Begrippenlijst deel 1
Absoluut
Absoluut betekent dat het los moet gezien worden van alle andere dingen. Absoluut is
het tegengestelde van relatief.
Stel je mag in de supermarkt kiezen tussen twee aanbiedingen: ‘Nu € 1,20 korting op
alle maaltijdsalades’ en ‘35% korting alle maaltijdsalades’.
In het eerste geval wordt € 1,20 absoluut gebruikt. Bij een maaltijdsalade van € 4,00 betaal
je € 4,00 - € 1,20 = € 2,80 en bij een maaltijdsalade van € 5,00 krijg je dezelfde korting en je
betaalt € 5,00 - € 1,20 = € 3,80.
In het tweede geval is 35% relatief gebruikt. Bij een maaltijdsalade van € 4,00 betaal je €
4,00 – 35% van € 4,00 = € 4,00 - € 1,40 = € 2,60 en bij een maaltijdsalade van € 5,00 betaal
je € 5,00 – 35% van € 5,00 = € 5,00 – € 1,75 = € 3,25. Bij de duurdere maaltijdsalade is
de absolute korting dus groter, terwijl de korting relatief gezien gelijk is.
Het woord absoluut wordt regelmatig gebruikt om onderscheid tussen aantallen en
percentages (relatief) te maken zoals in de zin ‘Er zijn 2% meer ziektegevallen geconstateerd,
dat is 124 in absolute aantallen’.
Abstract
Abstract kan beschreven worden als ‘door redenering afgeleid in plaats van door te
handelen of te kijken verkregen of als ‘geen verband hebbend met de zichtbare
werkelijkheid’. Concreet handelen ondersteunt het denken. Zo is het handelen met
voorwerpen of concreet materiaal een voorbeeld van concreet handelen. Concreet handelen
vindt bij voorkeur plaats in een betekenisvolle context. Bij abstract handelen gebeurt het
denkwerk in het hoofd, zonder gebruik van concreet materiaal. De context is naar de
achtergrond verschoven of geheel uit beeld.
Wat voor de een concreet is, kan voor een ander abstract zijn. Het werken met MAB-
materiaal in groep 4 lijkt concreet, maar dat kan voor een aantal kinderen in die groep nog
heel abstract zijn. Het blokje en het staafje hebben in dat geval geen enkele betekenis voor
deze kinderen.
Algoritme
Een algoritme is een oplossingsmethode opgebouwd uit een vaste rij elementaire
rekenstappen die zeker tot het goede antwoord voert. Cijferend rekenen is een voorbeeld
van een algoritme.
Assen
X-as Y-as in grafiek
Associatieve eigenschap
Schakeleigenschap, (3+4) +6 = 3+(4+6)
Balk
6 rechthoekige zijvlakken, 12 ribben, 8 hoekpunten, 4 lichaamsdiagonalen, lxbxh
,Biljard
1 000 000 000 000 000
Biljoen
1 000 000 000 000
Bit
De bit is de kleinste eenheid van informatie, namelijk een symbool of signaal dat twee
waarden kan aannemen: aan of uit, ja of nee, hoog of laag, geladen of niet -geladen. Het
Binaire talstelsel stelt deze waarden voor met 1 en 0.
Bol
opp: 4π x r² inhoud: r² x ¾ π
Byte
Een byte is een binaire eenheid van informatie voor te stellen als een woord van een
aaneengesloten rij van bits. De standaard is dat een byte uit 8 bits bestaat.
De aanduiding kilobyte, megabyte en gigabyte duiden niet op duizendvouden, maar op
machten van 2 (zoals in het binaire stelsel). Om deze reden zouden geheugengroottes
aangegeven moeten worden in veelvouden van machten van 2. Een kilobyte is dus feitelijk
niet 1000 bytes, maar 210 = 1024 bytes. In 1998 is besloten deze verwarring uit de wereld te
helpen door een nieuwe standaard voor binaire voorvoegsels te maken. Sindsdien is het niet
meer gewenst de gewone voorvoegsels kilo, mega, giga, tera, peta en exa te gebruiken voor
machten van twee. Een megabyte is bij internationale afspraak sinds 1998 dus gelijk aan
1.000.000 bytes.
Causaal verband
Men spreekt van een causaal verband tussen twee gebeurtenissen, wanneer gebeurtenissen
plaatsvinden als gevolg van bepaalde andere gebeurtenissen die daaraan vooraf gegaan zijn;
een oorzaak gaat vooraf aan een gevolg.
Het getal 15 is groter dan 10. Het getal 10 is groter dan 6. Dan is het getal 15 groter dan 6.
Het aantal geboorten daalt en het aantal ooievaars daalt. Maar aangezien kinderen niet door
de ooievaar gebracht worden, is er geen causaal verband.
Centrummaat
Een centrummaat is een term uit de statistiek. Met een centrummaat wordt een indruk
gegeven van het centrum van een hoeveelheid gegevens. Afhankelijk van de gehanteerde
centrummaat kan het centrum het midden van de gegevens, dan wel de plaats of meest
waarschijnlijke plaats waar zich de meeste gegevens bevinden. Een centrummaat geeft
daarmee in één getal een indruk van de gegevens en wordt soms ook als samenvatting in
één getal van de gegevens of de verdeling gebruikt. Bekende centrummaten zijn
het gemiddelde, demediaan en de modus.
Cilinder
3 zijvlakken, geen ribben, grondvlak en bovenvlak hetzelfde, inhoud: π x r² h
, Cirkel
De omtrek P van een cirkel is P = 2 x π x r of P = π x d.
De oppervlakte O van een cirkelschijf is O = π x r x r of O = π x r2
Commutatieve eigenschap
De commutatieve eigenschap (ook wel de wisseleigenschap genoemd) is de eigenschap dat
men de getallen in een bewerking mag verwisselen, omdat de uitkomst daardoor niet
verandert.
Congruent
In de meetkunde worden twee figuren congruent genoemd, als de ene in de andere
getransformeerd kan worden via translatie (verschuiving), rotatie (draaiing) en/of
spiegeling.
Anders gezegd zijn twee figuren congruent, als zij na een geschikte verplaatsing precies op
elkaar passen. Congruente figuren hebben alle eigenschappen gemeen.
Contextgebonden handelen
Wanneer een reken-wiskundig probleem als een contextsituatie wordt aangeboden, dan kan
de oplossing ervan deels of geheel binnen die contextsituatie gedaan en begrepen worden.
In dat geval spreekt men van een contextgebonden handelen.
Continue situatie
Wanneer bij bijvoorbeeld het tekenen van een grafiek de waarden op de horizontale as
continu in elkaar overlopen en geordend zijn (vaak gaat het in dit geval om meetgetallen),
dan spreekt men van een continue situatie.
Decimaal (positioneel) getallensysteem of talstelsel
Een decimaal (positineel) getallensysteem of talstelsel is een positioneel talstelsel dat
gebaseerd is op machten van 10: 10-2 = 0,01, 10-1 = 0,1, 100 = 1, 101 = 10, 102 = 100, 103 =
1000, enz.
Decimale breuk
Een decimale breuk is een breuk die geschreven is als een kommagetal en heeft de betekenis
van een meetgetal. In het getal wordt na het cijfer dat de eenheden weergeeft een komma
geplaatst en vervolgens gaan we gewoon verder met het systeem: het eerstvolgende cijfer
geeft het aantal malen 10-1 (dus tienden) aan, het daaropvolgende cijfer het aantal malen 10-
2
(honderdsten) enzovoort. Met het getal 24,31 bedoelen we: 2 tientallen + 4 eenheden + 3
tienden + 1 honderdste of 2 x 102 + 4 x 100 + 3 x 10-1 + 1 x 10-2 .
Elke breuk is een decimale breuk of een repeterende breuk, waarin een groep decimale
cijfers zich gaat herhalen.
Niet elke breuk kan als een decimale breuk geschreven worden. Wel kan elke breuk
willekeurig dicht benaderd worden door een decimale breuk. Een repeterende breuk kan
niet op de gewone manier met een eindig aantal cijfers weergegeven worden. Er is sprake
van een repetendum.