Samenvatting recht
1. het recht
1.2 omschrijving en doel van het recht
Belangrijkste doel van het recht: het ordenen van de samenleving en het geven van regels om
conflicten op te lossen zodat de orde kan terugkeren. Door deze regels kan het samenleven van
mensen ordelijk verlopen.
Om enige ordening aan te brengen in die enorme massa juridische regels wordt het recht ingedeeld
in verschillende onderdelen, die rechtsgebieden worden genoemd.
Definitie recht: recht is het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent
1.3 Rechtsgebieden
Staatsrecht
het staatsrecht geeft grondregels voor de organisatie van de Staat. In het staatsrecht gaat het
bijvoorbeeld over de regering en de Tweede Kamer, over hun onderlinge verhouding, over de positie
van het staatshoofd, van de gemeenteraad en over de rechten van burgers in de Staat.
Bestuursrecht
het Staatsrecht biedt een ‘organisatieplaatje’ van de overheid. Het schetst de overheid ‘in ruste’. Het
bestuursrecht houdt zich bezig met de overheid ‘in actie’. Het geeft regels over de bestuurstaak van
de overheid. Dit is de ordende taak van de overheid. (milieu, onderwijs, gezondheid en welzijn).
Mensen hebben belangen bijvoorbeeld een uitkering, boom omkappen, deze mensen komen dan in
aanmerking voor het bestuursrecht. Daarnaast biedt het bestuursrecht burgers recht op bezwaar en
beroep als ze zich tegen handelingen of besluiten van de besturende overheid willen verzetten.
Strafrecht
typerend is dat het verboden gedragingen beschrijft waarop straf staat. In het strafrecht spelen
politie, Openbaar Ministerie en de rechter een belangrijke rol.
Burgerlijkrecht
het burgerlijkrecht regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Deze rechtsrelaties
kunnen heel verschillend van aard zijn. Bijvoorbeeld: familierechtelijke relaties en rechtsrelaties die
op geld waardeerbaar zijn.
Personen- en familierecht: de aangiften van je kind, overlijden, naamrecht, echtscheiding en het
huwelijk.
Het vermogensrecht: hierbij worden rechtsbetrekkingen geregeld die op geld waardeerbaar zijn. Het
vermogensrecht beschrijft alle rechten waaruit een vermogen is opgebouwd. (het recht van
eigendom op zijn huis, de schuld die iemand heeft, etc).
Erfrecht: beschrijft wat er gebeurd met vermogen van een overledene.
Rechtspersonenrecht: dit zijn organisaties en bedrijven die zelfstandig aan het rechtsverkeer
deelnemen. Het vermogen van de rechtspersoon staat los van het vermogen van de bestuurders van
deze rechtspersoon. Een rechtspersoon heeft dus een eigen vermogen, kan zelf schulden of winst
boeken.
Het burgerlijk recht wordt ook wel civiel recht of privaatrecht genoemd.
,De vier rechtsgebieden zijn:
1. staatrecht
2. Bestuursrecht
3. Strafrecht
4. Burgerlijk recht (civiel recht of privaatrecht).
1.4 Publiekrecht en privaatrecht
we spreken van publiekrecht als de overheid een geheel eigen taak of positie in een bepaald
rechtsgebied heeft. Het staatrecht, het bestuursrecht en het strafrecht horen tot het publiekrecht.
In het burgerlijk recht heeft de overheid geen specifieke taak, want daarin gaat het om
rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Het burgerlijk recht behoort tot het privaatrecht.
Binnen het publiekrecht heeft de overheid, zoals gezegd, een specifieke rol. ‘hoedster van het
algemeen belang’. Burgers kunnen e maken krijgen met overheidsoptreden dat hun privébelangen
schaadt.
het publiekrecht, waartoe het staatrecht, het bestuursrecht en het strafrecht behoren, bevat wetten
die overheidsorganen in staat stellen de samenleving te ordenen.
1.5 materieel recht en formeel recht
het verschil tussen materieel recht en formeel recht maken we duidelijk aan de hand van twee
wetsartikelen uit het strafrecht.
Wetboek van strafrecht bevat het verbod om een ander opzettelijk te doden. > materieel recht
Wetboek van strafverordening geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid een verdachte naar zin
personalia te vragen. > formeel recht
Het ene artikel is een verbod, het andere een handhavingsregel.
Het materieel recht beschrijft rechten en plichten van mensen en instellingen.
Het formeel recht wordt pas van belang als het materiele rechten geschonden worden.
Het formeel recht geeft namelijk antwoord op de vraag wat er kan worden gedaan tegen schending
van een recht of een plicht uit het materieel recht. Het formeelrecht bevat vooral procesrecht.
1.6 overige indelingen van het recht
Nationaal en internationaal recht. Ieder land is vrij om regels te maken, dit geldt dan alleen op het
grondgebied van het land. Dit heet nationaal recht. Daarnaast is er internationaal recht, dat de
rechtsrelaties tussen verschillende Staten regelt. Dit wordt vooral vastgelegd in verdragen. (Europese
wetgeving). Dit heeft dan uiteindelijk ook te maken met het nationaal recht.
Objectief en subjectief recht. De rechtsregels zoals we die onder andere in wetten en verdragen
vinden vormen samen het objectieve recht. De rechten en bevoegdheden die mensen aan dit
objectieve recht ontlenen, worden subjectieve rechten genoemd.
Bijvoorbeeld: dat de plichten van de verkoper beschrijft. Als ik een auto koop heb ik gelet op dit
artikel recht op levering van de auto. Dat is een subjectief recht dat ik ontleen aan artikel.
,2. Rechtsbronnen
In dit hoofdstuk worden de vindplaatsen van het recht beschreven. De plaatsen waar het recht te
vinden is, worden de rechtsbronnen genoemd. Er zijn vier rechtsbronnen: het internationaal verdrag,
de wet, de jurisprudentie en de gewoonte.
2.2 Het internanationaal verdrag
Wij hebben ons aangesloten bij internationale verdagen, dit is een rechtsbron: zij maken deel uit van
ons nationale recht. Internationale verdragen zijn al eeuwen oud. De laatste vijftig jaar ligt de nadruk
vooral op bescherming van de handel en op economische samenwerking.
2.3 De wet
de overheid bemoeit zich door regelgeving op bijna ieder aspect van onze samenleving. Alle zaken
zijn door middel van wetten geregeld. Deze wetten worden door de wetgever gemaakt. Er zijn
verschillende overheidsorganen wetgevend bevoegdheden hebben.
Een overheidsregel met algemene werking wordt een ‘wet’ genoemd. Met wet wordt ook gedoeld op
een besluit afkomstig van regering en volksvertegenwoordiging samen. Om dit uit elkaar te halen
gebruik je de termen ‘wet in formele zin’ en ‘wet in materiële zin’.
Wet in formele zin
Een wet in formele zin is een besluit afkomstig van regering en volksvertegenwoordiging samen, dat
volgens een vaste procedure tot stand is gekomen. Hierbij ben je gericht op de procedure en op de
maker van de wet. Dit zijn wetten van de ‘hoogste’ wetgever, namelijk regering en
volksvertegenwoordiging samen, dit moet tot stand komen volgens een in de grondwet vastgelegde
procedure. De Staten-Generaal wordt wel de ‘formele wetgever’ genoemd.
Wet in materiële zin
een wet in materiele zin is de verzamelnaam voor alle algemene verbindende
overheidsvoorschriften. Bij wet in materiële zin gaat het erom voor wie de regel is bedoeld. Als de
overheidsregel algemene werking heeft, of voor een bepaalde groep mensen geldt, is het een wet in
materiële zin.
Beide wetsbegrippen overlappen elkaar gedeeltelijk. De meeste wetten in formele zin hebben
algemene werking en zijn ook wetten in materiële zin.
Wet in formele zin schept kader
Over het algemeen scheppen wetten in formele zin het wettelijk kader, want onze belangrijkste
wetgever , regering en volksvertegenwoordiging samen, maakt de hoofdregels.
De uitwerking van deze wetten wordt overgelaten aan de lagere regelgevers en is dus te vinden in
wetten in materiële zin. Voorbeeld: Vreemdelingenwet de regels die daarvoor moeten worden
opgesteld zoals beveiliging etc.’
2.4 De jurisprudentie
de jurisprudentie is de verzameling van alle rechterlijke uitspraken die onze rechters in de loop ban
de jaren hebben gedaan. Deze uitspraken geven op de eerste plaats een oplossing voor een gerezen
conflict. Dit gebeurd in een vonnis. In een vonnis geeft de rechter, naar aanleiding van de zaak die
hem wordt voorgelegd vaak ook uitleg over de betekenis van een bepaalde wet.
, 2.5 De gewoonte
Gewoonte is in sommige gevallen belangrijk om mee te nemen in het besluit van een rechter.
Bijvoorbeeld een handklap op de veemarkt. Vooral in het staatrecht en in het burgerlijk recht is de
gewoonte een belangrijke rechtsbron. In het strafrecht daarentegen is voor gewoonterecht geen
plaats. Het moet gaan om een gebruik dat echt is ingeburgerd en dat door betrokkenen als recht
wordt ervaren.
3. Volksvertegenwoordiging en regering
3.2 De staat
Een staat is een samenleving van mensen die wonen op een bepaald stuk grond waar bepaalde
rechtsregels gelden, die zo nodig door dwang kunnen worden gehandhaafd.
Kenmerken van een staat zijn: grondgebied, inwoners, en een bepaald vorm van overheidsgezag.
Grondgebied
Het meest tastbare kenmerk van een staat is grondgebied. De grenzen van dat grondgebied zijn
vastgesteld in internationale verdragen met buurlanden.
Staatsgezag
voor het staatrecht is vooral het kenmerk ‘staatsgezag’ interessant. Door wie wordt dit gezag
uitgeoefend? Door een orgaan of door meer organen? De antwoorden worden gegeven in het
staatsrecht, want het staatsrecht beschrijft de organisatie van het overheidsgezag in een bepaalde
staat.
3.3 Bronnen van staatsrecht
Grondwet
de belangrijkste bron van ons staatsrecht is de Grondwet. Hierin staat de structuur van het
Nederlands staatsbestel vastgesteld. Er staan grondrechten in, daarnaast beschrijft de Grondwet
onder andere de positie van de volksvertegenwoordiger, van de ministers en van het staatshoofd.
Organieke wetten
de grondwet wordt uitgewerkt in een aantal zogeheten organieke wetten. Een organieke wet isi een
wet die in opdracht van de grondwet een bepaalde onderwerp nader regelt. Voorbeelden zijn: de
Kieswet, de Gemeentewet, de Rijkswet etc.
Gewoonte
vertrouwensleer die de verhouding regelt tussen kabinet en parlement uitsluitend gebaseerd op
gewoonte. Kabinet of minister moet ontslag nemen als de volksvertegenwoordiging geen
vertrouwen meer heeft in het beleid.
Jurisprudentie
ook is dit voor staatsrecht van belang.
Internationale verdragen
groeiende samenwerking tussen de landen van de Europese Unie.
Statuut voor het Koninkrijk
regelt de verhouding tussen de verschillende delen van het Koninkrijk der Nederlanden.