Inhoud
1.1 De kandidaat beschrijft de kenmerken van volksverzekeringen, sociale voorzieningen en
werknemersverzekeringen.....................................................................................................................1
1.2 De kandidaat stelt voor een situatie vast of er sprake is van een volksverzekering, sociale
voorziening of werknemersverzekering.................................................................................................1
1.3 De kandidaat beschrijft de kenmerken van de sociale zekerheid.....................................................4
1.4 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke volksverzekering van toepassing is (AOW, ANW,
AKW).......................................................................................................................................................4
1.5 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke werknemersverzekering van toepassing is (ZW,
WAO, WIA, WW)....................................................................................................................................7
1.6 De kandidaat motiveert voor een situatie of iemand in aanmerking komt voor een gegeven
volksverzekering (AOW, ANW en AKW)..................................................................................................8
1.7 De kandidaat motiveert voor een situatie of iemand in aanmerking komt voor de WAZO..............9
1.8 De kandidaat motiveert voor een situatie of iemand in aanmerking komt voor een gegeven
werknemersverzekering (ZW, WIA en WW).........................................................................................11
1.9 De kandidaat stelt voor een situatie de duur van een WW-uitkering vast.....................................14
1.10 De kandidaat motiveert voor een situatie welk percentage van het laatstverdiende loon de WW-
uitkering bedraagt................................................................................................................................15
1.11 De kandidaat motiveert voor een situatie of iemand in aanmerking komt voor een gegeven
voorziening met betrekking tot de Participatiewet (WWB, IOAW, IOAZ en TW)..................................15
1.12 De kandidaat motiveert voor een situatie welk percentage van het minimumloon de WWB-
uitkering bedraagt................................................................................................................................17
1.14 De kandidaat berekent voor een beschreven situatie het (maximale) dagloon...........................18
1.15 De kandidaat beschrijft de kenmerken van de WMO (doel, uitvoerende instantie, eigen bijdrage,
criteria pgb, mogelijkheid Wmo-voorziening)......................................................................................18
1.16 De kandidaat beschrijft de kenmerken van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ (doel,
uitvoerende instantie, eigen bijdrage, eigen risico, criteria)................................................................19
1.17 De kandidaat motiveert aan de hand van een deel van de polisvoorwaarden of een verzekerde
recht heeft op een vergoeding voor een medische behandeling.........................................................22
2.1 De kandidaat benoemt per gegeven volksverzekering of voorziening welke organisatie deze
uitvoert.................................................................................................................................................22
2.2 De kandidaat stelt voor een situatie vast (financiële en sociale problemen) naar welke
organisaties doorverwezen kunnen worden........................................................................................23
,1.1 De kandidaat beschrijft de kenmerken van
volksverzekeringen, sociale voorzieningen en
werknemersverzekeringen.
Kenmerken van volksverzekeringen:
Zijn bestemd voor iedere ingezetene die in Nederland woont (legale inwoner van
Nederland).
Iedereen met een inkomen, uitkering of pensioen betaalt mee aan een premie voor deze
verzekeringen.
Kenmerken van sociale voorzieningen:
Zijn een vangnet.
Zorgt ervoor dat mensen die geen inkomen of uitkering hebben, toch een minimumbedrag
krijgen om in hun levensonderhoud te voorzien.
Zijn bedoeld om armoede en verpaupering tegen te gaan.
Voor deze verzekeringen betaal je geen premie, want de sociale voorzieningen worden
gefinancierd uit de algemene (belasting)middelen van de overheid.
Kenmerken van werknemersverzekeringen:
Zijn bestemd voor werknemers.
1.2 De kandidaat stelt voor een situatie vast of er
sprake is van een volksverzekering, sociale
voorziening of werknemersverzekering.
Volksverzekeringen:
Er zijn in totaal vier volksverzekeringen, namelijk:
de Algemene Ouderdomswet (AOW)
de Algemene Nabestaandenwet (Anw)
de Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
de Wet langdurige zorg (Wlz).
AOW:
De AOW biedt iedere ingezetene vanaf een bepaalde leeftijd een ouderdomspensioen. De bedoeling
van de AOW is dat er voor iedere oudere een basispensioen is als hij vanwege zijn leeftijd moet
stoppen met werken. Het bedrag van het AOW-pensioen is voor iedereen (in dezelfde gezinssituatie)
gelijk.
1
,Anw:
De Anw richt zich net als de AOW op alle ingezetenen. De Anw heeft twee uitkeringen: een uitkering
voor nabestaanden (weduwe of een weduwnaar) en een uitkering voor wezen (kind van wie beide
ouders is overleden).
AKW:
De AKW biedt ouders en verzorgers van minderjarige kinderen een tegemoetkoming in de kosten van
de opvoeding. Deze tegemoetkoming noemen we kinderbijslag.
NB: Ouders komen voor tweemaal het bedrag aan kinderbijslag in aanmerking als ze een zwaar
gehandicapt kind thuis verzorgen in plaats van in een instelling.
Wlz:
De Wlz verzekert ingezetenen tegen zeer hoge ziektekosten die bij particuliere verzekeringen niet te
verzekeren zijn. De Wlz richt zich op ingezetenen die vanwege een blijvende beperking, stoornis of
ziekte intensieve zorg nodig hebben, bijvoorbeeld in een verpleeghuis, in een instelling voor mensen
met een ernstige lichamelijke of geestelijke beperking.
Sociale voorzieningen:
Sociale voorzieningen zijn:
De Participatiewet
De Toeslagenwet (TW)
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Participatiewet:
Biedt iedere ingezetene die zelf niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien, een
uitkering op het niveau van het bestaansminimum. De Participatiewet is niet alleen gericht op
financiële ondersteuning, maar ook op het vinden van werk, zodat de uitkeringsgerechtigde weer zelf
zijn inkomen kan verdienen. Ook mensen met een laag inkomen die geen maandelijkse
bijstandsuitkering nodig hebben, kunnen voor eenmalige uitgaven een beroep doen op bijzondere
bijstand, bijvoorbeeld voor een nieuwe bril of voor kinderopvang.
Toeslagenwet:
De TW is een aanvullende regeling die geldt voor de werknemersverzekeringen en voor de Wajong.
Wie met zijn WW-, WIA-, ZW-, of Wajong-uitkering onder het sociaal minimum zit, heeft in veel
gevallen recht op een toeslag, zodat de uitkering wordt aangevuld tot aan het sociaal minimum. Voor
een uitkeringsgerechtigde die een gezamenlijke huishouding met een partner voert, geldt dat hij
2
, alleen in aanmerking komt voor een toeslag als het gemeenschappelijk inkomen van hemzelf en zijn
partner onder het sociaal minimum zit.
Wajong:
De Wajong is bedoeld voor mensen die al vanaf hun jeugd (vóór hun 17 e jaar) ziek of gehandicapt zijn
en daardoor niet in staat zijn om zelf betaald werk te doen.
Wmo:
De Wmo bepaalt dat gemeenten hun inwoners moeten ondersteunen bij een zelfredzaam leven en
bij hun deelname aan het maatschappelijk leven. Voorzieningen voor wonen en vervoer vallen onder
de Wmo.
Werknemersverzekeringen:
De drie werknemersverzekeringen zijn:
de Ziektewet (ZW)
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en soms nog de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
de Werkloosheidswet (WW).
Ziektewet:
Als de werknemers ziek worden, heeft hun werkgever de wettelijke plicht om minstens 70% van hun
loon door te betalen. Deze loondoorbetalingsplicht geldt zolang de werknemer ziek is, met een
maximum van twee jaar.
De ZW biedt een uitkering aan zieke werknemers die geen werkgever (meer) hebben om hun loon bij
ziekte door te betalen. Heeft een werknemer bijvoorbeeld tot 1 februari een contract en wordt hij op
22 januari ziek, dan betaalt de werkgever het loon door tot aan het einde van het contract op 31
januari. Is de werknemer daarna nog steeds ziek, dan ontvangt hij een uitkering op grond van de ZW.
WIA of WAO:
De WIA zorgt voor een inkomen als een werknemer langer dan twee jaar arbeidsongeschikt is. De
WIA kent twee verschillende regelingen. Wie volledig en langdurig arbeidsongeschikt is, valt onder de
Regeling inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en krijgt 75% van zijn
oude loon. Wie gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, valt onder de Regeling werkhervatting gedeeltelijk
arbeidsongeschikten (WGA). Deze WGA gaat ervan uit dat de werknemer zelf een deel van zijn
inkomen verdient omdat hij slechts gedeeltelijk arbeidsongeschikt is.
De WW wordt later behandeld.
3