Samenvatting Criminele Carrières
College 1 – Inleiding
Day, A., & Halsey, M. (2022). Desistance Theory and Forensic Practice. In: C.M. Langton & J.R.
Worling (Eds.). Facilitating desistance from aggression and crime. Theory, research, and strength-
based practices (pp. 1-18). Wiley. https://ebookcentral.proquest.com/lib/vunl/reader.action?
docID=7025362
Desistance = stoppen met criminaliteit.
Achterliggend idee: helpen van mensen om op korte termijn psychologische veranderingen te
bewerkstelligen die op hun beurt gedragsveranderingen op de lange termijn teweegbrengen die
worden ingebed in nieuwe persoonlijke identiteiten.
Polaschek (2019): desistance literatuur kan als volgt worden gekarakteriseerd:
- Identificeren en beschrijven van criminele carrièrepaden (theoretisch)
- Beter begrijpen van persoonlijke ervaringen van het stopproces (conceptueel)
3 perspectieven:
- Leeftijd en volwassen worden = ontogeen perspectief
- Sociale banden perspectief
- Narratologische perspectief = samenhang van iemands zelfproject, incl. de strategieën voor
het creëren van betekenis in iemand z’n leven om te stoppen met criminaliteit.
Kritiek: focust slechts op data m.b.t. opnieuw arresteren en veroordelen.
Het stoppen van criminaliteit is een moeilijk, niet rechtlijnig proces. Sommige elementen lijken wel
samen te hangen met het succesvol kunnen stoppen met criminaliteit:
, - Primaire dimensie/gedragsdesistance= fysiek stopzetten van criminaliteit. Iemand pleegt
geen delicten meer. Er is een wens om te stoppen met criminaliteit, die wordt gecreëerd door
een hook for change.
- Secundaire dimensie/identiteitsdesistance= verandering aanbrengen in de zelforiëntatie, die
sommige delinquenten binnen of buiten de gevangenis ervaren. Hierdoor ontstaat een
gedwongen pauze of misdaadvrije kloof van het plegen van misdrijven. Dit kan uiteindelijk
om worden gezet in iets langdurigs. Ook wel een soort identiteitsverandering; proces van
labeling en ontlabeling.
Transformatietheorie (Giordano e.a., 2002) geeft hiervoor een goede verklaring.
Iemand ziet zichzelf niet langer als ‘crimineel’
- Tertiaire dimensie/relationele desistance = het opbouwen van relaties, zodat iemand het
gevoel krijgt dat hij/zij weer een kans krijgt en onderdeel is van de samenleving.
Herkenning door anderen dat hij/zij veranderd is met een sense of belonging.
Bestaan van extra-clinical issues voor het bewerkstelligen van een verandering, zoals
gevangenismedewerkers, banden met familieleden, sociaal-culturele positie etc.
Kortom, veel aandacht besteden aan de sociale en culturele context.
Transtheoretische model (Casey e.a., 2005) = integratief, bio-psychosociaal model dat tot doel heeft
te verklaren waardoor opzettelijke gedragsverandering plaatsvindt. 3 verschillende factoren:
- Veranderingsprocessen = wat een individu doet om een verandering aan te brengen.
- Beslissingsevenwicht = relatieve beoordeling van baten en kosten van een
gedragsverandering.
- Self-efficacy = zelfvertrouwen en de verleiding om waargenomen capaciteiten van een
individu voor een bepaalde taak te beschrijven.
,Onderliggend idee (wordt niet per se gedeeld door de desistance theorie): de keuze om criminaliteit
te plegen en om deze niet te plegen is een rationele keuze.
Door gebrek aan zelfcontrole is men daar zeker niet altijd toe in staat (= cognitief-
sociaal leren theorie).
Desistance theory stelt dat iedereen waar een delinquent mee in aanraking komt heeft invloed op het
gedrag van een delinquent en het uiteindelijke wel/niet stoppen met criminaliteit. Daarnaast gaat het
stopproces met veel vallen en weer opstaan, waardoor het stoppen soms op de meest onverwachte
momenten plaatsvindt. Overal het algemeen lijkt te gelden dat sociale banden, contacten en
activiteiten essentieel zijn in het stopproces.
Assisted desistance (Villeneuve e.a., 2021) = breed scala aan sociale verbindingen zijn
nodig voor een succesvolle rehabilitatie. Zeker wanneer deze worden ervaren als niet-
veroordelend, authentiek, eerlijk en betrouwbaar.
Ook essentieel om aanwezig te zijn in een behandeling om te kunnen stoppen met criminaliteit:
- Helpen herkennen van hooks for changes
- Veilige omgeving waarin men kan proberen te stoppen met criminaliteit
- Helpen bij het opbouwen van positieve verhalen omtrent het zelf en anderen
- Opbouwen van een premie op basic, maar goed sociaal werk
- Promoten van gedeelde besluitvorming, wat leidt tot een toename in vertrouwen tussen
delinquenten en professionals, wat kan resulteren in een goede gedragsverandering
- Helpen bij het omgaan met de sociale condities waarin recidive kan plaatsvinden
- Herkennen wanneer een op naleving gerichte aanpak contraproductief werkt
- Helpen in tussenperiode waarin ex-delinquenten zichzelf als ‘veranderde individuen’ zien en
de samenleving ze nog zien als ‘delinquenten’
Desistance theorieën zijn niet enkel opgesteld om te beschrijven hoe gedragsverandering kan worden
bewerkstelligd. Ze spelen ook een belangrijke rol in het helpen begrijpen van de meer systematische
problemen waar het justitiële systeem mee te maken heeft. Denk bv aan het feit dat er in detentie
meer etnische minderheden zitten, dan bv blanken.
Verklaring: General Theory of Crime = komt door gebrek aan zelfcontrole,
veroorzaakt door een inadequate ouderlijke supervisie en begeleiding. Waarschijnlijk
hebben de ouders ook criminaliteit gepleegd, waardoor de kinderen ook geneigd zijn
om frequenter en ernstigere criminaliteit te plegen.
Desistance theory: extra verklaring geven, door rekening te houden met de sociale
context en de gemeenschap waarin een individu zich bevindt. Wordt in bovenstaande
theorie niet gedaan.
Waar de desistance literatuur vooral in tekort schiet is een verklaring geven voor het belang van de
tertiaire desistance
Farrall, S. (2019). The architecture of desistance: Exploring the structural sources of desistance and
rehabilitation. In: S. Farrall (Ed.), The architecture of desistance (pp. 3-27). Routledge.
Stoppen met criminaliteit is afhankelijk van een samenspel van…
- Agency
- Sociale, culturele en economische processen
Toch is ‘hoe dit precies werkt’ weinig aangetoond in studies aangezien deze vaak lokaal/binnen 1 land
worden uitgevoerd en kwalitatief van aard zijn. Meeste studies focussen zich ook op de interne
processen van het stoppen met criminaliteit. De rol van grotere sociale krachten wordt hierdoor uit
het oog verloren. Verschillende belangrijke studies:
- Barclay (1990): peak age voor plegen van criminaliteit = leeftijd waarop leerplicht stopt – 1.
- Farrall e.a. (2010): invloed van veranderingen op macroniveau in de VK tussen de jaren ’80 en
2000 op het stoppen met criminaliteit. Meer werk beschikbaar -> mensen kregen betere
, banen -> betere opleiding nodig. Waren voornamelijk feminieme banen. Banen die mannen
lieten stoppen met criminaliteit verdwenen. Nieuwe banen -> lastig te begrijpen voor
mannen.
Daarnaast ging men ook steeds harder straffen + steeds meer mensen in detentie. Tevens
nam rond dezelfde periode het rehabilitatie-ideaal af. Men ging daar minder aandacht aan
besteden. Deze bloeide weer op in de jaren ’90 met het What Works-beginsel.
- Kemshall (2003): er kwam steeds meer aandacht voor risicobeoordeling. Iemand die wordt
bestempeld als ‘hoog’ risico’ kan moeite hebben van dit stempel af te komen en daardoor
moeilijkheden ondervinden met het stoppen van criminaliteit.
- Osterman (2015, 2018): in Zweden en Engeland vrouwen onderzoeken in het
strafrechtssysteem.
In Zweden was het makkelijker om te stoppen met criminaliteit, mede door de
aangeboden infrastructuur.
Waren er minder conflicten tussen autoriteiten en gevangenen
- Segev: vergelijking tussen Engeland en Israël. Mannelijke gedetineerden. Systemen
verschillen.
- Villagra (2016): onderzoek in Chili. Onderscheid:
Traditionele stoppers o.a. door vormen van gezin, krijgen van werk, banden met
gemeenschap.
Groep die gevangen zat tijdens dictatoriale regime (1973-1990): hoge, lange straffen
voor relatief milde delicten. Waren vaak jonge mannen die onder inhumane
omstandigheden zijn opgesloten. Na vrijlating hadden zij gigantische problemen met hun
re-integratie.
Oftewel, politieke regimes kunnen het stopproces beschadigen.
Veel studies hebben ook een historisch perspectief geboden. Hieruit kwam o.a. naar voren dat de
economie een belangrijke rol kan spelen. Ook genderongelijkheid speelde met de emancipatie
kregen vrouwen een grotere stem en dus meer zeggenschap. Zowel sociale, economische en
culturele processen spelen een grote rol bij stoppen met criminaliteit. Ook religie kan belangrijk zijn.
Het zou als het waren een verandering in de sociale cirkels aanbrengen, met een nieuwe set aan
normen en waarden die lijnrecht tegenover criminaliteit staan en daarmee criminaliteit afkeuren.
Verschillende studies tonen aan dat men verschillende stopprocessen kan kennen. Dit is o.a.
afhankelijk van iemands criminele carrière. Geen een theorie zal ooit kunnen gelden voor alle
stoppers. Er moet een flexibele theorie worden gevonden, die om kan gaan met de heterogeniteit in
het stopproces.
Welke factoren vormen het stopproces? Niet enkel individuele keuzes, maar ook…
- Gender
- Etniciteit
- Leeftijd
- Historische momenten
- Economische systemen
- Strafrechtsysteem
- Criminele carrières
Om een goede theorie omtrent het criminele stopproces te kunnen opbouwen, moeten betere en
meer (inter)nationale vergelijkingen/contextuele vergelijkingen worden gedaan.
Farrall e.a. (2014, 2011): opstellen van een theoretisch model omtrent het stopproces. Opgebouwd
uit verschillende elementen vanuit verschillende theoretische modellen. Het is flexibel genoeg om in
verschillende culturen, contexten of historische perioden te worden toegepast.