lOMoARcPSD|16572436
HC 1 -Introductie
Narcisme, is een vorm van gedrag die wordt gekenmerkt door de obsessie voor de eigen
persoonlijkheid.
Maakt Instagram narcistisch?
Het zorgt er niet voor dat mensen narcistisch worden (nog niet vastgesteld) , maar zorgt
er wel voor dat narcisten een platform hebben en hier dus gebruik van maken.
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek:
1. Empirisch → gebaseerd op systematische waarnemingen
2. Controleerbaar → moet ergens opgeslagen zijn, andere moeten dit kunnen controleren
3. Probabilistisch → Gebaseerd op kans, mate van onzekerheid in de keuzes / conclusies
die getrokken worden aan het einde van de cyclus (niet deterministisch)
De opvatting dat de wetenschap nooit tot volle zekerheid kan komen, slechts tot
waarschijnlijkheid;
Peer Review → Het controleren van wetenschappelijke onderzoeken, door verschillende
wetenschappers om er voor te zorgen dat fouten eruit gehaald worden. Toch kan het nog
voorkomen dat er fouten in blijven staan, hierop moeten wij alert blijven. Daarom is
controleerbaarheid heel belangrijk.
Idee/ theorie → onderzoeksvragen → onderzoeksontwerp → hypothese
( kwantitatief onderzoek) → dataverzameling → data- analyse
Versterkt de data de onderzoeksvragen, ja dan klopt het. Nee, herzien van de theorie of een
verbeterd onderzoeksontwerp.
1
, lOMoARcPSD|16572436
Kenmerken van een goede wetenschappelijke theorie
Ondersteund door de data
- Data uit wetenschappelijk onderzoek
Falsifieerbaar
- Een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van verzamelde gegevens
(observatie)
Spaarzaam (Parsimonious)
- Theorie zo eenvoudig mogelijk gebruiken of maken.
Onderzoeksvragen:
1. Fundamenteel (Basic) → algemene vraag, zonder directe aanleiding in de praktijk.
Algemene kennis vergaren, kennis netwerk uitbreiden.
2. Toegepast ( Applied) → gebaseerd op een praktijkprobleem, concrete verwijzing, hierop
toegepast, dingen toepassen gebaseerd op fundamenteel onderzoek.
3. Translationaal: wanneer je gevonden resultaten van het basic research gaat “vertalen”
zodat er gebruik van kan worden gemaakt
Voorbeeld vragen:
1. Worden jongeren narcistisch van het gebruik van social media? (Fundamenteel), is er
een kennis probleem?
2. Hoe kan facebook anders worden ingericht om niet aanstootgevend te zijn voor
narcisten? (Toegepast), houd vaak verband met beleid, praktijk probleem.
Onderzoeksontwerp
De onderzoeksvraag leidt tot een onderzoeksontwerp
- Wat voor soort empirische gegevens worden verzameld?
- Kwalitatieve of kwantitatieve gegevens?
- Bij wie worden empirische gegevens verzameld?
Kwalitatief onderzoek Bijvoorbeeld een interview (focusgroep, observatie), veelal met
woorden.
Kwantitatief onderzoek Bijvoorbeeld een data analyse (vragen bron, bestaande data,
vragenlijst), veelal met cijfers.
Zorg altijd voor een representatieve groep!
HC 2 - Kwalitatief onderzoek 1
Doel van kwalitatief onderzoek:
, lOMoARcPSD|16572436
1. Sociale fenomenen vanuit natuurlijke context/omgeving begrijpen
2. Het vinden van een empirisch patroon ( in gesproken of geschreven teksten, observaties
van gedrag en interacties)
Wat zijn de motieven, uit de werkelijkheid iets leren.
Data verzamelen
Wat komt er steeds terug?
3. Startpunt voor theorie
○ Nieuwe theorie of bestaande uitbreiden
Holistische benadering → alles meenemen in het onderzoek, kan beter met kwalitatief
onderzoek omdat je dan door kan vragen.
Kenmerken kwalitatief onderzoek:
1. De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent
Er wordt geen gebruik gemaakt van een laboratorium
2. De onderzoeker heeft een contextuele benadering
Onderzoeker is geïnteresseerd in verschillende soorten vragen, in de gehele context
3. Het perspectief van respondenten staat centraal
Geïnteresseerd in hoe de mensen denken
Wat zijn de motieven, ervaringen?
4. Via specifieke observaties probeert de onderzoeker
● De sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar diversiteit (de waarheid)
● Naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande
theorieën aanpassen
Inductie = theorie ontwikkelen (inductief onderzoek) vanuit de
observatie/waarnemingen
5. De onderzoeker in nadrukkelijk aanwezig bij de dataverzameling
Onderzoeksvraag van een kwalitatief onderzoek herkennen:
1. (S) setting → waar, in welke context
2. (P) perspective ( of population) voor wie?
3. (I) interest → wat
4. (C) (comparison → vergeleken met wie/ wat? )
5. (E) evaluation → met welk resultaat?
→ Tentamen vraag over verschillende delen van een onderzoeksvraag toebedelen aan SPICE
Kwalitatief interview:
1 op 1 gesprek
De respondent is aan het woord Vragen over ideeën, motieven en ervaringen
(gedragingen)
3
, lOMoARcPSD|16572436
Onderzoeker mag geen leidende vragen stellen, alleen begeleiden, mag niet oordelen
Onderzoeker heeft wel altijd invloed > iets minder betrouwbaar
Onderzoeker kan meerdere rollen aannemen, namelijk als participant of als
buitenstaander.
De geïnterviewde kan ook een informant (deskundige) of een respondent zijn.
Soorten kwalitatieve interviews:
1. Ongestructureerd (Open interview, echt kwalitatief)
Je weet enkel het onderwerp en kijkt wel waar het uitkomt
Eventueel een openingsvraag, bepaalde ideeën, geen topiclijst
Risico dat je geen vergelijkbaar gesprek hebt, moeilijker om algemeenheden terug te vinden
2. Semi- gestructureerd ( Je weet waar je je op wil focussen en blijft doorvragen)
Bepaalde onderwerpen moeten aan bod komen (topiclijst)
Niet altijd zelfde manier van vragen of volgorde maar geeft wel een beetje structuur
Ongeveer vergelijkbaar gesprek met iedere respondent
Gestructureerd interview = geen kwalitatief interview
Het 1 op 1 afnemen van een vragenlijst met antwoord categorieën
Respondent kan zijn gedachten en gevoelens niet vertellen
Populatie = groep mensen waarin een onderzoeker is geïnteresseerd
Er wordt hier een kleine subgroep uit geselecteerd voor het
verkrijgen van data, dit heet een steekproef
Een steekproef moet representatief zijn voor de populatie (Het moeten kunnen
worden teruggekoppeld naar de populatie)
Manieren om participanten te selecteren:
Participanten die eenvoudig te bereiken zijn
Participanten die al een groepje vormen
Participanten die voldoen aan hele specifieke voorwaarden
Soorten steekproeven
Doelgerichte steekproef ( purposive sample)
Een doelgerichte steekproef lijkt op een gemakssteekproef, maar je bent op zoek naar
personen met specifieke (vaak zeldzame, niet zichtbare) kenmerken
Case study logic → opzoek naar specifieke individuen die belangrijke informatie
kunnen geven, elk specifiek verhaal is waardevol en draagt bij aan een beter begrip
Sample for range → zo breed mogelijk scala aan ervaring
● Gemakssteekproef ( Convenience sample)
Gemakkelijk te bereiken mensen, subjecten benaderen die de minste inspanning kosten
● Quota steekproef
, lOMoARcPSD|16572436
Gemakssteekproef met een voorwaarde voor aantallen binnen groep met specifieke
kenmerken, van te voren vastgesteld
Sneeuwbal steekproef
Vorm van doelgerichte steekproef, voor moeilijk bereikbare groepen, zwerver voorbeeld.
Contact opnemen met één subject, deze persoon vragen om mensen aan te bevelen aan de
onderzoeker, gebruik maken van hun netwerk.
Sequentiële steekproef
Er blijkt dat met de in eerste instantie geworven participanten – met een Gemakssteekproef -
er nieuwe interessante informatie aan het licht is gekomen en je door moet werven om dit
verder te onderzoeken. Er worden dan weer – nu met een doelgerichte steekproef -
personen geworven met specifieke kenmerken die meer duidelijkheid kunnen geven
De criteria waar respondenten aan moeten voldoen worden tijdens het onderzoek aangepast
Iratief proces = Je keert herhaaldelijk terug naar eerdere fasen van het onderzoek
Saturatie = Nieuwe respondenten leveren geen nieuwe informatie meer op voor de
onderzoeksvraag
Vaak wordt er van een interview een transcript gemaakt aan de hand van een recorder.
Interviewer kan ook nog field notes maken, vaak gelaatsuitdrukkingen, datum tijd etc.
Kunnen waardevol zijn tijdens het analyseren van de data in een later stadium
Zijn geen aantekeningen van wat iemand zei
Eerste ideeën van onderzoeker over het interview
Nadeel kwalitatief interview
Geven studenten wel eerlijk antwoord op de vragen?
● In hoeverre heeft de interviewer de conversatie in een bepaalde richting gestuurd?
Neutraal zijn maar moet wel een goed gesprek worden
( zorg altijd voor een reflectie op de rol van de onderzoeker in het onderzoek)
Betrouwbaarheid= de mate waarin metingen hetzelfde resultaat geven (dicht bij elkaar liggen)
Validiteit= de mate waarin hetgeen wat je gemeten hebt overeenkomt met het begrip wat je
wilt meten, de werkelijke waarde, juistheid
Betrouwbaarheid (Reliability):
1. Verloop interview hangt af van de interviewer
2. Interviewer moet zich bewust zijn van zijn rol
Bij andere interviewers moeten er geen hele andere antwoorden uitkomen
Vergelijken met schietschijven:
Betrouwbaarheid → Schoten over het hele bord, komen steeds andere gegevens uit
Validiteit → Schoten in het midden want het is de juiste informatie
Validiteit (Validity):
1. Interviewer kan doorvragen om er achter te komen wat de respondent echt bedoelt
2. Belang van verstandhouding (rapport)
5