Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, inleiding op gedrag in organisaties ............................................................................. 1
Hoofdstuk 2, individueel gedrag .................................................................................................... 4
Hoofdstuk 3, emoties en stemmingen............................................................................................ 7
Hoofdstuk 4, persoonlijkheid en waarden .....................................................................................10
Hoofdstuk 5, besluitvorming en perceptie ....................................................................................13
Hoofdstuk 6, diversiteit in organisaties .........................................................................................17
Hoofdstuk 7, basisbegrippen van motivatie ..................................................................................21
Hoofdstuk 8, motivatie: van begrip naar toepassing.......................................................................27
Hoofdstuk 9, communicatie .........................................................................................................30
Hoofdstuk 10, gedrag in groepen ..................................................................................................33
Hoofdstuk 11, van groepen naar teams .........................................................................................37
Hoofdstuk 12, leiderschap ...........................................................................................................40
Hoofdstuk 13, macht en politiek in organisaties ............................................................................46
Hoofdstuk 14, conflicten in organisaties .......................................................................................51
Hoofdstuk 15, fundamenten van organisatiestructuur ...................................................................57
Hoofdstuk 16, organisatiecultuur .................................................................................................61
Hoofdstuk 17, organisatieverandering en organisatieontwikkeling .................................................65
Hoofdstuk 1, inleiding op gedrag in organisaties
Een van de voornaamste toepassingen van GiO (= gedrag in organisaties) is het
bevorderen van de interpersoonlijke vaardigheden.
1.1 gedrag in organisaties: nader bepaald
het wetenschappelijk onderzoek naar menselijk gedrag in arbeidssituaties noemen we
gedrag in organisaties.
GiO bestudeert de invloed die individuele factoren, groepsprocessen en
organisatiestructuren hebben op menselijk gedrag in organisaties. GiO is een
toegepaste wetenschap met als belangrijkste doel de effectiviteit van organisaties te
verbeteren.
,Vier belangrijke managementactiviteiten
1) traditioneel management: besluiten nemen, planningen maken, controle
uitoefenen;
2) communicatie: de gebruikelijke informatie uitwisselen en papierhandel afwerken;
3) humanresourcesmanagement (HRM): motiveren, belonen en corrigeren;
4) netwerken: borrels en dergelijke aflopen, politieke spelletjes spelen en contacten
onderhouden met mensen van buiten de organisatie.
1.2 intuïtieve kennis aanvullen met systematisch onderzoek
de achterliggende gedachten van het wetenschappelijk onderzoek naar gedrag is dat
gedrag zich niet toevallig voordoet. Er liggen wetmatigheden ten grondslag aan het
gedrag van individuen en groepen. → gedrag is over het algemeen voorspelbaar.
Systematische bestudering van gedrag zal op den duur de nauwkeurigheid van de
voorspellingen verbeteren. Met systematisch onderzoek wordt bedoeld:
o het onderzoeken van verbanden tussen verschijnselen;
o het onderscheiden van oorzaken en gevolgen;
o conclusies baseren op wetenschappelijk bewijs, dat wil zeggen op gegevens die zijn
verzameld onder gecontroleerde omstandigheden en die op verantwoorde wijze zijn
gemeten en geïnterpreteerd.
Evidence-based management (EBM)
maakt gebruik van de uitkomsten van
systematische onderzoek door
beslissingen te baseren op de meest
recente wetenschappelijke bewijzen.
Een manager die data gebruikt om doelen
te bepalen en om oorzaak-
gevolgtheorieën op te stellen en te
toetsen, kan vaststellen welke
werknemersactiviteiten relevant zijn voor
de doelen.
1.3 bijdragen van uiteenlopende takken
van wetenschap
GiO is een toegepaste
gedragswetenschap dat is geënt op de
bijdragen van fundamentele
gedragswetenschappen, waaronder
psychologie en sociale psychologie,
sociologie en antropologie.
Psychologie
Psychologie is de wetenschap die het gedrag van mensen wil meten, verklaren en soms
ook veranderen. Psychologen bestuderen individueel gedrag.
Sociale psychologie
2
,De sociale psychologie combineert begrippen uit de psychologie en sociologie met
elkaar. Het bestudeerd hoe mensen in groepen elkaars gedrag beïnvloeden.
Sociaalpsychologen doen vooral onderzoek naar de implementatie en acceptatie van
organisatieveranderingen.
Sociologie
Sociologie bestudeert mensen en hun gedrag in relatie tot hun sociale omgeving of
cultuur. De sociologie onderzoekt de menselijke samenleving en haar verschijnselen. De
sociologische bijdrage aan GiO omvat de verzamelde kennis over groepsgedrag in
organisaties.
Antropologie
Antropologie is de wetenschap die verschillende samenlevingen vergelijkt om meer te
weten te komen over mensen en hun activiteiten.
1.4 GiO: weinig absolute uitspraken
De mens als verschijnsel is complex en divers, wat het moeilijk maakt eenvoudige,
nauwkeurige en generaliseerbare uitspraken over gedrag te formuleren.
Toch zijn er redelijk nauwkeurige verklaringen en voorspellingen voor menselijk gedrag
mogelijk, op voorwaarde dat aangegeven wordt onder welke omstandigheden een
voorspelling geldig is. Die omstandigheden noemen we contingentievariabelen.
1.5 uitdagingen en kansen voor GiO
in economisch moeilijk tijden gaat het vooral om effectief management. GiO heeft in
meerdere situaties wat te bieden. In goede tijden gaat het erom dat je begrijpt hoe je
werknemers moet belonen, tevredenstellen en vasthouden. In slechte tijden komen
zaken als stress, besluitvorming en omgaan met moeilijke situaties op de voorgrond te
staan.
Nu de wereld een global village is geworden, veranderen ook de taken van managers en
professionals. Zij krijgen in toenemende mate te maken met zaken als detachering,
verplaatsing van werk en omgaan met mensen die anders denken dan zijzelf.
Organisaties die flexibel blijven, continu werken aan kwaliteitsverbetering en hun
concurrenten voor zijn met een constante stroom van innovatieve producten en
diensten, zullen uiteindelijk als overwinnaars uit de strijd komen. Innovatie speelt ook
een centrale rol als het gaat om duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord
ondernemen (MVO).
De moderne manager moet een ethisch gezond klimaat scheppen waarin mensen
productief kunnen werken en waar duidelijkheid heerst over welk gedrag goed of fout is.
Positieve organisatiewetenschap houdt zich bezig met de vraag hoe organisaties sterke
kanten van mensen ontwikkelen, hoe ze werken aan vitaliteit en veerkracht, en op welke
manier ze het potentieel in mensen naar boven halen.
1.6 toepassingen in de organisatiepraktijk
3
, Human Resources Management gaat over alles wat een organisatie doet om
medewerkers productief te laten zijn. Tegelijkertijd moet HRM ervoor zorgen dat de
arbeidsrelatie in evenwicht is en voldoet aan maatschappelijke normen en
verwachtingen. Naast interne keuzes ten aanzien van de relatie tussen organisaties en
medewerkers is er ook invloed vanuit de institutionele omgeving (bijv wet van
minimumloon).
De hoofddoelen van de HRM-functie wordt als volgt omschreven
1) Stel medewerkers in staat een optimaal presentatieniveau te bereiken;
2) Bevorder dat mensen zich betrokken voelen bij de organisatie;
3) Bewaak dat de organisatie in haar arbeidsrelatie maatschappelijk aanvaardbaar
optreedt en zich houdt aan wetten, regelgeving en cao-afspraken.
1.7 een algemeen GiO-model
Overzicht
Het model illustreert dat input tot processen leidt, die weer tot uitkomsten leiden.
Input
Onder de input vallen variabelen als persoonlijkheid, groepsstructuur en
organisatiecultuur die tot processen leiden.
Processen
Processen zijn handelingen,
acties of reacties die zich
binnen personen, groepen
en organisaties kunnen
voordoen als gevolg van de
input, die leiden tot
bepaalde uitkomsten.
Uitkomsten
Uitkomsten zijn de cruciale
variabelen die je wilt
verklaren of voorspellen; ze
worden beïnvloed door
andere variabelen.
Hoofdstuk 2, individueel gedrag
2.1 Attitude
Een attitude is een houding die je hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of
gebeurtenissen. Uit je attitude blijkt hoe je over iets denkt en hoe je je eronder voelt. Een
attitude kan zowel positief als negatief zijn. Onze attitudes zijn vaak vrij stabiel, maar ze
kunnen onder bepaalde omstandigheden toch veranderen.
Attitudes bestaan uit drie componenten
4