Dispositionele domein I
In dit college wordt gekeken naar de structuur van persoonlijkheid. In het specifiek worden de vragen
“Wat is het verschil tussen persoonlijkheidstypologieën en –dimensies?”, “Hoe kan de Lexicale
Methode een uitspraak doen over persoonlijkheid?” en “Wat zijn kenmerken van—en verschillen
tussen—a) het Big Five model en b) het HEXACO Model?” beantwoord.
Vraag: Wat is het verschil tussen persoonlijkheidstypologieën en –dimensies?
In het filmpje zijn twee type varkens te zien. Tijdens het experiment wordt het varken op z’n rug
gelegd als reactie erop blijven sommige varkens liggen en andere varkens verzetten zich erg sterk. Op
basis hiervan kunnen de varkens in actief of juist niet actief worden ingedeeld. Dit effect is ook terug
te zien met andere eigenschappen bij andere dieren, zoals agressie bij muizen en de omgang met
schrikdraad.
Het valt op dat dieren eigenlijk op twee verschillende manieren kunnen reageren op een prikkel. Hier
is eigenlijk geen tussen variant van. Een die valt in een van de typen categorien!
Hiernaast een een diagrma van het verschil tussen
dimensie en typen weergegeven met betrekking tot de
actieve en passieve varkens. Er is maar 1 dimensie, maar
er zijn 2 types daarbinnen. Bij type ga je uit van
kwalititatve verschillen en bij dimensie ga je uit van
kwantitatieve verschillen.
De vraag in dt college is “Kun je bij de mens ook
persoonlijkheidstypen onderscheiden?”.
Voorbeeld typologieën
Het eerste onderscheid in verschillende types volgens Osch kon men afleiden op basis van de
lichaamssappen. Het voorkomen van deze sappen kon het type mens. Later werden hier ook de
verschillende getijden en elementen bij betrokken.
1. Sanguineus (bloed, lucht en lente): Actief,
optimistisch, sociaal, heetbloedig, iets opgezet
en veel tijd voor sociale activiteit.
2. Cholericus (gele gal, vuur en zomer):
Agressief, temperament, competitief,
ambitieus en vurig
3. Melancholicus (zwarte gal, aarde en herfst):
Somber, passief, introvert en droog
temparament.
4. Phlegmaticus (slijm, water en winter): Kalm,
rustig en beheerst.
Een andere vorm wordt geïntroduceerd door Sheldon voor de tweede wereldoorlog. Hij baseerde
types op de lichaamsbouw van een persoon. Hierbij was er een verschil tussen de zwaardere en
forsere mensen, de gespierde mensen en de dunnere en tengere mensen (drie types). Het meest
gespierde type wordt als agressiever en met een hoog temperament getypeerd. De forsere als
gezellig en extravert en de tengere als introvert en nauwgezet.
(NB: Deze theorie klopt niet! Er is geen verband tussen lichaamsbouw en persoonlijkheidstype.)
, Dan is er nog Jung’s typologie, Myers-Briggs Type Indicator (MBTI). Deze test werd geïntroduceerd
om te bepalen waar vrouwen het beste zouden passen op de werkvloer. Later is deze test vernieuwd
en uitbreidt. Vandaag de dag wordt in het bedrijfsleven de MBTI nog steeds gebruikt. De MBTI
bestaat uit vier dichotomieën waaruit zestien mogelijk types bepaald kunne worden:
- Extraversie vs. Introversie (=Extraversion vs. Introversion)
- Observatie vs. Intuïtie (=Sensing vs. iNtuition)
- Reflectie vs. Gevoel (=Thinking vs. Feeling)
- Beheersing vs. Perceptie (=Judging vs. Perceiving)
Dus wanneer we even terug gaan zijn erop basis van de
Griekse/ Romeinse indeling van persoonlijkheidstypes twee
dimensies die ten grondslag liggen aan de vier
persoonlijkheidstypes. Echter is de vraag of het echt deze
twee dimensies zijn, of zijn er eigenlijk meer dimensies? En
hoe bepalen we deze dimensies?
Persoonlijkheidsconstructen: Op zoek naar een ‘periodiek
systeem’ van de persoonlijkheidsconstructen. Net als in het
periodiek systeem, zijn de bouwstenen van de
persoonlijkheid bekend. De bouwstenen staan beschreven
in een voldoende omvattend woordenboek (van Dale)!
Dit idee is opgenomen in de lexicale hypothese door
Goldberg (1981). Deze hypothese stelt dat voor individuele verschillen die van belang zijn voor de
dagelijkse transacties van personen zullen uiteindelijk in de taal hun weerslag vinden (1). Hoe
belangrijker een individueel verschil is, des te meer talen zullen er een woord voor hebben (2). In
elke taal zijn deze woorden te vinden in een voldoende omvangrijk woordenboek (3).
Dit idee is voor het eerste geopperd door Francis Galton in 1884. Hij schreef toen “I tried to gain an
idea of the number of the more conspicuous aspects of the character by counting in an appropriate
dictionary the words used to express them”. Hij begon dus simple weg te tellen. Echter duurde dit te
lang, “It may seem hopeless to deal accurately with so vague and wide a subject.”, en gaf hij op!
De woorden van waarmee een individu zichzelf kan omschrijven zijn:
- Zelfstandig Naamwoorden: Clown, dictator, leugenaar, criticus
- Bijvoeglijk Naamwoorden (adjectieven): Grappig, dictatoriaal, leugenachtig, kritisch
o Zeggen het meeste over de persoonlijkheid van een persoon.
- Werkwoorden: Lachen, dicteren, liegen, bekritiseren
De eerste selectie van adjectieven gebeurde in 1936. Deze werd gedaan in de Webster’s 1925 ‘New
International Dictionary’ en bevatte ongeveer 400.000 woorden waarvan 17.953 adjectieven. Deze
werden allemaal met de hand uitgezocht en gegroepeerd. Maar: Adjectieven die uiterlijk (lang, dik),
intellectuele vermogens (capabel, intelligent), tijdelijke stemmingen (gekwetst, verbaasd) en sterke
evaluatie (abnormaal, slecht) beschrijven, werden verwijderd!
Uiteindelijk bleken er : 3.584 adjectieven die betrekking hebben op stabiele trekken. Hiervan 1.710
‘gebruikelijke’ woorden ingezet in onderzoek. In de Nederlandse versie van het onderzoek werden er
van de 1.203 adjectieve 551 ingezet.
Uitkomst onderzoek: