Samenvatting inleiding recht:
Blok 1 23/24:
Leerdoelen:
- Student kan de zoekmethodes voor het gebruiken van de wettenbundel benoemen en
toepassen.
- Student kan de structuur van de wettenbundel uitleggen.
- Student kan de structuur van wetten en regelingen benoemen aan de hand van de
begrippen; opschrift, aanhef, considerans en corpus.
- kan de verschillende doelen van het recht benoemen;
- kan de verschillende indelingen van het recht uitleggen;
- kan het verschil tussen publiekrecht en privaatrecht benoemen en weet beide begrippen uit
te leggen;
- kan de verschillende rechtsgebieden onderscheiden en de kenmerken van de rechtsgebieden
uitleggen;
- kan het recht indelen naar onderwerp;
- kan het verschil tussen materieel en formeel recht benoemen en weet beide begrippen
uitleggen;
- kan het verschil tussen wetten in formele zin en wetten in materiële zin uitleggen;
- kan onderscheid maken tussen de verschillende bronnen van het recht.
- Student kan wetsartikelen op de juiste manier citeren
- De student kan een alternatief en cumulatief rechtsgevolg als begrip benoemen;
- De student kan alternatieve en cumulatieve rechtsvoorwaarde als begrip benoemen;
- De student kan wetsartikelen ontleden in rechtsvoorwaarde(n) (cumulatief en alternatief) en
rechtsgevolg(en) (cumulatief en alternatief)
- De student kan de stappen van het JSP benoemen + uitwerken in een casus
- kan een omschrijving geven van de bestuurstaak;
- kan uitleggen welke doelstellingen ten grondslag liggen aan de totstandkoming van
de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) en hoe deze is opgebouwd;
- kan de begrippen bestuursorgaan, belanghebbende en de verschillende
bestuursrechtelijk besluiten uitleggen aan de hand van wetsartikelen en kan de de
verschillende rechtsvoorwaarden per begrip onderscheiden;
- kan uitleggen welke regels tot het algemeen – en bijzonder bestuursrecht behoren;
- kan de geschreven (aan de hand van een wetsartikel) – en ongeschreven algemene
beginselen van behoorlijk bestuur (Abbb’s) in een casus herkennen
- De student kan jurisprudentie lezen, de kern hiervan reproduceren en de rechtsregel
toepassen in de casus.
- kan de rechterlijke organisatie uitleggen aan de hand van de Wet op rechterlijke
organisatie en de Wet op de rechterlijke indeling;
- kan het karakter van burgerlijke rechtspraak, strafrechtspraak en
bestuursrechtspraak uitleggen en van elkaar onderscheiden;
- kan de verschillende interpretatiemethoden uitleggen;
- kan het legaliteitsbeginsel uitleggen;
- kan onderscheid maken tussen het bijzonder en algemeen deel van het strafrecht;
- kan onderscheid maken tussen misdrijven en overtredingen;
- kan de opbouw van een stafbepaling uitleggen;
- kan de verschillende strafdoelen uitleggen.
- kent de indeling van het Burgerlijk Wetboeken
- kent de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek;
- kan het onderscheid maken tussen dwingend – en regelend recht;
,- kan uitleggen wat een verbintenis is en de bron van een verbintenis herkennen en
benoemen;
- kan uitleggen wat een verbintenis uit overeenkomst inhoudt;
- kan onderscheid maken tussen een overeenkomst en een bijzondere overeenkomst;
- kan uitleggen hoe een overeenkomst tot stand komt;
- kan uitleggen op welke wijze een rechtshandeling zonder vrije wil wordt gevormd en
wat de gevolgen daarvan zijn;
- de student kan het rechtsfeitenschema toepassen.
- kan de verbintenissen uit de wet uitleggen en herkennen in een casussituatie
(onrechtmatige daad, zaakwaarneming, onverschuldigde betaling,
ongerechtvaardigde verrijking);
- kan de voorwaarden, die bepalen of er sprake is van onrechtmatige daad, herkennen
en toepassen in een casussituatie;
- kan beoordelen of er sprake is van gevaarzetting of een onjuiste belangenafweging
aan de hand van de relevante jurisprudentie;
- kan het rechtsfeitenschema toepassen (herhaling);
- kan de relativiteitseis uitleggen;
- de rechtvaardigingsgronden van onrechtmatige daad benoemen en herkennen.
- begrijpt de positie van het arbeidsrecht ten opzichte van de rest van het Burgerlijk
Wetboek;
- kan het doel en het karakter van het arbeidsrecht schetsen;
- kan de verschillende soorten overeenkomsten tot het verrichten van arbeid en de
mogelijke flexibele arbeidsrelaties herkennen in een casus en de wet- en regelgeving
hieromtrent toepassen in een casus;
- is in staat uit gegeven informatie de kenmerken van de arbeidsovereenkomst te
herkennen/herleiden;
- kan de wettelijke regeling van rechtsvermoedens voortvloeiende uit de artikelen
7:610a en 7:610b BW toepassen in een casus
- begrijpt de positie van het arbeidsrecht ten opzichte van de rest van het Burgerlijk
Wetboek;
- kan het doel en het karakter van het arbeidsrecht schetsen;
- kan de verschillende soorten overeenkomsten tot het verrichten van arbeid en de
mogelijke flexibele arbeidsrelaties herkennen in een casus en de wet- en regelgeving
hieromtrent toepassen in een casus;
- is in staat uit gegeven informatie de kenmerken van de arbeidsovereenkomst te
herkennen/herleiden;
- kan de wettelijke regeling van rechtsvermoedens voortvloeiende uit de artikelen
7:610a en 7:610b BW toepassen in een casus.
, Nederlands recht begrepen:
H1 NRB: Het recht
1.1 inleiding:
1.2 Omschrijving en doel van het recht:
Doel van het recht: Door de doelen weet huurder en verhuurder, koper en verkoper, werknemer
en werkgever, burgers, bedrijven en overheid welke rechten en plichten ze hebben.
- Ordenen van de samenleving.
- Regels om conflicten op te lossen.
- Rust en rechtvaardigheid.
- Bescherming van de zwakken.
- Conflictbeheersing.
- Zelfontplooiing.
- Evenwicht tussen de belangen van het individu en die van de maatschappij.
Recht: Het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
1.3 Rechtsgebieden:
Rechtsgebieden: het recht word in verschillende onderdelen verdeelt. Je heb 4 rechtsgebieden:
1 Staatrecht: Geeft grondregels voor de organisatie van de staat. Het bied regels van hun onderlinge
verhouding tussen overheid en burger. Het gaat over de regering en de Tweede Kamer, onderlinge
houding, staatshoofd positie, gemeenteraad en burgemeester, het verschil tussen landelijk en
gemeentelijke overheid, en over rechten van burgers in de staat. Het biedt een organisatieplaatje.
2 Bestuursrecht: Houdt zich bezig met de overheid in actie. Het geeft regels over het uitoefenen van
de bestuurstaak van de overheid. Zoals: milieu, het onderwijs, gezondheid, welzijn, verkeer en de
sociale zekerheid. Bijvoorbeeld: Een boomkappen aanvragen, uitkeringen uitvragen. Daarnaast beidt
het BR recht op bezwaar en beroep als ze zich tegen handelingen of besluiten willen tegen gaan
3 Strafrecht: Het vormt maar een bescheiden deel van het recht. Het gaat over verboden
gedragingen. Wie zich schuldig maakt aan de gedraging kan door de rechter gestraft worden.
Voorbeelden verboden gedragingen: diefstal, moord, verkrachting, vernieling en valsheid in
geschrifte. OM (Openbaar ministerie), politie en rechten belangrijkste rol. Politie spoort strafbare
feiten op en de personen die het plegen. Het OM beslist op onderzoek basis de vervolging en leggen
het voor de rechter, de taak van de rechter de straf opleggen. Het OM is verantwoordelijk dat de
veroordeelde ook de straf ondergaat.
4 Burgerlijk recht: Wordt ook wel civiel of privaat recht genoemd Regelt de verhouding tussen
burgers onderling. Rechtsrelaties die op geld waardeerbaar zijn, en familierechtelijke relaties die niet
op geld waardeerbaar zijn. In het onderdeel persoons en familie recht gaat het over
familierechtelijke verhouding in en buiten gezin (geboorte, overlijden, naamrecht, afstamming,
huwelijk, echtscheiding en minderjarigen. In het vermogensrecht worden de rechtsbetrekkingen
geregeld die op geld waardeerbaar zijn (huis eigendom, schuld, plicht om koopsom te betalen,
ontstaan uit dezelfde koopovereenkomst). Binnen het vermogensrecht heeft erfrecht een specifieke
plaats. Dit deel beschrijft wat er gebeurt met het vermogen van een overledene (wettelijke
erfgenamen). Het geeft regels over het opmaken van een testament. Het rechtspersonenrecht zijn
organisaties en bedrijven die zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen. Het vermogen van de
rechtspersoon staat los van het vermogen van de bestuurders van deze rechtspersoon.