EUROPEES RECHT SAMENVATTING LITERATUUR
Week 1: Rechtsbeginselen van de Unie
Hoofdstuk 4 (tot paragraaf 5.5): Rechtsbeginselen van de EU
Wat wordt verstaan onder Europees recht:
- verdragen
- de aan verdragen gehechte protocollen
- het recht dat op grond daarvan tot stand is gebracht
- de rechtspraak over de verdragsbepalingen
- secundaire recht
Europees recht heeft internationale eigenschappen omdat zij worden gevormd
door de samenwerking tussen aantal lidstaten
Verschil Europeesrecht en Internationaal recht/volkenrecht waar het
volkenrecht wordt gezien als aangelegenheid van de lidstaten onderling, zodat het
aan die lidstaten is om te beslissen over de gevolgen van dit recht voor de
rechtspositie van hun onderdanen, staat het de lidstaten van de EU niet langer vrij
om hierover te beslissen (door autonoom karakter). Dit uit zich in:
- besluitvormingsprocedures (niet altijd een veto bij EU, volkenrecht wel)
- andersom betekent dit dat waar het Europees recht op bepaalde beleidsterreinen
geen bevoegdheden heeft, lidstaten onder bepaalde vorowaarden vrij zijn om
(onderling) volkenrechtelijke verdragen te sluiten (vb. Verdrag voor Stabilisatie)
Van Gend en Loos
Feiten: Van Gend & Loos is een vervoersbedrijf dat goederen van Duitsland
naar Nederland exporteerde. Bij het over gaan van de grens werd het
geconfronteerd met invoerrechten die verhoogd waren sinds de invoering van
het EEG verdrag, waarin bepaald was dat invoerrechten niet verhoogd
mochten worden. Het bedrijf stelt een aantal prejudiciële vragen aan het Hof
van Justitie van de EU, waarvan de belangrijkste is:
Rechtsvraag: Kunnen burgers onmiddellijk door de rechter te handhaven
rechten ontlenen aan artikel 30 VWEU? Met andere woorden, heeft artikel 30
VWEU directe werking?
Rechtsregel: Uit de overwegingen van dit arrest, Van Gend & Loos, en
arresten die hierop volgden, zijn de voorwaarden voor directe werking van
bepalingen van EU-recht gedestilleerd. Een verdragsbepaling heeft directe
werking, en kan dus direct voor de nationale rechter ingeroepen worden,
wanneer een bepaling “voldoende helder, precies en onvoorwaardelijk” is
Essentie uit dit arrest wordt bovenal duidelijk dat het effect van het
Unierecht in de nationale rechtsorde een aangelegenheid is van dat Unierecht
zelf (ook wel autonomie van het Unierecht genaamd)
Ander belangrijk punt uit overweging: Hof plaatst Unierecht wel binnen
volkenrecht, maar onderscheidt zcih van het andere recht doordat lidstaten
hun soevereiniteit hebben overgedragen aan de EU lidstaten zijn daarmee
onderdanen
Costa/ENEL (Hof gaat stapje verder)
, Feiten: De advocaat Costa heeft aandelen in een klein elektriciteitsbedrijfje
dat dankzij een Italiaanse nationalisatiewet wordt ingelijfd bij het grote bedrijf
ENEL. In een gerechtelijke procedure verzocht Costa om de toepassing van
artikel 117 EEG-verdrag om zo de Italiaanse rechter te laten toetsen aan het
Europese gemeenschapsrecht. In de zaak vraagt de Italiaanse kantonrechter
aan het Hof van Justitie om te toetsen of het nationale Italiaanse recht
verenigbaar was met het Europese Gemeenschapsrecht. De Italiaanse
rechter was van mening dat de eigen nationalisatiewet belangrijker was dan
de eerder nationale wet waarbij het Verdrag van Rome als nationale wet was
aangenomen
Rechtsvraag: Heeft de Europese gemeenschapsrecht voorrang op het
nationale recht?
Overweging: Het Hof van Justitie stelde dat de nationalisatiewet niet in strijd
was met het EEG-verdrag. Verder stelde zij echter dat het Europese recht
voorrang heeft boven het nationale recht van de lidstaten. Tot deze conclusie
kwam zij aangezien het Europees recht vereist dat de regels in alle lidstaten
op dezelfde wijze worden toegepast. Verder oordeelde zij dat het
gemeenschapsrecht uit een autonome bron is ontstaan en op grond van dit
specifieke karakter is het niet mogelijk dat zij zomaar door nationaal recht van
een lidstaat opzij geschoven kan worden. Op die manier zou het
gemeenschapsrecht namelijk zijn gemeenschappelijke karakter verliezen, wat
nou juist een van de rechtsgronden is. Met deze uitspraak kwam het Hof van
Justitie dus tot de conclusie dat deze directe werking van internationaal recht
niet alleen in monistische maar ook in dualistische staten geldt. De uitspraak
kent meer soevereine rechten aan de EG toe, die beperkt worden bij de
nationale staten.
Rechtsregel: ook in dualistische staten heeft het Europese recht voorrang
boven het nationale recht
Verdrag van Lissabon bevestigt bovenstaande rechtspraak verder maakt dit
verdrag duidelijk dat het feit dat het beignsel van voorrang niet wordt opgenomen in
dit verdrag niets verandert aan het bestaan van dit beginsel of de rechtspraak van
het Hof
Autonomie Unierecht
Rechtstreekse werking (93 Gw): vorm van doorwerking, hetgeen wil zeggen
dat het een manier is waarop Unierecht effecten kan sorteren in de nationale
rechtsorde
Werking wordt geaccepteerd door NL, maar bijv. door Duitsland niet
geheel: alleen zolang unierecht niet verder gaat dan hetgeen het Duitse
parlement aan bevoegdheden van de EU heeft afgestaan
Voorang (94 Gw)
Door autonoom karakter + loyaliteitsbeginsel gaatEuropese integratie steeds
verder
Lidstaten willen overdracht van bevoegdheden aan EU clausuleren d.m.v. art. 4
lid 1 jo. 5 VEU
Attributiebeginsel: lidstaten namen als extra waarborg in de constituerende
verdragen op dat deze Unie alleen kon optreden als de verdragen daartoe een
bevoegdheid neerlegden
Subsidiariteit
, Evenredigheid
Zowel subsidiariteit is op verzoek van Britse premier om de macht van de Unie
in te perken
Attributiebeginsel: de bevoegdheid van de Unie
Specifieke bevoegdheidsattributie dat zijn juridische neerslag heeft gekregen
ex art. 4 lid 1 jo. art. 5 lid 1 en 2 VEU
Strekking beginsel: de Unie kan alleen optreden als daarvoor een
bevoegdheid is te vinden in de verdragen rechtsgrondslag
Voorbeelden hiervan zijn art. 18, 46, 114, 192, 352 VWEU
Implied powers: deze doctrine komt erop neer dat de Unie bevoegd is extern
op te treden op terreinen waar geen expliciete externe bevoegdheid is
opgenomen in het Werkingsverdrag, maar een dergelijke bevoegdheid als het
ware besloten ligt in een interne bevoegdheid
Doel attributiebeginsel: dan kan worden gecotroleerd of de EU haar boekje
niet te buiten gaat (inhoudelijke waarborgen denk bijv aan
Tabakreclamrichtlijn o.g.v. 114 VWEU (interne markt) en art. 168 lid 5 VWEU)
+ het werkingsverdrag voorziet in verschillende besluitvormingsprocedures en
dus verschillende maten van betrokkenheid van de instellingen voor het
optreden van de Unie op verschillende terreinen (procedurele waarborgen
denk bijv aan Bosbeschermingsverordeningszaken)
Conflicten over juiste rechtsgrondslag
Onderzoek Hof
Rechtsgrondslag moet berusten op objectieve gegevens die voor
rechterlijke toetsing vatbaar zijn (doel en inhoud handeling)
Conclusie kan zijn dat een regeling eigenlijk elementen in zich heeft die
horen bij twee verschillende rechtsgrondslagen= tweeledig karakter
Bij tweeledig karakter: zijn beide aspecten even belangrijk? Nee= alleen
grondslag van belangrijkste aspect. Ja= beide rechtsgrondslag dienen te
worden gebruikt dit heet cumulatie van rechtsgrondslagen
Dergelijke cumulatie kan uitgesloten zijn als bijbehorende
besluitvormingsprocedures niet met elkaar verenigbaar zijn (bijv.
Titaandioxiderichtlijn)
Doel subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel de inperkign van het gebruik
van de bevoegdheden die de Unie heeft
Subsidiariteitsbeginsel: de uitoefening van de bevoegdheid
Mag daadwerkelijk gebruik worden van de bevoegdheid waarover de Unie
rechtmatig beschikt? Beantwoording aan de hand van subisidiariteit ex art. 5
lid 3 VEU
Alleen van toepassing op niet-exclusieve (dus gedeelde) bevoegdheden van
de Unie
Inhoud subsidiariteitstoets de Unie mag alleen optreen als de doelstellingen
niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dus beter
door optreden van Unie kunnen worden bereikt (art. 4 VEU)
Subsidiariteitstoets= dubbele toetsing:
1. De doelstellingen moeten van het optreden niet voldoende door lidstaten
kunnen worden verwezenlijkt en,
2. En tweede, daarom beter door de Unie kunnen worden bereikt
Evenredigheidsbeginsel
, Het optreden van de Unie gaat niet verder dan dat wat voor het bereiken van
de doelstelling noodzakelijk is (art. 5 lid 4 VEU)
De Unie is altijd gehouden voor het minst ingrijpende middel te kiezen
Dit beginsel is belangrijk voor Europees recht want duikt voortduren op en
speelt een grote rol door het gehele Unierecht heen
Drie subbeginselen/toetsen
1. Causaliteit of geschiktheid van een maatregel volgens deze toets is een
maatregel onevenredig wanneer de maatregel niet kan leiden tot een
bepaald doel
2. Het middel waarvoor is gekozen gaat dat niet verder dan wat noodzakelijk
is ter bereiking van de doelstelling degene die toetst aanvaardt aldus de
doelstelling en onderzoekt alleen of het gekozen middel van in de
verhouding staat tot deze doelstelling
3. Evenredigheid strictu sensu van een maatregel daarbij worrdt de
doelstelling van een maatregel direct afgewogen tegen een ander belang
Dit beginsel speelt een belangrijke rol in Europees recht, met name daar waar
het optreden van lidstaten wordt getoetst op zijn verenigbaarheid met het
recht van de EU. Dat is mogelijk dankzij de bijzondere rol van het Europees
recht in die nationale rechtsorde
Relatie evenredigheidsbeginsel en gebruik richtlijnen door de Unie
Evenredigheidsbeginsel: het optreden van de Unie gaat niet verder dan dat wat voor
het bereiken van de doelstelling noodzakelijk is. Als regelgevend optreden
noodzakelijk is, dient de voorkeur te worden gegeven aan kaderrichtlijnen, die de
lidstaten meer ruimte laten, boven gedetailleerde richtlijnen. verder zouden richtlijnen
moeten worden verkozen boven verordeningen, aangezien de lidstaten bij richtlijnen
ten minste enige ruimte hebben bij de omzetting ervan.
Loyaliteitsbeginsel
Juridische ontwikkeling
Gemeenschapstrouw (art. 4 lid 3 VEU) op grond hiervan mochten de
lidstaten geen maatregelen nemen die de verwezenlijking van de
doelstellingen van het EG-verdrag in gevaar kunnen brenge, terwijl zij alle
maatregelen moesten nemen om de vervulling van deze doelstellingen te
vergemakkelijken
Verdwijning EG beginsel kreeg algemene strekking en werd van
toepassing op de gehele EU de lidstaten mogen niet handelen in strijd
met de verdragen en geldt nu dus voor zowel het EU-verdrag als het
Werkingsverdrag en al het andere recht van de EU
uitzondering hierop= gemeenschappelijk buitenlands en
veiligheidsbeleid waar bijzonder loyaliteitsbeginsel is neergelegd (art.
24 lid 2 VEU)
Onderscheid tussen: consitiutioneel-institutioneel, materieel en procedureel
loyaliteitsbeginsel (laatste twee= ‘nuttig-effectdoctrine’)
Lidstaten mogen gedurende de omzettingstermijn geen maatregelen nemen
die het bereiken van de richtlijn ernstig in gevaar zouden brengen (arrest Inter-
Environnement)
Het constitutioneel-institutuioneel loyaliteitsbeginsel
Strekking: ziet op de formele verhouding tussen de lidstaten, instellingen van
de Unie onderling en de Unie (zie zaak Zwartveld)