Microniveau: gaat om kleine samenlevingsverbanden waarvan mensen
deel uitmaken, de directe sociale omgeving van een individu bijv. het
gezin, vriendengroep of collega’s
b) Mesoniveau: gaat om een grotere organisatorische verbanden waarvan
mensen deel uitmaken, de wijdere sociale omgeving bijv. een school,
kerkgenootschap of wijk
c) Marconiveau: dit heeft betrekking op de maatschappij als geheel
Empirische wetenschap
Een wetenschap waarbij kennis voorkomt uit een systematische
waarneming van feiten
Sociologie kan verpleegkundigen helpen meer inzicht te krijgen
op:
1. Het eigen gedrag en dat van anderen
2. Maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg, ziekte en
gezondheid, bijvoorbeeld factoren die van invloed zijn op het functioneren
van mantelzorg
3. De inrichting van ontwikkelingen van de gezondheidszorg en de rol en
positie van verpleegkundigen daarin
4. De positie van verpleegkundigen in allerlei groeperingen: micro-, meso-
en macroniveau
Interactie
Het gedrag van mensen ten opzichte van elkaar in onderlinge
wisselwerking
Cultuur
Mensen zijn door elkaar gevormd. Wat mensen doen, denken en voelen is
sterk bepaald door wat zij van anderen geleerd hebben
,Interdependentie
Mensen zijn van elkaar afhankelijk en kunnen niet zonder anderen leven
Drie aspecten van het sociale
Onder de drie aspecten van het sociale vallen interactie, cultuur en
interdependentie
H2 Mensen zijn op elkaar gericht: interactie
Subjectieve definitie van de situatie
Het gedrag van de een leidt tot een reactie van de ander. Die reactie is
gebaseerd op een interpretatie, oftewel een subjectieve definitie van de
situatie
Identiteit
De wijze waarop iemand zichzelf ziet (het zelfbeeld)
Role-taking
Met role-taking wordt bedoeld dat mensen zich in gedachten verplaatsen
in de positie van anderen met wie zij in contact komen. Door vanuit deze
positie, dus met andermans ogen, naar zichzelf te kijken kunnen mensen
achterhalen wat er in een bepaalde situatie van hen wordt verwacht en
kunnen zij hun gedrag ten opzichte van die ander preciezer bepalen
Referentiekader
Het geheel van waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden
op grond waarvan de leden van een groepering oordelen en handelen. Ook
wel omschreven als de sociale bril waardoor iemand de werkelijkheid
bekijkt
Selectief waarnemen
Mensen stellen zich niet alleen selectief open voor allerlei prikkels, zij
nemen die prikkels ook selectief waar. Mensen zijn dagelijks onderhevig
aan grote hoeveelheid prikkels. Bij het waarnemen vindt een selectie van
prikkels plaats omdat we ze nooit allemaal kunnen verwerken
Gezamenlijk beeld
De groeperingen waar iemand lid van is, vormen in belangrijke mate het
referentiekader. In deze zin is waarnemen ook een sociaal proces, waarbij
mensen met elkaar orde scheppen en zich een gezamenlijk beeld vormen
van de werkelijkheid. Ze doen dit door te bekijken wat normaal is en wat
afwijkend of problematisch is. Met elkaar ontwikkelen ze een opvatting
van wat ze afwijkend vinden en stemmen daar hun gedrag op af.
Afwijkend gedrag is dus een sociale constructie: mensen bepalen wat zij
normaal en wat zij abnormaal vinden
, Attribueren
= toeschrijven. Volgens de attributietheorie proberen mensen bij het
waarnemen altijd te verklaren. Als men het gedrag van iemand
waarneemt, probeert men dat gedrag te begrijpen door het toe te
schrijven (te attribueren) aan specifieke oorzaken. Gedrag dat men
waarneemt, wordt verklaard door interne factoren (de persoon zelf is de
oorzaak, interne of dispositionele attributie), door externe factoren
(omstandigheden zijn de oorzaak, externe of situationele attributie) of
door een combinatie van factoren
Fundamentele attributiefout
De rol van de persoon (persoonlijke, verantwoordelijkheid, karakter) wordt
overschat en de rol van omstandigheden (ongelijke kansen, ongelukkige
omstandigheden) wordt overschat
Stigma’s
Negatieve eigenschappen. Een stigma is een brandmerk, een zeer
negatief etiket
Drie soorten stigma’s:
Lichamelijke gebreken en afwijkingen huidaandoeningen, amputaties
Als ongewenst beschouwde karaktertrekken psychische stoornissen,
verslaving
Collectieve stigma het behoren tot een bepaald ras, bepaald volk of
bepaalde religie
Vooroordeel
Een bepaalde min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen
die een gedeelte van de sociale werkelijkheid in behoorlijke mate
vertekend
Stereotype
Is een min of meer vaste manier van denken, voelen en handelen van een
groep mensen ten aanzien van een andere groep, waardoor de
werkelijkheid sterk vertekend wordt
Selffulfilling prophecy
Dit begrip duidt erop dat een subjectieve definitie van de situatie zichzelf
kan waarmaken. Letterlijk: een zichzelf waarmakende voorspelling.
Voorbeeld:
Ik ga in een kapotte spijkerbroek uit eten in een chic restaurant. De ober
denkt: van zo iemand krijg ik toch geen fooi, en de bediening is vervolgens
magertjes. Ik denk: bij zo’n slechte bediening geef ik geen fooi
Selfdestroying prophecy