Hoofdstuk 1
Consumentengedrag moet de basis zijn van het handelen op het gebied van marketing en
marketingcommunicatie. Je moet begrijpen hoe een consument handelt, denkt en doet.
Met marketingcommunicatie wil je ingrijpen op het handelen van de consument en daarmee
z’n handelen beïnvloeden.
Er vallen drie soorten winkels te onderscheiden:
1) Brick-and-mortar: Alleen een fysieke winkel, vaak kleine bedrijfjes zoals de lokale
groenteboer.
2) Brick-and-click: Zowel fysieke als online winkel, bijvoorbeeld H&M, Adidas etc.
3) Pure play: Alleen verkoop via internet, zoals Zalando, AboutYou etc.
Multichannel shoppen: De consument maakt gebruik van meerdere kanalen: het internet,
fysieke winkels, catalogus etc. om een aankoop te doen.
Binnen het multichannel shoppen zijn diverse soorten consumenten de definiëren:
A) Uninvolved shoppers: Maakt het allemaal niet zo veel uit, kiest een product en koopt dit
vervolgens.
B) Store-focused consumers: Kopen altijd vaste producten bij vaste winkels.
C) Multichannel enthusiasts: Consumenten die voelen, ruiken, proeven etc. voordat de
aankoop plaatsvind.
Een consument kan diverse aankoopmotieven hebben om een bepaald product te kopen:
• Economisch: Waar is het product het goedkoopst.
• Zelfbevestiging: Dit product hoort bij mij.
• Symbolisch: Ik wil laten zien dat ik bij de tijd ben, ik hoor erbij.
• Sociaal en experience: Ervaring en uitwisseling.
• Routine: Ik bestel hier altijd.
(online) marketingfuncties bij:
1. Probleemherkenning= Anticiperen op de behoeften, reageren op problemen, e-profiling.
2. Informatie zoeken= Adverteren, Zoekmachines, sociale media.
3. Evaluatie van de alternatieven= Ondersteuning, beoordeling, ratings etc.
4. Keuze en aankoop= Gemak van bestellen, betalen en leveren.
5. Post-aankoopgedrag= Webcare, relatiemanagement, communities etc.
e-profiling= inloggen en alles is bekend, weten wat jou interesses zijn, weten waar je naar
opzoek bent en zo kunnen anticiperen op jouw behoefte.
Orderglitch= het mislukken van het, binnen een vooraf beloofde termijn afleveren van
producten; het falen van de fulfilment diensten -> belangrijke keuze voor een consument om
over te stappen. Probeer de gehele keten (proces bestellen-afleveren) in eigen handen te
houden.
, Hoofdstuk 2
Digitaal sociaalgedrag= Gedrag tussen mensen onderling, speelt een grote rol bij
aankoop/aankoopmotieven.
Motivaties voor het gebruik van social media:
➢ Informatie
➢ Identiteit
➢ Sociale interactie
➢ Entertainment
Sociale mediatypologie:
Zelfexpressie in sociale media= Je hebt zelf in de hand wat je plaatst:
• Situatie: De situatie en context beïnvloeden motieven voor zelfexpressie, social media =
ME TV
• Beslissen over identiteit: Consument bepaalt hoe hij/zij zichzelf voordoet op bijv. social
media= Peeping
• Link met merk: Merken dienen als signaal voor zelfexpressie= branding
Big five-model:
1. Neuroticisme= mate van emotionele controle, trigger= bedreigingen en gevaren
2. Openheid= breedte van interesse, openstaan, trigger= woorden en ideeën
3. Nauwkeurigheid= ordelijk, gelijkheid, trigger= plannen en doelen
4. Altruïsme= onbaatzuchtelijkheid, vriendelijk, trigger= andere mensen
5. Extraversie= avontuurlijkheid, social gedrag, trigger= potentiële beloningen
Marketingnetwerk= Het stimuleren van consumenten om interactief te communiceren met de
website van de organisatie (brandpage), of hem uit te nodigen deel te nemen aan een e-mail
distributielijst.