Samenva'ng CE3
Hoofdstuk 9: 9.1 product
Product: alles wat onder de aandacht van de markt kan worden gebracht of aangeboden
voor aankoop, gebruik of verbruik en wat voorziet in een behoe?e of een wens; dit kunnen
zowel materiële objecten zijn als diensten, personen, plaatsen, organisaCes en ideeën.
Diensten: acCviteiten, benefits of vormen van behoe?ebevrediging die te koop worden
aangeboden, ontastbaar zijn en waarvan de consument geen eigenaar kan worden.
Productniveaus:
- Kernproduct: de oplossing of een verzameling kernbenefits die de klant verwer?
wanneer hij het product aankoopt. Het product wordt beschouwd in termen van
funcCes voor de afnemer, als vervuller van een specifieke behoe?e van de afnemer.
- Tastbaar product: de componenten van het product die fysiek waarneembaar zijn. De
onderdelen, het kwaliteitsniveau, de funcCes, de sCjl, de merknaam, de verpakking
en andere kenmerken die tezamen de benefits van het kernproduct leveren.
- Uitgebreid product: de toegevoegde eigenschappen, zoals extra dienstverleningen en
benefits, die rond het kernproduct en het tastbare product worden gecreëerd.
ProducCndelingen:
- Niet-duurzaam product: consumentenproduct dat een (relaCef) korte levensduur
hee? en normaal gesproken slechts eenmaal of enkele malen wordt gebruikt.
è Bier, zeep en levensmiddelen.
- Duurzaam product: consumentenproduct dat normaal gesproken over een langere
periode en/of keer op keer wordt gebruikt.
è Koelkasten, auto’s en meubels.
- Consumentenproducten: product dat door de finale afnemers (eindconsumenten)
voor persoonlijk gebruik wordt gekocht.
- Industriële producten: producten die worden gekocht door personen of organisaCes
voor verdere verwerking of gebruik in een bedrijf of instelling.
,Consumentenproducten ingedeeld op basis van koopgewoonten:
- Convenienceproducten: consumentenproduct waarvoor de consument zeer weinig
koopinspanning wenst te verrichten. Veelal gaat het om frequent en rouCnemaCg
aangekochte producten. De consument koopt vaak, direct en zonder veel vergelijking.
• Lage prijs/ waarde.
• Worden overal aangeboden waar klant dit verwacht.
• MassapromoCe door producent.
• Zeep, snoep, kranten en kant-en-klaarmaalCjden.
- Shopping products: consumentenproducten waarvoor de consument bereid is enige
moeite te doen voordat hij tot aanschaf over gaat. Het zijn producten die de
consument in een selecCe- en koopproces vergelijkt op geschiktheid, kwaliteit, prijs
en sCjl.
• Hoge prijs/ waarde.
• Slechts enkele verkooppunten per middelgrote stad.
• Reclame en persoonlijke verkoop door producent en wederverkopers.
• Grote huishoudelijke apparaten, Tv-toestellen, meubels, kleding.
- Specialty products: consumentenproducten met unieke kenmerken of een speciale
merkidenCteit waarvoor een aanzienlijke groep klanten een bijzondere
koopinspanning overhee?.
• Hoge prijs/ waarde.
• Slechts enkele verkooppunten per provincie.
• Gerichte promoCe.
• Rolex horloge, bepaalde auto’s, kleding van modeontwerpers, juridisch advies.
- Unsought products: consumentenproducten waarbij de consument normaal
gesproken niet intrinsiek gemoCveerd is ze te kopen, of hij ze nu kent of niet.
• Prijswaarde is verschillend.
• Verschillende verkooppunten.
• Agressieve reclame.
• Levensverzekering, uitvaartverzekeringen, alarminstallaCes.
3 groepen industriële producten:
, - Materialen en onderdelen: industriële producten die volledig in het product opgaan,
zoals grondstoffen en gefabriceerde materialen en onderdelen.
• Grondstoffen: onder andere agrarische producten (tarwe, katoen, vee, groente en
fruit) en natuurlijke producten (vis, hout, ruwe olie, ijzererts).
• Gefabriceerde materialen en onderdelen: basismaterialen (ijzer, garen, cement,
draden) en componenten (motoren, banden, gietstukken).
- Kapitaalgoederen: goederen die worden aangewend in producCehuishoudingen,
waarbij hetzelfde goed gedurende diverse producCeprocessen kan worden gebruikt.
Zij helpen bij de producCe of het uitvoeren van werkzaamheden voor de klanten. Het
gaat om installaCes en hulpapparatuur.
• InstallaCes: zijn gebouwen (fabrieken, kantoren) en vaste apparatuur
(generatoren, dilboren, grote computers, li?en).
• Hulpapparatuur: hieronder vallen draagbare apparatuur en gereedschap
(handgereedschap, he?rucks) en kantoorapparatuur (pc’s, bureaus).
- Hulpmaterialen en ondersteunende diensten: industriële producten die niet in het
eindproduct opgaan.
• Hulpmaterialen: bedrijfsmiddelen (steenkool, schrijfpapier, potloden) en
onderhouds- of reperaCebenodigdheden (verf, spijkers, bezems).
è MRO: maintenance, repair en operaCons.
• Ondersteunende diensten: onder andere onderhoud en reperaCe,
adviesdiensten.
Het concept van producten omvat behalve tastbare producten en diensten ook andere
eenheden waarvoor markeCng kan worden bedreven.
- OrganisaCemarkeCng: markeCngacCviteiten die worden ondernomen om de houding
en het gedrag van een doelgroep ten opzichte van een organisaCe te creëren, in stand
te houden of te veranderen.
è Winstgevende bedrijven, non-profitorganisaCes.
- PersonenmarkeCng: markeCngacCviteiten die worden ondernomen om de houding
en het gedrag van doelconsumenten ten opzichte van bepaalde personen te creëren,
in stand te houden of te veranderen.
è Presidenten, premiers
- MarkeCng van plaatsen: houdt de acCviteiten in die worden ondernomen om de
houding en het gedrag van doelconsumenten ten opzichte van bepaalde plaats te
creëren, in stand te houden of te veranderen.
è Steden, regio’s, provincies.
- Maatschappelijke markeCng: markeCngacCviteiten om het gedrag van mensen te
beïnvloeden voor hun eigen bestwil of in het belang van de samenleving.
è Volksgezondheidscampagnes.
, 9.2 Product- en dienstbeslissingen
Total quality management (TQM): beleid dat is gericht op voortdurende verbetering van
algemene bedrijfsprestaCes, en dat zich focust op het voldoen aan klanteisen en de
bedrijfsstrategie.
Beslissingen over producten en diensten:
- Productkwaliteit: de mate waarin het product voldoet aan de eisen die voortvloeien
uit het gebruik of verbruik. Denk aan duurzaamheid, betrouwbaarheid, precisie,
bedienings- en reparaCegemak en andere gewaardeerde kenmerken.
- ProducduncCes: een product kan worden aangeboden met verschillende funcCes.
Een basismodel, zonder extra’s, is het uitgangspunt. Het bedrijf kan uitgebreidere
modellen creëren door funcCes toe te voegen. Een bedrijf kan zich hiermee
onderscheiden van de concurrenCe.
- SCjl en productontwerp: een manier om het product onderscheidend te houden.
è Voorbeeld: IKEA
Merkbeslissingen:
Merk: ieder teken, een naam, term, symbool of ontwerp of combinaCe van deze elementen
dat in staat is producten of diensten van een bepaalde aanbieder te onderscheiden en dat in
materiële dan wel immateriële zin een zekere betekenis kan hebben.
è Met merkbeleving kun je waarde toevoegen aan een product.
Generieke producten: zijn merkloze, goedkopere versies van normale producten in een
eenvoudige verpakking. Ook wel wi#e merken genoemd.
è Spaghef, keukendoekjes en perziken in blik.
Een merk helpt kopers in een aantal opzichten:
- Merken zeggen iets over de productkwaliteit.
- Vanwege hun herkenbaarheid verhogen merken de efficiency van het winkelende
publiek.
- Merken vesCgen de aandacht van de consumenten op nieuwe producten waarvan zij
zouden kunnen profiteren.
Een merk biedt ook de aanbieder voordelen:
- Een merk maakt het de aanbieder gemakkelijker om bestellingen te verwerken en
problemen na te gaan.
- Een merk en een handelsmerk geven de aanbieder juridische bescherming.
- Door een merk kan de aanbieder een loyale, winstgevende klantenkring aantrekken.
- Door een merk kan de aanbieder de markt segmenteren.