Grondslagen vennootschapsbelasting
Collegejaar 2019-2020
Werkcollege 1 - Inleiding
Vooraf:
Lees de syllabus ‘’huishoudelijke mededelingen’’. Is u het doel, de opzet van hoor – en werkcollege, de te
behandelen stof en literatuur van het vak grondslagen VPB duidelijk?
Opgave 1: De term vennootschapsbelasting en de Wet VPB
a) Breng in twee zinnen onder woorden waar u aan denkt als u de term vennootschapsbelasting hoort?
Directe belasting die lichamen moeten betalen over de gemaakt winst in dat jaar. Het percentage is 25%.
Belasting over winst van bedrijven. Niet enkel over rechtspersonen, ook over niet-rechtspersonen zoals
stichtingen, verenigingen en commanditaire vennootschap. Wanneer kan een cv belastingplichtig zijn? Als er
sprake is van een open cv; open indien vrije verhandelbaarheid van participaties.
Dus belastingheffing van rechtspersonen en personen waarvan participaties vrij verhandelbaar zijn.
Je kunt ook denken bij vpb aan belastingontduiking en fair share. Het heeft een negatieve klank gekregen
hierdoor.
b) In welke wetsartikelen komen de volgende belangrijke leerstukken terug? U hoeft alleen de wetsartikelen
te noemen. De vraag is bedoeld om een globaal overzicht te krijgen waar de leerstukken terug te vinden
zijn.
o Subjectieve belastingplicht → art. 1, art. 2 (binnenlandse belastingplicht), art. 3 (buitenlandse
belastingplicht), art. 4 (concurrentiecriterium, komt terug bij stichtingen en verenigingen), art. 5
(subjectieve vrijstellingen), art. 6 (vrijstellingen voor stichtingen en verenigingen), art. 7 niet, deze
gaat over fiscale winst. Dus subjectieve belastingplicht is terug te vinden in art. 1-6 Vpb.
o Object van heffing binnenlands belastingplichtigen (art. 7 e.v.), waaronder
▪ Renteaftrekbeperkingen → art. 10a, 15b (niet meer 13l en 15ad, want afgeschaft per 1 jan.
2019), art. 10b.
▪ Deelnemingsvrijstelling → art. 13
▪ Fusie en splitsing → art. 14, 14a en 14b
▪ Fiscale eenheid → art. 15
o Object van heffing buitenlands belastingplichtigen → art. 17-19
o Verliesverrekening → art. 20 en 21a
o Tarief → art. 22-23b
Dus overzicht Wet Vpb 1969
Relevant
• Wettelijke regels en parlementaire toelichting
• Beleidsbesluiten (mening staatssecretaris)
, • Jurisprudentie
o Rechtbank, Hof, Hoge Raad
o BNB, V-N
• Literatuur
o Cursus Belastingrecht, Vakstudie, NDFR (naslag)
o WFR, MBB, TFO
Fiscaal jargon (voor de VPB en IB)
• In betekende mate tenminste 25%
• In belangrijke mate 30% of meer
• Grotendeels, in overwegende mate meer dan 50%
• Hoofdzakelijk 70% of meer
• Nagenoeg geheel (uitsluitend, volledig) 90% of meer
• Geheel (uitsluitend, volledig) 100%
Zie J.A.G van Es, Fiscale hoegrootheden, WFR 2011/1069
Opgave 2: Vennootschapsbelasting; introductie
N.P. = Natuurlijk persoon
N.P. VOF
VOF = Vennootschap onder firma
50% 50%
BV = Besloten vennootschap
BV 1
100%
BV 2
Vraag 2.1
Van wie wordt er in bovenstaande structuur vennootschapsbelasting geheven?
Op basis van art 2 VPB wordt in de belastingheffing betrokken binnenlandse belastingplichtige besloten
vennootschappen (lid 1 sub a). BV 1 en BV 2 moeten VPB afdragen omdat dit wordt geheven bij lichamen en niet bij
de natuurlijke personen erachter. De Vof is fiscaal transparant dat houdt in dat je kijkt naar de participanten
erachter. Wanneer BV 1 en BV 2 een fiscale eenheid zouden zijn op basis van art 15 VPB dan moet op basis van het
feit dat BV 1 100% van de aandelen heeft in BV 2 de belasting aangeven voor de gehele eenheid. Hierdoor is BV 2
niet meer zelfstandig plichtig.
Art. 2 lid 1 sub a.
BV 1 en 2 belastingplichtig op grond van art. 1 (lichamen) jo. 2 VPB.
Is vof niet belastingplichtig? Nee, vof is fiscaal transparant; het is een personenvennootschap. Je kunt hier dus
doorheen kijken en achterliggende participanten worden in heffing genomen.
Vraag 2.2
Stel BV 2 maakt een fiscale winst van € 300.000. Hoe wordt de fiscale winst van een BV bepaald?
Begin vermogen – eind vermogen = vermogensmutatie - stortingen + onttrekkingen – objectieve vrijstelling = Winst
Dit wordt bepaald aan de hand van art 8 VPB jo. 3.8 IB jo. 3.25 IB. De jaarwinst wordt bepaald aan de hand van
goedkoopmansgebruik. Goedkoopmansgebruik past 3 beginselen toe op de winst, voorzichtigheidsbeginsel –
eenvoudigheidsbeginsel en realisatiebeginsel. GKG bepaald wanneer en Waarop winsten en verliezen in aanmerking
genomen/moeten worden.
Fiscale winst kan afwijken van commerciële winst.
Doel commerciële stukken? Laten zien aan aandeelhouders hoe het eruit ziet.
Doel fiscale stukken? Deze willen winst zo laag mogelijk houden, dit is voor belastingdienst.
Commerciële winst is het vertrekpunt. Daarnaast kijken naar fiscaal. Daarbij heb je renteaftrekbeperkingen en