Psychopathologie samenvatting voor toets B les 4 t/m 6
Hoofdstuk 8 middelen gerelateerde verslavingsstoornissen
Stoornis door middelen ter weeg gebracht: Stoornissen zoal intoxicatie, die door het gebruik van
psychoactieve stoffen kunnen worden geïntroduceerd. Eerste categorie is afwijkende
gedragspatronen als gevolg van het gebruik psychoactieve middelen. De tweede belangrijke type zijn
intoxicatie en onttrekkingssyndroom.
Intoxicatie: een toestand waarin de hersens zo zijn beïnvloed door het middel dat ze niet mee
adequaat kunnen functioneren. In bepaalde gevallen kan intoxicatie tot de dood leiden.
Onttrekkingssyndroom: Groep symptomen die zich voordoen wanneer een afhankelijk persoon na
zwaar, langdurig gebruik van een bepaalde stof plotseling stopt met gebruiken.
Tolerantie: lichamelijke gewenning aan een drug/middel/medicijn
Fysiologische afhankelijkheid: een situatie waarin het lichaam van de druggebruiker afhankelijk
wordt van een voortdurende toevoer van de stof. Belangrijkste tekenen: tolerantie en
onthoudingsverschijnselen.
Psychologische afhankelijkheid: Dwangmatig gebruik van een stof om in een psychologische
behoefte te voorzien. Gevolg: onttrekkingssyndroom, een reeks psychologische en lichamelijke
symptomen die volgen op het abrupt stoppen met het gebruik van een middel.
Lichamelijke of middelafhankelijkheid: De term lichamelijke of fysieke afhankelijkheid heeft
betrekking op een regulier en groot gebruik van middelen dat er fysiologische veranderingen zijn
ontstaan in lichamelijke processen. Het lichaam wordt afhankelijk van het middel dat je gebruikt.
Door tolerantie ga je meer gebruiken en als je abrupt stopt kan je onttrekkingsverschijnselen krijgen.
Dempende middelen: een stof die de activiteit van het centraal zenuwstelsel onderdrukt. Emoties
van spanning en angst verminderen, bewegingen vertraagt en cognitieve processen afremt. (alcohol)
Alcoholisme: afhankelijkheid of verslaving aan alcohol leidt tot ernstige persoonlijke, sociale,
beroepsmatige of gezondheidsproblemen. Biochemische effecten onweerstaanbare hunkering naar
meer. dempende middelen
Barbituraten: kalmerende middelen die worden gebruikt om angst te verlichten of slaap op te
wekken en die zeer verslavend werken.
Narcotica: Geneesmiddelen die worden gebruikt om pijnbestrijding en behandeling van
slapenloosheid en die sterk verslavend kunnen zijn. Opiaten dempende middelen
Endorfine: Natuurlijke stoffen die in de hersenen als neurotransmitters werken met een effect dat
lijkt op dat van morfine. Opiaatachtig effect dempende middelen
Heroïne: een bewustzijn verlagend middel dat uit morfine wordt bereid en dat sterk verslavende
eigenschappen heeft. Opiaat dempende middelen
Morfine: een sterk verslavend, bewustzijnsverlagend middel dat uit de opiumpapaver wordt bereid;
middel verlicht pijn en veroorzaakt gevoelens van welbehagen. Opiaat dempende middelen
Stimulantia: Psychoactieve stoffen die de activiteit van het zenuwstelsel verhogen.
Amfetamine: typen stimulantia als benzedrine of dexedrine. Stimulantia
Coke: stimulantia
3 categorieën middelen: hallucinogene (lsd, paddo’s), stimulerende (speed, coke, xtc) en dempende
middelen (alcohol, wiet, heroïne, morfïne).
,Je kunt de belangrijkste theoretische perspectieven beschrijven die we gebruiken om middel
gerelateerde stoornissen te begrijpen.
Theoretisch perspectieven: Peer-pressure door gebruik lijken ze volwassen of om af te zetten tegen
ouder of tegen de maatschappij. Adolescenten kunnen afhankelijk raken van de drug om de
overgang naar zelfstandigheid en grote veranderingen in hun leven betreft werk, studie en levensstijl
beter aankunnen. Ze blijven gebruiken omdat de drug plezierige effecten hebben of omdat ze moeite
hebben om te stoppen. Mensen roken om te ontspannen wnr ze gespannen zijn, of zien het niet als
een verslaving. Kalmerende effecten van alcohol, marihuana, angstremmers en kalmerende
middelen. Mensen met weinig zelfwaardering of zelfvertrouwen kunnen aangetrokken worden coke
of amfetamine. En vanuit armoede, verveling en angst kunnen jongeren naar heroïne en andere
drugs grijpen.
Biologisch perspectieven: De chronische drugsgebruiker wordt afhankelijk van de drug om gevoelens
van plezier te verkrijgen die de hersenen niet langer op zichzelf kunnen teweeg brengen en om
depressie en angst en andere storende gevoelens de vermijden. Neurotransmitters in dit geval de
dopamine (nicotine, alcohol, amfetamine, heroïne, cocaïne en zelfs marihuana). Wanneer je
verslaafd bent aan opiaten zoals heroïne dan maak je endorfine (maak je sowieso) aan, als het
lichaam went aan de toevoer van opiaten, stopt de vorming van endorfine. Dit kan een onplezierig
ontwenningsverschijnsel zijn. Genetische factoren: Mensen met een familiegeschiedenis van
drugsgebruiker hebben 4 tot 8x grotere kans op het ontwikkelen van deze stoornissen. Dit komt door
een bepaalde gevoeligheid in de genen die met name invloed kunnen hebben op de wijze waarop
diverse neurotransmitters functioneren, met name dopamine. Omgevingsfactoren: Spelen ook een
rol. Mensen met een groot genetisch risico op alcohol gerelateerde aandoeningen die in een
alcoholvrije omgeving worden opgevoed hebben een kleiner risico op alcoholisme en gerelateerde
aandoeningen. Er is dus samenhang met sociale, culturele en psychologische factoren.
Biologische benadering behandelen: bij chemische afhankelijkheid begint met een biologische
behandeling bijv. detoxificatie (het proces waarbij het lichaam onder medische begeleiding van
alcohol of drugs wordt ontdaan). Behandeling is vaak int ziekenhuis i.v.m. Een insult, registreren en
behandelen. Ernstige verschijnselen zoals insulten en delirium tremens kunnen met angst remmende
geneesmiddelen als benzodiazepinen worden onderdrukt. Het resultaat van de detoxificatie van
opiaten kan door gedragstherapie worden verbeterd. Dit word gedaan d.m.v. geldbeloningen voor
onthouding (die uit een negatief urinemonster moet blijken). Detoxificatie van alcohol duurt een
week. De helft van alle drugsgebruikers valt binnen een jaar terug. Langdurig effect wordt verhoogd
door blijvend ondersteunende en gestructureerde therapie, zoals gedragstherapie, mogelijk in combi
met geneesmiddelen. Medicatie: alcohol: disulfiram reactie wnr je wel alcohol drink is misselijkheid,
hoofdpijn, hartklopping en braken. Soms extreme lage bloeddruk waardoor je in shock kunt raken.
Een mogelijke hunkering naar alcohol kan mogelijk veroorzaakt worden door een serotonine tekort.
Medicijn voor hunkering bij cocaïne is antidepressiva, het terugval percentage wordt verkleind, deze
geneesmiddelen stimuleren neurale processen die gevoelens van plezier uit dagelijkse bezigheden
bevorderen. Nicotine verslaving: antidepressivum bupropium wordt gebruikt om het verlangen naar
nicotine te dempen. Heroïne verslaving: gebruik gemaakt van methadon, is een synthetisch opiaat
met een lange halfwaardetijd (de benodigde tijd om de helft van het in het vloed aanwezige middel
af te breken) van ongeveer 24 uur, hierdoor heeft het weinig onttrekkingsverschijnselen zoals de
kortwerkende opiaten. Het verminderd de hunkering en dempt onaangename symptomen die met
onthouding gepaard gaan. Door dit opiaat wordt de gebruiker niet verdoofd en dus zou hij met dit
middel zijn leven weer op de rails te krijgen of een baan kunnen krijgen. (helaas lukt dit niet iedereen
zelfs niet wanneer zij ook psychotherapie krijgen). Veel therapeuten prefereren bupronorfine
(morfine soort, blokkeert de onthoudingsverschijnselen en de hunkering, zonder sterke roes) omdat
het minder verdovend effect heeft en slecht 3x per week in tablet vorm genomen hoeft te worden,
terwijl methadon dagelijks in vloeibare vorm moet worden ingenomen. De combi met psychosociale
rehabilitatie en counseling kan de patiënten stimuleren om zich aan de medicatie zoals methadon
houden. Naltrexon: lijkt alleen de hunkering tegen te gaan bij alcohol of heroïne. Een lastig probleem
, van deze geneesmiddelen: naltrexon, disulfiram of methadon is dat mensen met
verslavingsproblemen vrij gemakkelijk kunnen stoppen met deze geneesmiddelen. Hierdoor zijn deze
geneesmiddelen alleen effectief in een context van een breder behandelingsprogramma dat bestaat
uit psychotherapie en bijv. het aanleren van praktische vaardigheden, het volgen van een
beroepsopleiding of het leren omgaan met stress.
Intramurale behandeling: wordt de verslaafde in een ziekhuis of therapeutische omgeving
opgenomen. Ivm. Detoxificatieperiode. Uit onderzoek is gebleken dat therapeutisch
dagbehandelingsgroepen even effectief zijn als intramurale behandelingsfaciliteiten.
Leerperspectieven: zij stellen dat verslavingsgedrag grotendeels is aangeleerd en dat dit gedrag in
principe ook weer afgeleerd kan worden. Operante en klassieke conditionering en observationeel
leren. Verslaving is volgend hen geen ziekte maar een problematische gewoonten. (ze ontkennen de
genetische en biologische factoren niet dat die de verslavingsproblemen kunnen verhogen, ze
benadrukken de rol van het leren door het in stand houden van dit probleemgedrag.) Emotionele
stress of angst of depressie leiden vaak tot drugsverslaving. Gebruik kan een gewoonte worden door
het plezier (positieve bekrachtiging). Conditionering: mensen kunnen beginnen door sociale
invloeden, trail-and-error, of door naar andere te kijken die drugs gebruiken. Van alcohol leren zij dat
het gevoel van euforie, vermindering van angst en spanning en ontremming. Drugsverslaving kan
ook sociale bekrachtiging opleveren, bijv. goedkeuring van verslaafde vrienden en soms (tijdelijke)
overwinning van sociale verlegenheid. In termen van operante conditionering is verlichting van
onaangename onthoudingsverschijnselen een negatieve bekrachtiging om het drugsgebruik weer te
hervatten. Klassieke conditionering: Hunkering is een geconditioneerde respons op
omgevingsprikkels die geassocieerd worden met eerder gebruik van het middel. Langs een slijterij
lopen kan deze geconditioneerde respons een hunkering naar alcohol oproepen. Er gebeurt echt wat
in de hersenen wnr een alcoholverslaafde alcohol zien of ruiken. Bij sociale drinkers zie je dit niet.
Gevoelens van angst of depressie die gekoppeld zijn aan het gebruik van alcohol of drugs kunnen ook
hunkering opwekken. Mensen met de groot risico op terugval (alcohol) zijn het meest gebaat mij
een conditionering gebaseerde behandeling, cue exposure training. Het koppelen van de Ceu (fles
drank) aan het uitblijven van bekrachtiging (het drinken wordt verhinderd) kan ertoe leiden dat de
geconditioneerde hunkering verdwijnt. Wanneer mensen weer naar hun eigen omgeving terug gaan
komt de hunkering vaak weer terug. Observationeel leren: zien drinken, nadoen. Jonge mannen zijn
hier vatbaar voor. Zelfde geld voor roken in de adolescentie, zien roken is aanzetten tot roken.
Leertheoretici nemen aan dat; ons gedrag door beloning en straffen wordt gevormd. Programma’s
voor contingency management (CM) voorzien in bekrachtiging (beloning) die afhankelijk is van het
vertonen van gewenst gedrag (bijv inleveren van een negatieve urinemonster) en bijv bij positief
gedrag een lootje (en dus geld kunne winnen) trekken. Beloning werkt dus. Aversieve
conditionering: worden vooral pijnlijke of onaangename stimuli gekoppeld aan verslaving
gerelateerde stimuli om gebruik minder aantrekkelijk te maken. Vaak bij problematische drinkers in
met alcohol gecombineerd een elektrische schok of geneesmiddelen die misselijkheid of braken
veroorzaken. Assertiviteitstraining voor het leren om tegaan met de sociale druk van drinken.
Cognitieve perspectieven: Er zijn aanwijzingen dat cognitieve factoren een rol spelen bij misbruik en
afhankelijkheid van middelen. Verwachtingen over vermoede voordelen van alcohol- of drugsgebruik
of van het roken van een sigaretten zijn duidelijk van invloed op de beslissing om deze middelen te
gaan gebruiken. De mate waarin vrienden een positieve houding hebben tegenover alcoholgebruik s
dan een belangrijke factor bij alcoholgebruik onder adolescenten. One-drink effect – Neiging van
alcoholisten om door te drinken als ze eenmaal een drankje hebben gehad ook wel Self-fulfilling
prophecy, wat Beck ook wel absolutistisch denken (Beck) noemt.
Gedragstherapie: de behavioristische benadering voor het behandelen van misbruik is
afhankelijkheid van middelen is gericht op het modificeren van verslaafde gedragspatronen.