Alle aantekeningen methodologie van sociaalwetenschappelijk
onderzoek (eindtentamen)
College 1 – Introductie
Waarom onderzoek doen?
We doen onderzoek omdat we antwoord willen hebben op een bepaalde vraag. Om dat antwoord te vergaren, doen we
onderzoek. Er zijn verschillende opvattingen over hoe dat onderzoek gedaan moet worden (zie volgend college).
Wetenschappelijk onderzoek onderscheidt zich op een aantal punten van andere soorten sociaal onderzoek:
• Systematisch
Bewuste planning, duidelijk onderzoeksproces
• Transparant
Uitleg en reflectie over hoe je tot de kennis bent gekomen
• Empirisch
Bewijs geeft de doorslag, het is niet gebaseerd op aannames
De stappen in het onderzoeksproces: de cyclus van het empirisch-
wetenschappelijk onderzoek
Om onderzoek uit te voeren worden verschillende stappen genomen. De meeste
gebruikte volgorde wordt weergegeven in de cyclus hiernaast.
Na het uitvoeren van een onderzoek komen vaak weer nieuwe vragen. Dit is de
reden dat het proces in een cirkel wordt weergegeven. In de praktijk verloopt de
cirkel niet altijd zoals weergegeven (the messiness of social research): de praktijk
verloopt veel rommeliger
• Navolgbare logica (reconstructed logic)
Een duidelijke stap-voor-stap procedure, zoals de cirkel wordt beschreven
in de boeken over onderzoek
• Logica van de praktijk (logic in practice)
De praktijk verloopt rommeliger en dus wordt er niet precies aan de cirkel gehouden zoals beschreven in de boeken
over onderzoek
à Het is daarom nodig dat de onderzoeker flexibel is en doorzettingsvermogen heeft. Het is dan ook niet erg om in de loop
van het onderzoek nog aanpassingen te doen
Verschillende soorten onderzoeksvragen
Een onderzoeksvraag is een vraag die een expliciete verklaring geeft voor wat de onderzoeker wil weten. Er kunnen
verschillende soorten onderzoeksvragen worden onderscheiden:
• Verkennende onderzoeksvragen (exploratief)
Een verkenning van een verschijnsel waar je nog niet zo veel van weet
Wat is y?
• Beschrijvende onderzoeksvragen (descriptief)
Een beschrijving van een verschijnsel waar je al het een en ander over weet
Welke kenmerken heeft y?
• Verklarende onderzoeksvragen
De waaromvraag beantwoorden
In hoeverre kan y verklaard worden door x?
• Evaluerende onderzoeksvragen
Kijken naar de effectiviteit van interventies
In hoeverre heeft een interventie om y te beïnvloeden effect?
Bryman voegt hier nog een aantal soorten onderzoeksvragen aan toe:
• Voorspellende onderzoeksvragen
Een voorspelling doen over een verschijnsel (vergelijkbaar met beschrijvend)
Hoe zal y in de toekomst zijn?
• Ontwikkel ‘good practice’
Onderzoek doen naar de manier om een bepaalde situatie te verbeteren (vergelijkbaar met evaluerend)
Hoe kunnen we y verbeteren?
• Empowerment-onderzoeksvragen
Onderzoek doen naar de manier waarop de respondenten zelf de situatie kunnen verbeteren (vergelijkbaar met
evaluerend)
Hoe kunnen onderzochte mensen zelf y verbeteren?
• Vergelijkende onderzoeksvragen
Kijken naar verschillen tussen twee groepen respondenten (vergelijkbaar met beschrijvend)
Verschillen a en b wat betreft y?
,White was het niet eens met de soort onderzoeksvraag ‘empowerment’ en voegde ‘vergelijking’ aan het lijstje toe.
Het wordt aangeraden altijd onderzoeksvragen te formuleren, omdat het anders lastig is om richting te geven aan je
onderzoek.
Het formuleren van goede onderzoeksvragen
Het is belangrijk om goede onderzoeksvragen te formuleren omdat:
• Ze bepalen het literatuuronderzoek
• Ze bepalen de keuzes over de onderzoeksopzet
• Ze bepalen de keuzes over welke data wordt verzameld en van wie
• Ze bepalen de manier waarop de data wordt geanalyseerd
• Ze bepalen de manier waarop het onderzoek wordt opgeschreven
• Ze zorgen ervoor dat er geen onnodige dingen worden gedaan
• Ze geven de lezer een duidelijk beeld van waar je onderzoek over gaat
Om de juiste onderzoeksvragen te formuleren worden verschillende stappen genomen
1. Onderzoeksgebied dat interesse heeft
Het onderzoeksgebied kan naar voren komen uit persoonlijke interesse/ervaring, theorie, onderzoeksliteratuur,
puzzels, ontwikkelingen in de maatschappij of een sociaal probleem
2. Selecteer een aspect uit het onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied is vaak erg breed. Om het onderzoek gefocust te houden, is het van belang een specifiek
onderdeel binnen het onderzoeksgebied te selecteren
3. Onderzoeksvragen formuleren
Vaak komen veel vragen naar voren bij het formuleren van onderzoeksvragen. Deze kunnen allemaal worden
opgeschreven
4. Selecteren van onderzoeksvragen
Uit alle onderzoeksvragen worden een aantal geselecteerd om het onderzoek gefocust te houden. Hierbij is het
belangrijk dat de vragen met elkaar samenhangen
Criteria voor het evalueren van onderzoeksvragen
Goede onderzoeksvragen voldoen aan de volgende kenmerken:
• Een onderzoeksvraag moet duidelijk/begrijpelijk zijn
• Een onderzoeksvraag moet te onderzoeken zijn
• Een onderzoeksvraag moet in verbinding staan met theorie en onderzoek
• De onderzoeksvragen zijn aan elkaar gelinkt
• Een onderzoeksvraag moet tot een originele bijdragen leiden
• Een onderzoeksvraag moet niet te breed maar ook niet te smal zijn
Bronnen voor het formuleren van onderzoeksvragen
Een onderzoek begint vaak doordat de onderzoeker een bepaalde interesse heeft in een bepaald onderzoeksgebied. Dit kan
komen door persoonlijke interesse, theorie, onderzoeksliteratuur, puzzels, nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en/of
een sociaal probleem.
Marx voegde hier nog een aantal bronnen aan toe, namelijk: intellectuele puzzels en tegenstellingen, bestaande literatuur,
replicatie, structuren en functies, tegenstellingen, een sociaal probleem, gaps tussen de officiële versie van de werkelijkheid
en de feiten op het onderzoeksterrein, contra-intuïtief, empirische voorbeelden die verbazing wekken, nieuwe methoden en
theorieën, nieuwe sociale en technologische ontwikkelingen en sociale trends, persoonlijke ervaring en sponsors en docenten.
De plek van theorie in het onderzoek
Theorie wordt vaak in de tweede plek van een onderzoek geplaatst. Niet alle
onderzoekers zijn het hiermee eens: zij zeggen dat theorie ook pas aan het
einde kan komen (inductie vs. deductie). Eigenlijk zit theorie niet op 1
bepaalde plek, maar komt theorie de hele tijd terug tijdens het onderzoek.
Theorie kan daarom in het midden worden gezet.
De rol van theorie in het onderzoek
Theorie wordt vaak gezien als een stuk achtergrondinformatie voor het
onderzoek. Voordat het onderzoek wordt gestart is het belangrijk om te
weten:
• Wat er al bekend is over het onderwerp
• Welke concepten en theorieën zijn toegepast op het onderwerp
• Welke onderzoeksmethoden zijn toegepast op het onderwerp
• Welke tegenstellingen er bestaan over het onderwerp en hoe dit is onderzocht
• Welke bewijsconflicten er bestaan over het onderwerp
• Wie de belangrijkste bijdragers over het onderwerp zijn
,Het bereik van een theorie (what type of theory?)
• Empirische generalisatie
Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een beperkt aantal factoren. Hierbij is het abstractieniveau laag,
waardoor dit goed is te koppelen met de werkelijkheid
Voorbeeld: leeftijd heeft te maken met stemgedrag
• Middle-range theories (Merton)
Bij middle-range theories is de reikwijdte van de theorie groter dan bij de empirische generalisatie. De reikwijdte
kan worden vergroot door meer factoren toe te voegen aan het onderzoek
Voorbeeld: leeftijd heeft te maken met politiek gedrag (en dat is dus breder dan alleen stemmen) of leeftijd,
geslacht en opleiding bepalen het stemgedrag (meer factoren die hierop van invloed zijn)
• Grand theories
Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van veel verschillende factoren. Hierbij is het abstractieniveau hoog,
waardoor het lastig is te koppelen aan de werkelijkheid
Voorbeeld: de samenleving bestaat uit verschillende subsystemen die met elkaar zijn verbonden
Richting van theorieontwikkeling
De relatie tussen theorie en onderzoek wordt vaak weergegeven als een keuze. Dit wordt weergegeven als het contrast tussen
de deductieve en inductieve benadering van de relatie tussen theorie en onderzoek
• Deductie
Op basis van algemene uitspraken wordt een hypothese opgesteld.
Deze hypothese wordt vervolgens onderzocht
Theorie à hypothese à observaties en bevindingen om hypothese te
bevestigen of te verwerpen
Voorbeeld: U1 Alle mensen zijn sterfelijk en U2 Socrates is een
mens. Dan is de conclusie/hypothese: Socrates is sterfelijk. Het
onderzoek begint hierna pas om te kijken of de hypothese waar is
• Inductie
Bij inductie is theorie de uitkomst van het onderzoek. Op basis van
losse observaties/bevindingen wordt een algemene theorie gevormd
Observaties en bevindingen à theorie
Voorbeeld: O1 Alle zwanen die ik eergister zag, waren wit. O2 Alle zwanen die ik gisteren zag, waren wit. Dan is
de theorie: alle zwanen zijn wit
College 2 – Kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen
We kijken ook naar de filosofische uitgangspunten om goed onderzoek te kunnen doen. In sociaalwetenschappelijk
onderzoek wordt een aspect binnen de sociale werkelijkheid onderzocht, maar er zijn verschillende benaderingen over deze
werkelijkheid.
Ontologie
De ontologie houdt zich bezig met de zijnsleer. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee tegenstellingen:
• Objectivisme
Objectivisme is een ontologische positie die de sociale fenomenen handhaaft. Het standpunt is dat er een
wereld/werkelijkheid is, die onafhankelijk van het menselijk bewustzijn bestaat
• Constructivisme/subjectivisme
Constructivisme is een ontologische positie die beweert dat sociale fenomenen en hun betekenissen voortdurend
worden gecreëerd door sociale actoren. Het standpunt is dat er geen wereld/werkelijkheid bestaat, die onafhankelijk
is van het menselijk bewustzijn. De werkelijkheid is een sociale constructie, dat door individuen of groepen
mensen wordt gevormd. De onderzoeker presenteert altijd 1 specifiek beeld van de sociale werkelijkheid
Epistemologie
De epistemologie houdt zich bezig met de kennisleer. Hierbij wordt gekeken naar de legitieme kennis van de sociale wereld
• Positivisme (verklaren) – vergelijkbaar met objectivisme
Positivisme is een epistemologische positie die voorstander is van de toepassing van de methoden van de
natuurwetenschappen op de studie van de sociale werkelijkheid en daarbuiten. Positivisme kan worden opgevat als
de volgende principes:
o Fenomenalisme/empirisme
Alleen kennis die door de zintuigen wordt bevestigd kan als kennis worden beschouwd
o Deductie
Het doel van de theorie is het genereren van hypothesen die kunnen worden getest en waarmee
toelichtingen van wetten kunnen worden beoordeeld
o Inductie
Kennis wordt verkregen door het verzamelen van feiten die de basis vormen voor wetten
o Objectivisme
Wetenschap moet (en kan ook) worden uitgevoerd op een manier die waardevrij is
, o Er is een duidelijk onderscheid tussen wetenschappelijke uitspraken en normatieve uitspraken en een
overtuiging dat de eerste het ware domein van de wetenschapper is
• Interpretivisme (begrijpen) – vergelijkbaar met constructivisme
Interpretivisme is een epistemologische positie die duidt op een alternatief voor positivisme. Het is gebaseerd op de
opvatting dat een strategie vereist is die de verschillen tussen mensen en de objecten van de natuurwetenshappen
respecteren en daarom vereist dat de sociale wetenschapper de subjectieve betekenis van de sociale actie begrijpt
Positivistische en interpretatieve school
Er is geen overeenstemming over de ontologische en epistemologische veronderstellingen, en dus geen eenduidige visie op
hoe onderzoek gedaan kan en moet worden. Er zijn wel twee ideaaltypische benaderingen om kennis over de sociale
werkelijkheid te vergaren: de positivistische school (verklaren) en de interpretatieve school (begrijpen).
Positivistische school: verklaren Interpretatieve school: begrijpen
Wat is de aard • Empirisch realisme • Constructivisme
van de Empirisch realisme beweert dat, door het Harde feiten bestaan niet. Ze zijn ingebed
werkelijkheid? gebruik van geschikte methoden, de realiteit in betekenisgeving. Mensen maken en
kan worden begrepen. Er zijn observeerbare hanteren in hun dagelijks leven
feiten, die los bestaan van onze persoonlijke constructies die hen in staat stellen om
gedachten en ideeën gebeurtenissen en ervaringen te begrijpen
• Empirisme
Empirisme is een algemene benadering van
de studie van de werkelijkheid om aan te
duiden dat alleen kennis dat is opgedaan door
ervaring en zintuigen acceptabel is.
Daarnaast kan dit worden gezien als de
overtuiging dat het verzamelen van feiten
een doel op zich is (naïef empirisme)
• Intersubjectiviteit
Er kan overeenstemming worden bereikt
over de observaties/feiten
Wat is het doel en • Covering law model (nomothetische • Understandig of social action
de aard van een verklaringen) Het doel van interpretivisme is het
verklaring of We zijn op zoek naar universele, causale bestuderen van de subjectieve betekenis
theorie? wetmatigheden om patronen in menselijk van menselijk handelen
gedrag te verklaren • Hermeneutiek
De studie van de interpretatie van
geschreven teksten
• Ideografisch
Beschrijving van een uniek geval of uniek
proces of geval dat zich nooit op dezelfde
manier zal herhalen
Hoe komen we tot • Formuleren van hypothesen via deductie en • Door toegang te krijgen tot de manier
kennis? toetsen van hypothesen via inductie waarop mensen denken
Vergelijking van theorieën met ‘harde • Door inzicht te krijgen in hoe leden van
feiten’. Door eliminatie van onjuiste een groep de wereld om hen heen
theorieën kunnen we stap-voor-stap leren van interpreteren
onze fouten
• Inductieprobleem à oplossing = falsificatie
(Karl Popper)
We hebben niet zo veel aan een bevestigende
observatie (ik zag vandaag weer een witte
zwaan), maar wel aan een weerlegging (ik
zie nu een zwarte zwaan)
Wat is de rol van • Waardevrijheid • Relativisme
waarden en Objectieve kennis is gebaseerd op feiten, niet Geen enkele waarde is betere dan de
normatieve op normen, opinies of geloof andere
oordelen? • Strikte scheiding tussen normatieve en • Reflexiviteit
wetenschappelijke uitspraken Wees je bewust van de mogelijke invloed
Resultaten van onderzoek moeten los staan die je persoonlijke perspectief en je
van sociale en politieke waardeoordelen waarden gehad kunnen hebben op het
onderzoek
, Positivisme Interpretivisme
Er zijn observeerbare feiten Harde feiten bestaan niet
Het doel van een theorie is om causale wetmatigheden om Het doel van een theorie is om de subjectieve betekenis van
patronen in het gedrag te vinden het menselijk handelen te bestuderen
We komen tot kennis door eliminatie van verkeerde We komen tot kennis door toegang te krijgen tot de manier
theorieën (deductie en inductie) waarop mensen denken en de wereld interpreteren
Objectieve kennis is gebaseerd op feiten en resultaat van Waarden kunnen van invloed zijn op het onderzoek
onderzoek moet los staan van sociale en politieke waarden
Kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatief onderzoek wordt gebruik gemaakt van getallen en worden objectieve feiten gemeten om dingen proberen te
verklaren (=objectivisme/positivisme). Deductie wordt vaak geassocieerd met kwantitatief onderzoek, maar de relevantie van
een set gegevens voor een theorie wordt soms pas na de dataverzameling duidelijk.
Kwalitatief onderzoek
Bij kwalitatief onderzoek worden denkwijzen/perspectieven van mensen boven tafel gehaald om hen proberen te begrijpen
(=constructivisme/interpretivisme). Inductie wordt vaak geassocieerd met kwalitatief onderzoek, maar er wordt vaak toch wel
theorie als achtergrondinformatie gebruikt om het onderzoek uit te kunnen voeren. Het is weliswaar geen hypothese, maar er
is wel wat informatie.
Kwalitatief Kwantitatief
Theorievorming Inductie Deductie
Ontologie Constructivisme Objectivisme
Epistemologie Interpretatief Positivistisch
Object van studie Perspectieven Feiten
Doel van studie Begrijpen Verklaren
Aantal cases Case study Zoveel mogelijk
Paradigma’s en paradigma-wisselingen
Een paradigma is een denkraam/referentiekader en bepaalt hoe je naar een bepaalde situatie kijkt. Volgens Thomas Kuhn is
het ene paradigma niet beter dan het andere, maar zijn ze niet verenigbaar. Denk hierbij aan de afbeeldingen die op twee
manieren kunnen worden bekeken, zoals de jonge vrouw en de heks. De wisselingen tussen wat je ziet is een paradigma-
wisseling. Je bekijkt de afbeelding dan op een andere manier en ziet dus de ene keer de jonge vrouw en de andere keer de
heks.
Een paradigma-wisseling over het beeld van de werkelijkheid vindt plaatst doordat een oude generatie uitsterft en een nieuwe
generatie een ander idee heeft over de werkelijkheid en wanneer deze generaties niet goed met elkaar communiceren. Een
wisseling hoeft niet per se tot een verbetering te leiden.
Invloeden op sociaal onderzoek: waarden en praktische overwegingen
Waarden zijn de persoonlijke overtuigingen of gevoelens van een onderzoeker. Dit kan met name voorkomen bij kwalitatief
onderzoek, waarbij de onderzoeker nauw betrokken is bij zijn respondenten. Deze kunnen van invloed zijn op het onderzoek.
Er zijn verschillende manieren om hiermee om te gaan:
• Waardevrijheid (objectiviteit) – vooral in kwantitatief onderzoek
Durkheim is van mening dat een onderzoek waardevrij moet zijn of dat de onderzoeker zijn waarden zo veel
mogelijk moet onderdrukken tijdens het uitvoeren van het onderzoek
• Reflexiviteit (bekentenissen doen) – vooral in kwalitatief onderzoek
De onderzoeker is eerlijk zijn over zijn mening en zijn denkwijzen en de invloed hiervan op het onderzoek. De
onderzoeker bekent dus dat hij niet helemaal neutraal is
• Bewuste partijdigheid
De onderzoeker moet zich identificeren met de onderzoeksgroep om de juiste onderzoeksmethoden toe te kunnen
passen. Hiervoor kiest hij een bepaalde kant
Om het onderzoek in de praktijk uit te kunnen voeren worden overwegingen gedaan:
• De keuze in onderzoeksstrategie, het ontwerp van het onderzoek en de onderzoeksmethoden moeten kloppen met
de onderzoeksvraag die wordt onderzocht
• Wanner er nog maar weinig bekend is over het onderzoeksonderwerp, kan beter gebruik worden gemaakt van
kwalitatief onderzoek dan van kwantitatief onderzoek. Door middel van kwalitatief onderzoek kan namelijk
informatie worden gevonden die kan leiden tot een theorie (inductie)
• Afhankelijk van de groep die wordt onderzocht wordt gebruik gemaakt van kwantitatief of kwalitatief onderzoek.
Een groep die lastig te bereiken is (zoals drugdealers), zullen niet bereid zij om een enquête in te vullen
(kwantitatief), maar zij kunnen bijvoorbeeld wel geobserveerd worden (kwalitatief)
, Kritische benadering: ingrijpen en veranderen
Er kan een derde ideaaltypische benadering worden toegevoegd aan de andere benaderingen (positivistisch en interpretatief):
de kritische benadering. Hierbij staat ingrijpen en veranderen centraal. Deze benadering past bij de bewuste partijdigheid en
staat haaks op de andere twee benaderingen
• Doel en normatieve uitspraken
Activistische oriëntatie: structuren identificeren met als doel deze te veranderen
Sommige waarden zijn beter dan andere waarden
• Kritiek op positivistische benadering
Een positivist doet net of hij geen mening heeft, maar hierdoor worden de huidige opvattingen juist bevestigd
• Kritiek op interpretatieve benadering
De interpretatieve benadering neemt geen standpunt in tijdens het gesprek met mensen
Dit derde filosofische uitgangspunt sluit aan bij kritisch realisme: het gaat niet uit van een positivistisch of een
interpretivistisch beeld van de werkelijkheid, maar stelt dat de sociale wereld is gereproduceerd en getransformeerd in het
dagelijkse leven. Het kritisch realisme kent zowel overeenkomsten als verschillen met positivisme en interpretivisme.
Positivisme Interpretivisme
Overeenkomst Verschil Overeenkomst Verschil
Realisme (er is een Niet empirisch, identificeer Observaties zijn incompleet Common sense bevat vals
meetbare werkelijkheid met naast feiten ook de en gekleurd door ideeën en bewustzijn, mensen zijn
feiten) onderliggende structuren, interpretaties (daarom soms misleid en handelen
hoewel deze erg lastig wordt het kritisch realisme tegen hun eigenbelang
direct te observeren zijn genoemd)
College 3 – Kwaliteitscriteria voor kwantitatief onderzoek
Het ontwerpen van een onderzoek is het plan van aanpak waarmee de onderzoeksvraag beantwoord kan worden.
Er zijn verschillende criteria om een kwalitatief goed onderzoek uit te kunnen voeren. Deze termen worden voornamelijk
binnen de kwantitatieve onderzoeksmethoden gebruikt.
Betrouwbaarheid (reliability)
Een onderzoek is betrouwbaar wanneer het bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert (consistentie). Betrouwbaarheid is een
eigenschap van een meetinstrument: in hoeverre levert de meting hetzelfde resultaat op?
Voorbeeld: er worden vier stellingen gegeven over de mate waarin iemand enthousiast is over de colleges, waarbij de ene
stelling een hoge score wordt gegeven en de andere stelling een lage score wordt gegeven. Elke stelling meet hetzelfde, maar
wordt verschillend beantwoord (= niet betrouwbaar). Wanneer dezelfde vragenlijst een tweede wordt ingevuld en er dan
verschillende resultaten naar voren komen in vergelijking met de eerste keer dat het onderzoek werd uitgevoerd, kan ook
worden gesteld dat het meetinstrument niet betrouwbaar is.
Herhaalbaarheid (replicability)
Repliceren betekent dat onderzoekers op een andere plek dan waar het eerdere onderzoek plaatsvond, onder dezelfde
omstandigheden, het onderzoek herhalen. Bij herhaalbaarheid gaat het vooral over de rapportage. Wanneer een onderzoeker
niet duidelijk vastgelegd wat hij heeft gedaan om het onderzoek uit te voeren, is het vrijwel onmogelijk om het onderzoek te
herhalen. Veel onderzoekers zeggen altijd dat herhaling goed is, maar in de praktijk wordt dit bijna nooit gedaan
Voorbeeld: een onderzoeker heeft een onderzoek gedaan, maar niet duidelijk opgeschreven welke stappen hij precies heeft
genomen. Hierdoor is niet het mogelijk om het onderzoek te herhalen.
Validiteit (validity)
Er zijn verschillende vormen van validiteit te onderscheiden:
• Meetvaliditeit
Meet je wel wat er gemeten moet worden?
Validiteit is een eigenschap van een maat (meetinstrument): in hoeverre heb je de echte betekenis van het
verschijnsel gemeten?
Meetvaliditeit is lastiger te bereiken dan betrouwbaarheid, want een gebrek aan validiteit kan niet direct worden
geobserveerd of vastgesteld worden
Voorbeeld: als je een onderzoek doet naar de kennis van rekenen onder studenten, moet je niet alleen min- en
plussommen vragen, maar ook deel- en keersommen om aan de meetvaliditeit te kunnen voldoen
De andere verschillende vormen van validiteit hebben te maken met de conclusie van het onderzoek:
• Interne validiteit (causaliteit)
Beïnvloedt de onafhankelijke variabele de afhankelijke variabele wel echt of is er een andere variabele die de
afhankelijke variabele beïnvloed?
Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn als we willen zeggen: X is een causale verklaring voor Y?