Hoofdstuk 1 Taalonderwijs
Waarom taalonderwijs?
- Via taal kunnen we onszelf uitdrukken en gaan we relaties aan met andere
mensen
- Taal zorgt voor 2 menselijke behoeften:
Expressie
Contact
- Taal maakt ontwikkeling mogelijk en via taal leren we onszelf en de
maatschappij kennen
- Taal is verbonden met onze persoonlijkheid en identiteit
Kernfuncties
- Onderwijspedagoog Gert Biesta vat de functies van taal samen in 3
begrippen:
Kwalificatie: het eigen maken van kennis, vaardigheden en
houdingen. Voor taalonderwijs gaat het om de basale kennis van de
taal en de taalvaardigheden spreken, schrijven, lezen en luisteren. Het
idee van het basisonderwijs is dat leerlingen de basiskwalificaties leren.
Socialisatie: het voorbereid worden op een leven als lid van een
gemeenschap met eigen tradities, regels, gewoontes en praktijken.
Socialisatie is het proces waarbij iemand bewust of onbewust
cultuurkenmerken van een groep overneemt.
Subjectivering: de vorming van een persoon. De mens wordt als
subject gezien en niet als object. Het gaat over menselijke
individualiteit én subjectiviteit. De basisschool zorgt dat leerlingen zich
bewust worden van hun verantwoordelijkheid en dat ze ruimte krijgen
om zich aangesproken te voelen door hun omgeving. Hierbij gaat het
om: is mijn wens ook wenselijk voor de wereld om mij heen?
Subjectiviteit betreft niet alleen ‘dit is wat ik wil’, maar ook ‘ik én mijn
wereld’.
Kernfuncties en taalonderwijs
- We geven taal op de basisschool in eerste instantie om leerlingen beter te
leren spreken, luisteren, lezen en schrijven
- We stellen bepaalde kennis over taal aan de orde zodat de leerlingen
betere taalgebruikers worden. Daardoor kunnen ze andere vakken beter
begrijpen. Ze vergroten hun kennis van de wereld door middel van taal, en
kwalificeren zich zo om in onze samenleving te leven.
- Taal is een belangrijk element van onze cultuur. Taal is het instrument
waardoor wij als mens verschillen van alle andere bekende levenssoorten.
- We geven ook taalonderwijs omdat leerlingen leren zichzelf uit te drukken
en te leren kennen.
Visies
- Bekende leertheorieën zijn: de behavioristische, cognitieve en
constructivistische/sociaal-culturele.
- Tegenwoordig zijn vormen van constructivistische theorieën populair.
- Het constructivisme stelt de interactie tussen de lerende en de
leeromgeving centraal: leren is een actief proces van kennisverwerving,
waarbij de kennis ontstaat in interactie met anderen.
- Tegenwoordig is er veel aandacht voor technologie binnen het onderwijs.
Er wordt gepleit voor aandacht voor de 21-eeuwse vaardigheden in het
onderwijs:
, Creativiteit
Kritisch denken
Probleemoplossende vaardigheden
Communiceren
Samenwerken
Digitale geletterdheid: gaat om een combinatie van ICT-
basisvaardigheden, informatievaardigheden en mediawijsheid
Sociale en culturele vaardigheden
Zelfregulering
Visies op taalonderwijs
Traditioneel taalonderwijs
- Taal wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur
- In dit soort taalonderwijs ligt de nadruk op schriftelijke vaardigheden, en
daarbinnen op vormaspecten.
- Grammatica is belangrijk want een goede beheersing daarvan, leidt tot
een betere taalbeheersing.
- Wat leerlingen aan grammatica moeten leren is afgeleid van oude,
academische tradities. De ontleding van zinnen (redekundige ontleding) en
de benoeming van woordsoorten (taalkundige ontleding) zoals die vroeger
werd aangeboden, wordt op de basisschool in sterk vereenvoudigde vorm
aangeboren.
- Bij schrijven ligt een sterk accent op de vorm van taal, met name op de
spelling. Leerlingen leren systematisch de schrijfwijze van woorden.
- Bij lezen ligt de nadruk op de techniek van het lezen: leestechniek,
leesbegrip en leesbeleving worden uit elkaar gehouden.
- Technisch lezen, begrijpend lezen en vrij lezen worden los van elkaar
ingeroosterd.
- Er is weinig aandacht voor de domeinen spreken en luisteren.
- Een voordeel van deze visie is dat het overzichtelijker is: verdeeld in
deelaspecten die los van elkaar te bekijken en te analyseren zijn.
- Een nadeel van deze visie is dat de aandacht voor de verschillende
domeinen niet evenwichtig is. Het accent ligt op meetbare aspecten zoals
technisch lezen en spelling. Aspecten zoals schrijven en mondelinge
taalvaardigheid blijven onbelicht.
- Er zijn niet veel scholen die strak aan deze visie vasthouden.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
- Een van de uitgangspunten is dat leerlingen vooral taal leren door taal te
gebruiken in zinvolle context.
- Leerlingen werken vanuit bepaalde thema’s, vaak afkomstig uit andere
vakken.
- Naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij
leerlingen vak-onderdelen oefenen die niet in het kader van een thema
kunnen worden geleerd/geoefend. Bijvoorbeeld technisch lezen, spelling
en grammatica. Er zijn ook cursorische activiteiten die wel in een thema
geleerd/geoefend kunnen worden: een ‘cursus’ interviewen. Bij deze
cursorische activiteiten stuurt de leerkracht het onderwijsproces.
- Een voordeel van deze visie is dat leerlingen in thema’s bezig kunnen zijn
met activiteiten die ze zelf als zinvol ervaren.
- Nadelen zijn dat thematisch werken veel werk kost, waardoor het moeilijk
is om een balans te vinden tussen thematisch en cursorisch werken. Dit
maakt het voor de leerkracht lastig om grip te krijgen op datgene wat de
leerlingen hebben geleerd.
, - Kenmerken van deze visie zijn nog steeds terug te vinden in de moderne
taalmethodes.
Taal bij alle vakken
- Er wordt vanuit gegaan dat taal meer is dan materie, en dat je door middel
van taal kunt leren. Taal gebruik je voor het leren van nieuwe inhouden en
voor het verkrijgen van nieuwe inzichten.
- De leerkracht is sterk gericht op de interactie in de groep. De bedoeling
daarvan is de leerlingen in de gelegenheid te stellen om te leren in
klassikaal verband of in kleinere groepen. Bijvoorbeeld praten over
natuurkunde.
- Een voordeel van deze visie is dat leerlingen taal gebruiken in een situatie
die voor hen betekenisvol is, maar ook transferproblemen worden zo
voorkomen.
- Een nadeel kan zijn dat bepaalde taalonderdelen niet goed uit de verf
komen omdat deze beter systematisch aangeleerd kunnen worden. Zo kun
je spellingsonderwijs beter cursorisch aanbieden.
- Deze visie is nog steeds populair in het basisonderwijs.
Communicatief taalonderwijs
- Leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren. De
aandacht gaat minder uit naar de correctheid van het taalgebruik, en meer
naar het tot stand komen van de communicatie en het overbrengen van de
bedoeling van de spreker/schrijver.
- Het accent ligt op leren spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de
gedachte: zender boodschap (de tekst) ontvanger.
- Leerkrachten die vanuit deze visie werken, creëren reële communicatie
situaties die ook buiten school zouden kunnen plaatsvinden.
- Een voordeel is dat leerlingen gemotiveerd kunnen raken door de gekozen
situaties.
- Een nadeel is dat niet alles in een reële, communicatieve situatie kan
worden aangeboden.
Whole-languagebenadering
- Deze visie gaat ervan uit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om taal op
te delen in kleinere delen (domeinen), die apart aangeleerd moeten
worden.
- Taal wordt via deze methode niet in stukjes aangeboden maar als één
geheel.
- Er wordt gebruik gemaakt van een taalronde: de leerlingen vertellen,
luisteren, schrijven en lezen.
- Er wordt grote waarde gehecht aan wat leerlingen te vertellen hebben en
hoe ze dat mondeling en schriftelijk doen.
- Het uitgangspunt is dat alle leerlingen iets te vertellen hebben, ook de
leerlingen die niks lijken mee te maken.
- Een ander uitgangspunt is dat leerlingen taal leren door het te gebruiken.
Strategisch taalonderwijs
- Deze visie is gebaseerd op de visie dat leerlingen voor het uitvoeren van
communicatieve taken, strategieën moeten leren beheersen. In het
taalonderwijs worden de belangrijkste strategieën uitgelegd, gedefinieerd
en aangeleerd.
, - Bij begrijpend lezen betekent dit dat leerlingen strategieën leren om
bijvoorbeeld de hoofdgedachte uit de tekst te halen.
- Een voordeel van deze visie is dat leerlingen beschikking krijgen over een
middel om greep op de taal te krijgen (bijvoorbeeld een stappenplan).
- Een nadeel is dat de leerkracht vaak hetzelfde hulpmiddel (stappenplan)
blijft aanbieden. Leerlingen gaan dat snel vervelend vinden. Strategieën
worden dan een doel op zich, in plaats van een middel om een tekst te
begrijpen of te schrijven.
Taakgericht taalonderwijs
- Deze visie gaat uit van het idee dat leerlingen niet alleen taal leren óm er
taken mee te kunnen uitvoeren, maar dat ze taal leren dóór deze taken uit
te voeren.
- In deze visie vindt onderwijs plaats vanuit taken die leerlingen zelf
inhoudelijk interessant vinden.
- De taak die de leerlingen krijgen, daar is een ‘kloof’ ingebouwd. Er is dus
een kloof tussen wat de leerlingen aan taalvaardigheid bezitten, en wat ze
nodig hebben om de taak tot een goed einde te brengen.
- Het doel hiervan is dat de leerlingen gemotiveerd genoeg zijn om die kloof
te overbruggen.
- Er gelden dezelfde voor- en nadelen als voor het communicatieve
taalonderwijs en voor taal bij alle vakken.
Interactief taalonderwijs
- Deze visie gaat ervan uit dat leerlingen taal het best leren in een krachtige
leeromgeving waarbij rekening gehouden wordt met hun individuele
verschillen en behoeften.
- Bij deze vorm van taalonderwijs staan betrokkenheid en activiteit centraal.
- Interactief taalonderwijs bestaat uit 3 manieren van leren:
Betekenisvol leren: kinderen leren het best in contexten die voor hen
belangrijk zijn. Deze contexten zijn rijk, uitdagend, motiverend,
herkenbaar en functioneel.
Sociaal leren: leerlinge leren in samenspraak en samenwerking met
(meer ervaren) anderen. Door het voorbeeldgedrag van volwassenen
en door gesprekken met volwassen en leeftijdsgenoten ontdekken
leerlingen de betekenis en functie van gesproken en geschreven taal.
Samenwerkend leren is een goede werkwijze, vooral wanneer daarbij
een gemeenschappelijk doel wordt nagestreefd.
Strategisch leren: leerlingen hebben concrete strategieën nodig om
bepaalde taalproblemen op een efficiënte wijze op te lossen. Ze
verwerven veel van die strategieën door anderen na te doen en door
samen te werken. Expliciete instructie van strategieën is belangrijk,
vooral voor de leerlingen die moeite hebben met leren.
- Aanhangers van deze visie pleiten voor een goede balans tussen open
leersituaties en expliciete instructies.
- In groep 2 worden (met veel open leersituaties) meer instructieve situaties
gecreëerd.
- In groep 3 en 4 worden naast de formele leesinstructies ook meer open
leersituaties ingezet ten behoeve van functioneel lezen en schrijven.
- Binnen deze visie wordt het technisch lezen gezien als faciliterend voor het
begrijpend lezen. Vooral snelle woordherkenning wordt benadrukt.
- In interactief taalonderwijs zit veel van de vorige genoemde visies, behalve
van het traditionele taalonderwijs.
- De meeste methodes van nu gebruiken interactief taalonderwijs als
uitgangspunt.