Werkgroepopdrachten Vennoot- en rechtspersonenrecht
Week 1: De vennootschap niet-rechtspersoon: maatschap onder firma,
commanditaire vennootschap
Casus week 1
Hanneke Jansen en Anil Sharma zijn allebei als zelfstandig ondernemer werkzaam in de
projectontwikkeling. Een investeerder, Fred Vuursteen, in het bezit van een bouwterrein te
Holysloot, heeft zich bij Hanneke en Anil gemeld. Het bouwterrein is volgens de accountant van Fred
circa 2 miljoen euro waard. In een bijeenkomst hebben Hanneke, Anil en Fred gesproken over het
bundelen van hun krachten. Op het bouwterrein van Fred zouden door Hanneke en Anil circa tien
tiny houses kunnen worden gebouwd voor de verkoop aan particulieren.
Op een bijeenkomst hebben Hanneke, Anil en Fred gesproken over de samenwerking. Zij hebben het
volgende afsproken:
- Hanneke en Anil stellen hun kennis en arbeid ter beschikking, Fred is voornemens het
bouwterrein te Holysloot in te brengen;
- De dagelijkse leiding komt in handen van Hanneke en Anil, zij zullen ook fulltime voor het
bedrijf gaan werken. Beslissingen zullen zij met zijn drieën nemen;
- Zij zullen zich naar buiten toe presenteren onder de naam ‘Tiny Holysloot’;
- Hanneke, Anil en Fred delen ieder voor 1/3de in de winsten en verliezen van het bedrijf;
- Hanneke, Anil en Fred zijn elk bevoegd om contracten te sluiten namens het bedrijf tot een
bedrag van maximaal € 5.000.
Verdere afspraken hebben zij niet gemaakt.
Vraag 1
Hoe kwalificeert u de samenwerking tussen Hanneke, Anil en Fred?
- Bij een maatschap is sprake van 1) een overeenkomst, 2) samenwerking, 3) inbreng en 4)
verdeling van voordeel (art. 7A:1655 BW).
a. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW). In casu
kan men ervan uitgaan dat er een aanbod is gedaan en dit is aanvaard. Deze
overeenkomst kan ook aangemerkt worden als een wederkerige overeenkomst (art.
6:213 jo. 6:261 BW).
b. De samenwerking moet op voet van gelijkheid en duurzaam zijn. De beslissing wordt
genomen door drie personen, waardoor de samenwerking op voet van gelijkheid is.
c. Inbreng is op economische maatstaven te waarderen.
d. De wet verbiedt dat een van de vennoten wordt uitgesloten van de winst, waardoor
ieder vennoot een deel van de winst krijgt. Hanneke, Anil en Fred delen ieder voor 1/3de
in de winsten en verliezen van het bedrijf.
- Doordat er wordt gehandeld onder een gemeenschappelijke naam, is het ofwel een
openbare maatschap, vof of cv. Bij geen gemeenschappelijk naam, is het een stille
maatschap.
- In casu is geen sprake van een vrij beroep, maar van een bedrijf omdat sprake is van in-en
uitverkoop (handel).
- Concluderend kan de samenwerking tussen Hanneke, Anil en Fred gekwalificeerd worden als
vennootschap onder firma (vof). Zij oefenen immers namens het bedrijf uit door een
maatschap en zijn voor gelijke delen aansprakelijk (art. 16 WvK).
1
,Ga er in het vervolg – zonder hier het antwoord op de vorige vraag uit af te leiden - vanuit dat er
sprake is van een vennootschap onder firma (vof). Aan de verplichtingen van het handelsregister is
voldaan. Fred heeft – zonder dit te overleggen met Hanneke en Anil - namens de vof een
warmtepomp besteld, welke warmtepomp de tiny houses van verwarming zal gaan voorzien. De
kosten hiervan bedragen € 9.000. De factuur van leverancier van de warmtepomp wordt – ook na
aanmaning - niet betaald.
Vraag 2
Wie kan/kunnen met succes worden aangesproken tot betaling door de leverancier van de
warmtepomp?
- Het leerstuk vertegenwoordiging is geregeld in art. 17 WvK en externe verhouding.
- In casu hebben we te maken van een externe verhouding (aansprakelijkheid tot betaling):
verhouding tussen de vennoten en een derde. Voor de vof gelden andere regels dan voor
een maatschap bij externe verhouding.
- Elke vennoot is namens de vof bevoegd om rechtshandelingen te verrichten (ook met
derden), tenzij iets anders staat in een overeenkomst (art. 17 lid 1 en 2 WvK). De regels van
volmacht (3:60 jo. 3:61 BW zijn van overeenkomstige toepassing). In casu is geen sprake van
een volmacht voor een bedrag van €9.000, waardoor Hanneke en Anil niet aangesproken
kunnen worden.
- De vof moet ingeschreven worden in het handelsregister (art. 29 WvK), zodat dit
rechtszekerheid biedt. De casus geeft weer dat de vof is ingeschreven in het handelsregister,
waardoor de derde hier op de hoogte van was.
- Fred was bevoegd voor €5.000, maar hij heeft het bedrag overschreden. Deze beperking is
opgenomen in het handelsregister, waardoor een derde hiervan op de hoogte geacht wordt
te zijn. De conclusie: de uitzonderingen van art. 7A:1681 BW zijn hier niet van toepassing,
waardoor de leverancier Fred kan aanspreken tot betaling (art. 15 WvK).
Vraag 3
Stel dat Fred de factuur van de leverancier van de warmtepomp uit zijn privévermogen betaalt. Kan
hij dit bedrag of een deel daarvan verhalen op Hanneke en/of Anil?
- Het leerstuk is interne verhouding/aansprakelijkheid.
- Is er sprake van een beheers- of beschikkingshandeling? Een beheershandeling is een
handeling die uitgeoefend wordt in de normale uitoefening van een bedrijf of beroep. Een
beschikkingshandeling is alles wat dat niet is.
- Iedere vennoot is bevoegd tot het verrichten van beheershandelingen (art. 7A:1674 jo.
7A:1676 BW), en bij beschikkingshandelingen zijn vennoten gezamenlijk bevoegd.
- Het kopen van een warmtepomp, is een beheershandeling waardoor Fred bevoegd is tot
aankoop van deze warmtepomp. Het gevolg van een beheershandeling is dat zowel het
privévermogen van de rest als het vermogen de vof gebonden is.
- In beginsel wordt het aandeel naar rato van inbreng bepaald, tenzij iets anders is
overeengekomen (art. 7A:1670 BW). In casu is afgesproken dat iedere vennoot voor 1/3 deel
deelt in de winsten en verliezen van het bedrijf. €9.000: 3 = €3.000
- Concluderend is iedere vennoot voor €3.000 gehouden.
NB. Bij een beschikkingshandeling zou alleen Fred aansprakelijk worden gehouden.
2
, Vraag 4
Stel dat de vof niet is ingeschreven in het handelsregister. Verandert dit de antwoorden op vragen 2
en 3?
- Ja, dan wordt wel voldaan aan art. 23 WvK (inschrijving in het handelsregister). Als de vof
niet wordt ingeschreven in het handelsregister, zijn alle vennoten ten aanzien van derden
bevoegd, waardoor alle vennoten en het afgescheiden vermogen de vof aangesproken kan
worden (art. 29 WvK en HR Boeschoten/Besier). Dit verandert het antwoord op vraag 2.
- Bij interne verhouding verandert er niks of de vof al dan niet wordt ingeschreven in het
handelsregister, waardoor het antwoord niet veranderd op vraag 3. Het geldt derhalve alleen
bij externe verhouding.
Vraag 5
Lees het arrest HR 19-10-1990, NJ 1991, 21, m.nt. Ma (Koghee). Over welke rechtsvraag (van belang
voor de stof van deze week) oordeelt de Hoge Raad? In welke rechtsoverweging wordt deze
beantwoord? Welke wetsartikelen uit boek 7A BW en het WvK zijn in dit kader relevant?
- De rechtsvraag die van belang is: ‘Mag een vennoot de vennootschap concurrentie
aandoen?’ De rechtsvraag wordt beantwoord in r.o. 3.4: “Vooropgesteld moet worden dat,
behoudens omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt, in de regel ervan moet worden
uitgegaan dat degene die een v.o.f. aangaat de vennootschap geen concurrentie mag
aandoen, omdat zulks strijdig moet worden geacht met de verplichting van een vennoot om
zich in te zetten voor de verwezenlijking van het doel van de vennootschap en met de goede
trouw welke hij daarbij jegens de overige vennoten in acht behoort te nemen.” Artt. 16 WvK
en 7A:1374 en 7A:1684 BW zijn hierbij van belang.
Week 2: Formele en materiele kenmerken van de rechtspersoonsvormen; organen
en intern recht
Opdracht I
Welke rechtsvorm is geschikt voor het opzetten van de navolgende activiteiten? Welke
rechtsvorm verdient naar uw mening de voorkeur? Motiveer!
1. Opzetten van een kinderdagopvang tegen kostprijs: bespreek de informele
vereniging, vereniging, stichting en BV
- De formele kenmerken van een informele vereniging (art. 2:30 BW) zijn: 1)
meerzijdige rechtshandeling, 2) samenwerkingsverband van leden en 3) een
rechtspersoon/zelfstandig lichaam. De materiele kenmerken zijn: 1) doel is gelijk
aan organisatie, 2) heeft beperkte rechtsbevoegdheid en 3) bestuurders zijn
hoofdelijk aansprakelijk.
- De formele kenmerken van een formele vereniging (art. 2:26 BW) zijn: 1)
meerzijdige rechtshandeling, 2) leden en 3) notariële akte. De materiele
kenmerken zijn: 1) doel mag niet coöperatief zijn, 2) uitkeringsverbod en 3)
bestaat uit bestuur en algemene vergadering.
- De formele kenmerken van een stichting zijn: 1) oprichtingshandeling en 2)
notariële akte (art. 2:286 BW). De materiele kenmerken zijn: 1) het doel is
3