Grondslagen vennootschapsbelasting, hoorcolleges
Hoorcollege 1 – Inleiding vennootschapsbelasting
Opbouw colleges
• Hoor- en werkcolleges
• Soms verschillende accenten
• Verplichte literatuur boek Hoofdzaken vennootschapsbelasting F.W. Elsweier / S.A. Stevens
• Aangegeven artikelen e.d.
Inhoud college vandaag
• De volgende vragen staan centraal in dit college:
o Voor wie geldt de Wet op de Vpb?
o Waarom wordt Vpb geheven?
o Relatie met de aandeelhouders en heffing in de IB?
o Wie draagt de vpb?
o Wat zijn de economische effecten van de vpb?
o Wat zijn de invloeden op de Vpb?
Van wie wordt vpb geheven?
• De vennootschapsbelasting is een heffing van lichamen
o Artikel 2 en 3 Wet Vpb 1969 (binnen- en buitenlandse lichamen)
o NV, BV, stichting en vereniging, overheidslichamen
• In beginsel worden alle inkomsten (ondernemings- en beleggingsinkomsten) in de heffing betrokken
o Uitzondering voor beperkt belastingplichtige lichamen: alleen ondernemingsinkomsten (vb.
stichtingen, verenigingen en overheidsbedrijven)
• Conclusie: diversiteit aan lichamen en inkomsten worden in de heffing betrokken→ dat leidt tot spanningen!
• Spanningen
o Heffing DGA versus heffing van een multinational
o Heffing IB ondernemer versus heffing van een DGA
o Heffing beleggingsinkomen in de BV en heffing beleggingsinkomen in box 3
Dit college gaat het over de BV of aantal BV’s. Vanuit dat perspectief gaan we praten over de Vpb.
Uitgangspunt van de Vpb is dat inkomen belast is en ze maken geen onderscheid tussen inkomsten uit
ondernemingen of uit beleggen; al het inkomen in BV wordt belast op grond van totaalwinstbenadering. Inkomen
alleen niet belast indien specifieke vrijstelling.
Als dit het uitgangspunt is, dan betekent dat dat Philips als multinational op dezelfde manier in de belastingheffing
wordt betrokken als een kleiner bedrijf in Amsterdam.
Je kunt je voorstellen dat dat leidt tot complexiteit in een belastingstelsel als je hele verschillende ondernemingen
(met groot aantal aandeelhouders, klein aantal aandeelhouders) allemaal in dezelfde wet van Vpb wilt betrekken. Dit
leidt tot druk op fiscaal stelsel. Want als jij DGA bent, heb je meer mogelijkheden om winst te manipuleren van eigen
bedrijf dan dat een aandeelhouder dat heeft bij Philips. Daarentegen heb je als directeur van eigen bedrijf
Amsterdam niet zo heel veel mogelijkheden om een structuur op te zetten om internationaal belastingdruk te
verlagen. Je zit nu eenmaal in NL en niet in het buitenland. Philips zit wereldwijd.
Hoofdregel: rente is fiscaal aftrekbaar.
Dan zijn er erg veel regels in de wet waarbij rente niet aftrekbaar is → antimisbruikbepalingen
Welke complexiteit levert dat dan op in het systeem? Er is spanning in systeem. Aan de ene kant heb je DGA die
belast wordt met zijn eigen bedrijf en aan de andere kant een multinational die in heffing wordt betrokken.
Het kan ook zijn dat je helemaal niet in BV zit, maar in eenmanszaak of vof. Dan wordt je belast als IB-ondernemer;
box 1, met faciliteiten. Dit moet je dan vergelijken met de DGA.
Als laatst: hoe moeten we nu inkomsten uit beleggingsactiviteiten in de heffing betrekken? Normaal gesproken
worden beleggingen belast in ofwel box 2 (ten minste 5%) ofwel box 3. Kun je je dan voorstellen om niet in box 3 te
, gaan beleggen maar in BV? Wanneer zou je in BV gaan beleggen? Veel lager rendement dan het forfaitaire
rendement van box 3. Er zijn mensen die ervoor gekozen hebben om box3-vermogen over te hevelen naar BV, want
als je het op de bank zet krijg je weinig rente, in box 3 wordt voor veel hoger (forfaitair) rendement aangeslagen, dus
dan kun je makkelijk belasting vermijden. Dus BV oprichten en daar geld instorten; of als je al BV hebt geld daarin
storten.
Waarom relevant? In BV wordt er geen onderscheid gemaakt tussen ondernemingsinkomen en beleggingsinkomen,
want BV kan ook gebruikt worden om te arbitreren met beleggingsinkomsten.
In de Vpb hebben we dus te maken met box 1, bijv. we hebben een slager en die gaat box 1 uit en gaat ondernemen
in de vorm van BV, maar het is ook mogelijk dat mensen kiezen om te gaan beleggen in BV; dan niet meer vergelijken
met box 1, maar belastingheffing moet dan worden vergeleken met box 3.
In BV wordt onderscheid ondernemingsinkomen en beleggingsinkomen niet gemaakt, beide op zelfde manier in
heffing betrokken. (hoofdregel).
Begroting raming belastingopbrengst op kasbasis
• Daling statutaire en gemiddelde belastingtarief NL van 42% tot nu 25%
• Minder grote daling effectieve belastingdruk door verbreding van de heffingsgrondslag
Je zou kunnen zeggen dat VPB niet zo belangrijk is, want het gaat om relatief percentage. Maar al met al gaat het in
euro’s wel om een heleboel geld. Belastinggrondslag van VPB te beschermen, kun je het beste voorstellen als
wetgever.
Wat je ook als conclusie kunt trekken, is dat je ziet dat opbrengst heel erg schommelt. Met name in 2013, 2014, 2015
zakt het in, in 2016, 2017 gaat het weer omhoog. Wat is de verklaring hiervoor?
Belang van de vennootschapsbelasting
Waarom sterke daling in 2010? Economische crisis.
In jaren na de crisis zie je dat het effect veel meer gedempt is, belastingopbrengst stijgt niet erg snel. Hoe zou dit
komen? Fiscale verrekenbare verliezen.
Op lange termijn zie je wel schommelingen, maar in 2015 gaat opbrengst weer zoals het was in 1990.
Belastingopbrengst blijft gelijk en tarief gaat omlaag → kan zijn door: grondslagverbreding.
Waarom meer gaan betalen? Meer in winst meegenomen. Renteaftrekbeperking is ingevoerd (art. 10a). Minder
ruimte voor verliesverrekening en grotere grondslag.