Romeins recht
Samenvatting van Prota (10e druk) en Beknopte geschiedenis van het Romeins recht
Universiteit Leiden
Prota - Literatuur van week 1:
Goederenrecht
A. Algemene opmerkingen en begrippen:
1. Absolute of volstrekte rechten
- Persoon: heeft een eigen vermogen, dat wil zeggen is drager van op geld waardeerbare,
subjectieve rechten en plichten.
- We gaan het in dit hoofdstuk hebben over die subjectieve rechten, die men niet alleen tegen de
partij met wie men heeft gehandeld, maar ook tegen derden kan inroepen en handhaven.
- Absolute / volstrekte rechten genoemd.
- Wat is het verschil tussen absolute en relatieve rechten?:
- Een absoluut recht onderscheidt zich van een relatief recht niet hierdoor dat men het kan
handhaven tegen de opvolgers onder algemene titel, dit is immers bij beide rechten mogelijk,
maar dat men het kan handhaven tegen een opvolger onder bijzondere titel.
- Wat is het verschil tussen algemene titel en bijzondere titel?:
- Opvolging onder algemene titel: de overgang van een heel vermogen, dus een geheel van
subjectieve rechten en plichten (bijv. erfopvolging).
- Hierbij gaan dus niet alleen de baten, maar ook de schulden over op de opvolger.
- De erfgenaam van een contractspartij wordt dus tevens als partij aangemerkt.
- Opvolging onder bijzondere titel: de overgang van één recht uit dat vermogen (bijv. overdracht
van het eigendomsrecht).
- De nieuwe eigenaar wordt dus als opvolger onder bijzondere titel beschouwt.
- Hierbij gaan in beginsel niet de schulden over op de opvolger.
- Het recht is als het ware niet zozeer op de persoon van de eigenaar gericht, maar op de
zaak.
- Dat was ook de zienswijze van de Romeinen, die een zakelijke actie, actio in rem,
beschouwden als een rechtsvordering met betrekking tot een zaak, de persoon speelde
een ondergeschikte rol.
2. Kenmerken van een absoluut recht
- Absolute en relatieve rechten vormen samen de activa van het vermogen.
- Daartegenover staan de plichten, oftewel de schulden.
- Vermogen kun je dus onderdelen in:
- Schulden.
- Absolute rechten.
- Relatieve rechten.
- Vb: als jij met je buurman afspreekt dat jij over zijn grond mag lopen en voor de rest niks
afspreekt, dan heb je een relatief recht. Als die buurman overlijdt en er een erfopvolger komt
(onder algemene titel) dan blijft jouw recht bestaan. Maar als hij het verkoopt en er komt een
nieuwe eigenaar (bijzondere titel) dan stopt jouw recht. Jouw recht zou alleen bestaan als je een
absoluut recht zou hebben. Hiervoor zou je samen met je buurman een notariële akte moeten
opstellen. Hiervoor zou je buurman wel veel geld willen krijgen, want zijn huis daalt in waarde,
doordat er een absoluut recht op zit.
- Met kwalitatieve rechten gaat het op een bijzondere manier.
1
,- Absolute rechten grijpen diep in in het rechtsleven, dus ze gaan gepaard met formaliteiten, ook
is het aantal beperkt. —> Ze zijn limitatief opgesomd in de wet, dus zelfs al zouden partijen
buiten de wet genoemde absolute rechten, willen vestigen, dan kan dit niet.
- Ook het Romeinse recht kende een beperkt aantal absolute rechten, alleen kwam dit door een
andere reden.
- Het Romeinse recht kende een gesloten stelsel van subjectieve rechten.
- Ons recht kent alleen een gesloten stelsel van absolute rechten, de relatieve rechten zijn niet
gelimiteerd. —> open stelsel.
3. Droit de suite en droit de préférence
- Het feit dat je absolute rechten kunt handhaven tegen derden, noem je: het absolute recht heeft
droit de suite. Oftewel: zaaksgevolg.
- De tweede eigenschap is: droit de préférence (voorrangsrecht):
- Indien degene tegen wie men een absoluut recht kan doen gelden onvermogend is
geworden, bijv. failliet is verklaard, dan worden de relatief gerechtigden (de persoonlijke
schuldeisers) over het algemeen slechts voor een gelijk percentage voldaan. —> Het
uitgangspunt is namelijk paritas creditorum (ieder krijgt een gelijk percentage, pro rata parte,
van zijn vordering uitbetaald).
- Maar bij absoluut recht kan je ook doen gelden wanneer er faillissement is.
- Hij heeft dus voorrang boven de relatief gerechtigden.
- Hij wordt separatist genoemd, van het Latijnse separare.
4. Opvolging onder bijzondere titel
- Voor de Romeinen was opvolging onder bijzondere titel alleen bij enkele rechten mogelijk.
- Bijv. persoonlijke rechten (vorderingen) konden niet onder bijzondere titel.
- Alleen zakelijke rechten konden (maar niet allemaal tho). Het kon niet bij vruchtgebruik en bij
gebruik en bewoning, want deze waren verbonden aan het leven en de persoon, dus zij
eindigden door diens dood.
- De Romeinen kenmerkte een zakelijk recht als een band tussen een persoon en een zaak en
voor de zaak maakte het niet uit tot welke persoon het in betrekking stond.
- Terwijl je bij een persoonlijk recht vast zat aan een andere persoon, zogenaamd met een
ketting. Een verbintenis werd omschreven als een rechtsketen, iuris vinculum.
- Hierbij maakte het dus wel uit om welke personen het ging, het kon niet zomaar aan derden
worden gegeven.
- Daarom hebben de Romeinen ook nooit echt de ‘’zuivere vorm’’ van vertegenwoordiging
aanvaard, waarbij iemand dus handelt in naam van iemand anders.
- Hierdoor aanvaarden ze ook niet dat een schuldeiser kon worden vervangen door een ander,
zonder dat daarbij de schuldenaar enige zeggenschap in had.
- Zaak: is een voor menselijke vatbare, stoffelijke object. —> zaken zijn altijd lichamelijk.
- Zaken + vermogensrechten = goederen.
- Een vorderingsrecht is dus een goed en alle goederen zijn voor overdracht vatbaar.
- res = zaak.
5. Lichamelijke en onlichamelijke zaken
- In het Romeinse recht worden zaken onderscheiden in lichamelijke en onlichamelijke.
- Indien wij het over lichamelijke zaken hebben, de Romeinen over res corporales, dan bedoelen
wij daarmee echter iets anders, namelijk eigendomsrechten op lichamelijke zaken.
- Strikt genomen zijn eigendomsrechten onlichamelijk.
- Maar de Romeinen vereenzelvigden, evenals wij, slordigerwijs het recht van eigendom met het
voorwerp van dat recht.
- Vb: “in mijn vermogen bevindt zich een huis” moet eigenlijk luiden als “in mij vermogen
bevindt zich het eigendomsrecht van een huis”.
- De Romeinen bedoelen met lichamelijke zaken het eigendomsrecht op stoffelijke voorwerpen,
onder onlichamelijke zaken bedoelden ze de vermogensrechten behalve het van eigendom.
2
,6. Aan het rechtsverkeer onttrokken zaken
- Er zijn zaken die aan het rechtsverkeer zijn onttrokken, dit kan uit godsdienstige aard buiten
handel worden gehouden, zoals tempels, kerken en graven, of omdat zij bestemd zijn tot het
gebruik van de overheid, zoals de stadsmuur, havens, wegen, pleinen, of van alle mensen,
zoals de lucht, de rivieren, de zee en haar stranden.
- Dit zijn dus gemeenschappelijke zaken, die niet toebehoren aan een particulier.
- Omdat de stranden aan alle mensen gemeenschappelijk waren, was het bouwen van een hutje
toegestaan, mits het niet in de weg stond aan het openbaar gebruik.
- Ook wanneer iemand in de zee een platform maakte, dan werd het bouwsel eigendom van de
eigenaar van het materiaal.
- Art. 3:2 BW.
7. Roerende en onroerende zaken
- Van de zaken die in de handel zijn, zijn sommige roerend en andere onroerend.
- In het Romeinse recht was dit onderscheid minder van belang. Je had alleen verschillende
termijnen die golden voor verjaring (roerend 1 jaar, onroerend 2 jaar) en verschil in
bezitsbescherming.
- Onroerend: alles wat met de grond duurzaam is verbonden.
- Fundus = elke gebouw en elke akker.
8. Res mancipi en res nec mancipi
- In het R recht bestond een onderscheid dat wij nu niet meer hebben.
- Res mancipi: de grond in Italië, slaven, getemde dieren en één beperkt zakelijk recht (landelijke
erfdienstbaarheid).
- Res nec mancipi: alle andere zaken, waaronder grond buiten Italië en de ongetemde dieren (dus
wilde dieren).
- Res mancipi werd overgedragen door mancipatio.
- Res nec mancipi door traditio.
* Hier komen we nog op terug*.
9. Vervangbare en onvervangbare zaken
- Roerende zaken zijn vervangbaar of onvervangbaar.
- Vervangbare zaken: zaken die bij getal, gewicht of maat bepaald worden (res quae numero
pondere vel mensura constant).
- Ook wel soortzaken of genus zaken genoemd.
- Vb: geld, graan, jenever.
- Het komt niet aan op één bepaald voorwerp, maar ieder voorwerp dat tot dezelfde soort
behoort kan dienen om aan de verplichting tot het geven van soortzaken te voldoen.
- Toch kan een vervangbare zaak voor de een een onvervangbare zaak zijn, bijv. postzegels
zijn vervangbaar, maar voor een postzegelverzamelaar niet.
- Dit is vooral van belang bij overmacht. Als een zaak tenietgaat (brand van gebouw ofzo) dan
moet toch nog betaald warden, want de zaak is vervangbaar. Je moet dus nieuwe tien liter
wijn vinden van dezelfde soort bijv. —> Genus non perit = soort gaat niet teniet. *species
zaken zijn onvervangbare zaken*.
10. Deelbare en ondeelbare zaken
- In de rechtswetenschap zijn slechts die zaken deelbaar, die zo verdeeld kunnen worden dat de
aard der delen niet verschilt van de aard van het geheel. Dus dat de delen wel in omvang, maar
niet in hoedanigheid van het geheel verschillen.
11. Vruchten
- Vruchten: de natuurlijke en uit haar aard regelmatig terugkerende opbrengsten van een zaak.
- Je hebt natuurlijke vruchten, zoals graan, bonen, wijngaarden enz.
- Maar je hebt ook burgerlijke vruchten, zoals huurtermijnen en renten.
- In de BW zijn de natuurlijke vruchten zijn zaken van andere zaken en burgerlijke vruchten zijn
vruchten van goederen.
3
, B. Het recht van eigendom
12. Omschrijving van de eigendom; aan de eigenaar opgelegde beperkingen
- Eigendom: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
- Het geeft de eigenaar bevoegdheid dingen met zijn zaak te doen, maar ook het recht ieder
ander van zijn zaak te weren.
- Toch kunnen er wettelijke beperkingen zijn, bijv. in verband met geluidsoverlast.
- We bespreken drie Romeinsrechtelijke beperkingen:
- 1. Op grond van burenrecht: het geeft de afstanden aan die men bij het bouwen aan de grens
van zijn grond in acht moest nemen.
- 2. Hinder: je mocht geen overmatige hinder veroorzaken. Tegenwoordig kun je een ontheffing
krijgen van dit verbod dor een vergunning te krijgen, maar vroeger moest dit langs
privaatrechtelijke weg, bijv. door een erfdienstbaarheid te vestigen.
- 3. Dreigende instorting van een gebouw: bijv. door verwaarlozing door de eigenaar. In het R
recht kon de eigenaar van het naburige erf een garantie eisen van de eigenaar van de
bouwval dat deze de eventuele schade zou vergoeden, cautio damni infecti.
- Als het ging om bouwwerkzaamheden of andere activiteiten en eigenaar wilde geen
garantie geven, dan mocht de buurman de bouwwerkzaamheden stopzetten en het
gebouwde ongedaan maken.
- In geval van verwaarlozing ging de praetor soms zo ver dat hij bewerkstelligde dat de
eigenaar zijn eigendom verloor aan zijn buurman. —> dit ging zonder proces en dus
krachtens een eigenmachtig bevel van de praetor.
- Je kan ook beperkt worden door beperkte rechten van privaatrechtelijke aard: als iemand een
vruchtgebruik heeft op jouw eigendom, dan mag jij niet de vruchten krijgen/gebruiken. Je blijft
dan eigenaar, maar je wordt wel in de uitoefening beperkt.
13. Eigendom van de grond
- Eigendom van de grond omvat teven het genotsrecht van de ruimte boven en beneden het
bodemoppervlak.
- Door bijv. een bron in je grond te boren, onttrek je water aan de grond van je buurman. Maar
dit mag dus!
- Lucht is echter een gemeenschappelijke zaak, dus door het genotsrecht te hebben van de
ruimte boven het aardoppervlak, betekend niet dat je het eigendom hebt over de lucht.
- In het R recht was het zo dat de delfstoffen die zich onder de grond bevonden geheel
toekwamen aan de eigenaar van de grond.
- Tegenwoordig strekt het genot van de grondeigendom zich niet onbeperkt naar boven en
beneden uit. Er zijn regels.
14. Mede-eigendom
- Het eigendomsrecht op een zaak is steeds een deelbaar recht, ook al is de zaak zelf
ondeelbaar: het kan dus bij meerdere personen tegelijk berusten.
- Komt het aan meer personen toe, dan deelt het zich vanzelf; iedere deelgenoot heeft dan een
eigen recht van mede-eigendom op de gehele zaak. —> Dit recht wordt onverdeeld aandeel
genoemd, pars pro indiviso.
- Draag men zijn onverdeelde aandeel in het recht afzonderlijk over, dan verwerft de verkijrger
krachtens de nemo plus-regel (zie nr. 15). nooit meer dan dit aandeel.
- Over het gehele recht van eigendom zijn de deelgenoten slechts gezamenlijk
beschikkingsbevoegd. —> vervreemding of bezwaring kan dus alleen door alle deelgenoten
gezamenlijk.
- Een zakelijke actie, bijv. de eigendomsactie, reivindicatio, die door of tegen een derde wordt
ingesteld moet door of tegen de gezamenlijke deelgenoten worden ingesteld.
- Dit verschilt dus van een persoonlijke actie tot opvordering van een ondeelbare zaak, die kan
immers door iedere schuldeiser afzonderlijk worden ingesteld.
- Iedere mede-eigenaar heeft ten allen tijde de bevoegdheid scheiding en deling te vorderen,
actio communi dividundo.
4