Staat en Recht opdrachten
Opdrachten week 1
Opdracht 1 De functie van recht in een samenleving
a. Verheugt heeft het in het eerste hoofdstuk over de functie van het recht in een
samenleving. Waarom heeft volgens hem een samenleving behoefte aan rechtsregels?
- Een samenleving heeft volgens hem behoefte aan rechtsregels, omdat het recht de vrede in de
samenleving bewaart door de belangen van de gemeenschap en de belangen van de individuele
leden van de samenleving te beschermen.
b. Lees het artikel van Rossier in de reader. Leg uit welke regels een samenleving minimaal
nodig heeft volgens deze tekst.
- Respect voor elkaar
- Regels die geweld verbieden
- Regels die eigendommen beschermen
- Regels om te zorgen dat die worden gehandhaafd
Opdracht 2 Recht
a. Verheugt spreekt in zijn boek over de term ‘positief recht’. Wat wordt met deze term
bedoeld? Zoek in je wettenbundel de Opiumwet op en noem een
bevoegdheid die deze wet toekent aan de overheid.
- Met positief recht worden alle geldende rechtsregels op dit moment bedoeld.
- Een bevoegdheid die deze wet toekent aan de overheid is art. 9a: Onze Minister is bevoegd een
bestuurlijke boete van ten hoogste €33 500; op te leggen ter zake van een gedraging die in strijd
is met het bepaalde bij of krachtens artikel 3c, 4, eerste of tweede lid, of 5, eerste lid.
b. De term ‘bevoegdheid’ is een centraal begrip in de kennismaking met het recht. Verheugt
legt deze term uit op pagina 5 van zijn boek. Bedenk aan de hand van deze uitleg
waarom overheidsgezag in een staat altijd gebaseerd moet zijn op een bevoegdheid.
- Overheidsgezag in een staat moet altijd gebaseerd zijn op een bevoegdheid, omdat er anders
geen gezag is die ervoor zorgt dat de rechtsregels worden gehandhaafd. De burgers moeten ook
zekerheid hebben wat de overheid mag en welke bevoegdheden aan de overheid zij toegekend,
zodat ze niet willekeurig handelen.
Opdracht 3 Staat en staatsvormen
a. Bepaal of de volgende landen/gemeenschappen een staat vormen.
- Zuid- Afrika; is een staat, want ze hebben een gemeenschap van mensen, een afgebakend
grondgebied en er is een gezag.
- de Molukse gemeenschap in Nederland; geen staat, want ze hebben geen bepaald grondgebied
en geen gezag. Ze voelen zich wel verbonden met elkaar, dus is het een gemeenschap.
- België (Vlaanderen/Wallonië); is een staat, want ze hebben een gemeenschap van mensen, een
afgebakend grondgebied en een gezag. België is een federale staat.
b. Leg uit dat je aan de positie van de Nederlandse gemeenten en provincies kunt zien dat
Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is.
- Aan de positie van de Nederlandse gemeenten en provincies kun je zien dat Nederland een
gedecentraliseerde eenheidsstaat is, want de centrale overheid geeft macht af (bevoegdheden)
aan de lagere overheden, zoals provincies en gemeenten.
c. Duitsland is een bondsstaat, die anders is georganiseerd dan de Nederlandse eenheidsstaat. Zo
kent Duitsland zestien deelstaten. Maak aan de hand van twee voorbeelden uit het artikel van
Bovend’Eert (zie reader) duidelijk dat een deelstaat in Duitsland niet te vergelijken is met een
Nederlandse provincie.
, - Duitse deelstaten hebben een eigen grondwet, eigen regering, eigen parlement en eigen
rechterlijke organisatie en provincies in Nederland hebben dat niet.
Opdracht 4 (opdracht voor in werkcollege) Het Koninkrijk der
Nederlanden als bijzondere staatsvorm
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelt het bijzondere samenwerkingsverband van
Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Zoek het Statuut op in de wettenbundel en beantwoord
de onderstaande vragen.
a. Wie is het staatshoofd van het gehele Koninkrijk der Nederlanden?
- De koning en de raad van ministers.
De koninklijke macht wordt in aangelegenheden van het Koninkrijk uitgeoefend door de
koning als hoofd van het Koninkrijk. (artikel 4, lid 1)
b. De regering van het koninkrijk wordt gevormd door de Koning en de raad van ministers,
die bestaat uit alle Nederlandse ministers en de gevolmachtigde ministers van Aruba,
Curaçao en Sint Maarten. Noem drie artikelen uit het Statuut die betrekking hebben op
de gevolmachtigde ministers.
- Artikel 8, 9 en 10.
c. Hoewel de Grondwet meer dan 100 jaar ouder is, is het Statuut van een hogere orde. Uit
welk artikel van het Statuut blijkt dit?
- Artikel 5, lid 2.
Opdrachten week 2