Week 1
Hoofdstuk 1 New forms of personal connection
In het boek wordt gesteld dat we in een soort digitaal tijdperk leven, welke wordt gekenmerkt
door snelle verandering in de soorten technische bemiddeling die we gebruiken om met
elkaar te communiceren en omgaan. Over deze snelle technologische transformaties zijn
enerzijds zorgen, want het zou ervoor kunnen zorgen dat communicatie tussen mensen
nogal oppervlakkig wordt. Anderzijds zien mensen ook mogelijkheden in de opkomst en
verandering van media, want op die manier kunnen mensen met meer mensen in contact
komen, wat leidt tot sterkere en meer diverse relaties. Het boek stelt als doel te hebben om
mensen kritisch te laten nadenken over de rollen die digitale media en apparaten hebben
voor persoonlijke relaties. Hierbij wordt laten zien hoe digitale media van invloed zijn op onze
persoonlijke levens, om daarmee een framework te geven om deze veranderingen te
evalueren en begrijpen.
De oorspronkelijke intentie die communicatietechnologieën hadden was om mensen in staat
te stellen met anderen te communiceren zonder zelf aanwezig te moeten zijn. Hierdoor kon
communicatie sneller verlopen en kunnen we meer controle uitoefenen over onze sociale
werelden. Nu heeft dit er voor sommigen echter voor gezorgd dat het grootste deel van onze
communicatie via technologie gebeurt, waardoor we in een soort ‘floating world’ terecht zijn
gekomen. Daarbij wordt er ook gesteld dat het heeft geleid tot nieuwe vormen van controle,
toezicht en beperkingen; we kunnen media zelf gebruiken om anderen meer te controleren,
maar andersom kunnen anderen dat ook doen bij ons. Ook wordt er op grote schaal toezicht
gehouden op wat we online doen, zowel door platformen zelf als door de overheid.
Een andere zorg en voordeel van communicatietechnologieën is dat het voor mensen
makkelijker is om grote groepen toe te spreken; we kunnen persoonlijk communiceren naar
grote groepen. Echter, is de zorg daarbij dat het de grens tussen massacommunicatie en
interpersoonlijke communicatie vervaagd. Dit zorgt voor verwarring over wat virtueel (lijkt
echt maar is uiteindelijke een simulatie, nabootsing van de werkelijkheid) is en wat echt is.
Dit zorgt voor de vraag of onze identiteiten, relaties en praktijken nog wel authentiek zijn. Als
antwoord op deze vraag zijn er twee groepen te onderscheiden:
1. De ontwrichtingen zijn onderdeel van de verschuiving van moderne tijd naar
postmoderne tijd.
2. De postmoderne tijd zorgt voor een aantal culturele veranderingen, en binnen deze
veranderingen zijn digitale media werelds/alledaags, saai en routine geworden. In het
boek wordt op deze opvatting de nadruk gelegd; op hoe mensen digitale media
incorporeren in hun routine en wat de gevolgen daarvan zijn.
Zeven key concepten
Er zijn een aantal concepten die gebruikt kunnen worden om digitale media te
onderscheiden, en die van invloed zijn op hoe mensen het gebruiken en met welke
gevolgen. Met deze concepten kunnen verschillende media met elkaar vergeleken worden,
maar ook de verschillen tussen media en face-to-face communicatie; de concepten helpen
ons om de overeenkomsten en verschillen tussen face-to-face communicatie en
gemedieerde interactie te begrijpen, evenals de variatie tussen verschillende soorten digitale
interacties, zelfs op hetzelfde web-platform. Het zijn er zeven in totaal:
Interactiviteit. De mate waarin een medium interactie mogelijk maakt. Er kunnen
verschillende soorten interactiviteit onderscheiden worden:
- Sociale interactiviteit: het vermogen van een medium om sociale interactie tussen
groepen of individuen mogelijk te maken. Hier ligt de interesse binnen communicatie.
- Technische interactiviteit: de mogelijkheid van een medium om gebruikers de machine te
manipuleren via de interface.
,- Tekstuele interactiviteit: de creatieve en interpretatieve interacties tussen gebruikers en
berichten.
Temporale structuur. De mate van synchrone en asynchrone communicatie van een
medium. Synchrone communicatie vindt plaats in real life, zoals face-to-face conversaties of
bellen. Voordelen hiervan zijn dat berichten (ongeacht afstand) heel snel overgebracht
kunnen worden, het kan het gevoel van plaatsloosheid vergroten en kan ervoor zorgen dat
mensen zich meer samen voelen. Nadelen van synchrone communicatie zijn echter dat
mensen op hetzelfde moment tijd moeten vrij hebben voor de communicatie en dat het
moeilijker is om grote groepen te bereiken. Bij asynchrone communicatie is er daarentegen
vertraging tussen de berichten, zoals e-mail of voice mail. Hier zijn de voor- en nadelen juist
omgekeerd van die bij synchrone communicatie.
Social cues. De mate waarin een medium visuele, auditieve en contextuele informatie
verschaft. Dit geeft mensen meer context en/of betekenis bij een bericht en het geeft hen
meer informatie over de identiteiten van de mensen waarmee ze communiceren. Alle cues
zijn belangrijk voor het interpreteren van berichten en voor het creëren van een sociale
context waarin de berichten betekenisvol zijn. Hiervoor is niet specifiek een fysieke context
nodig, want een gedeelde context kan ook ontstaan door gedeelde kennis of geschiedenis.
Opslag. De mate waarin berichten binnen een medium behouden blijven (op servers
of harddrives) over tijd.
Repliceerbaarheid. De mogelijkheid om kopieën te maken. Dit is vooral mogelijk op
media waar asynchrone communicatie plaatsvindt.
Bereik. De grote van het publiek dat met een medium bereikt kan worden. Berichten
kunnen via media niet alleen snel overgebracht worden, maar ook (snel) naar veel mensen
of groepen tegelijk. Individuen gebruiken digitale media vaak om deze reden; om berichten
veel verder en wijder te verspreiden dan voorheen mogelijk was.
Mobiliteit. De mate waarin je een medium met je mee kunt dragen. Wanneer je een
digitaal medium makkelijk mee kunt dragen, stelt dat je in staat om berichten te ontvangen
en verzenden, ongeacht je locatie. Kan dit niet, dan moeten mensen dus op een specifieke
locatie zijn willen ze met elkaar communiceren. Een gevaar van mobiliteit is dat mensen
continu verantwoording af moeten leggen aan anderen. Immers, als je altijd en overal op
mensen kan reageren, waarom doe je dat dan soms niet? Voor zulk soort dingen moeten we
tegenwoordig verantwoording afleggen, wat een bedreiging kan zijn voor onze autonomie.
Wanneer de zeven concepten toegepast worden op face-to-face communicatie, kunnen de
volgende dingen gesteld worden: het is interactief en synchroon, er zijn veel social cues, het
kan niet opgeslagen of gerepliceerd worden, het heeft een laag bereik en het kan mobiel zijn.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat face-to-face communicatie authentiek is. Wanneer de
concepten worden toegepast op gemedieerde interactie kan het volgende worden gesteld:
het is interactief en vaak asynchroon (kan wel synchroon zijn), er zijn wel social cues maar
dit zijn vaak geen intieme cues, het kan opgeslagen en gerepliceerd worden en het bereik
verschilt per medium.
Geschiedenis van digitale media
De media die we tegenwoordig gebruiken hebben een geschiedenis. In het hoofdstuk wordt
een kort overzicht gegeven van de geschiedenis van het Internet, waarbij de nadruk wordt
gelegd op de mate waarin de interpersoonlijke aantrekkingskracht van digitale media hun
ontwikkeling heeft bepaald. Het internet was oorspronkelijk gemaakt om militaire kennis te
beveiligen. De eerste 25 jaar bestond het internet alleen uit tekst; het was ‘text-only’. Email
werd al snel ontwikkeld. Ook synchrone persoon-tot-persoon communicatie en communicatie
binnen kleine groepen werd al snel mogelijk door het internet. De eerste sites die mensen in
staat stelden om met elkaar te communiceren via het internet waren ‘Talk’, Internet Relay
Chat’ (IRC) en ‘Instant Messaging’. Ook communicatie naar/binnen grotere groepen werd
, mogelijk door het internet, onder ander door de ontwikkeling van mailing lists (een email
verzenden naar een grote groep). Ook de ontwikkeling van ‘usenet newsgroups’ maakte dit
mogelijk.
Digitale communicatie maakte een grote verandering door toen in de jaren ’90 het ‘World
Wide Web’ werd ontwikkeld. Naast communicatie via tekst werd het nu ook mogelijk om op
andere manieren met elkaar te communiceren. Daarbij zorgde het World Wide Web voor het
ontstaan van nieuwe soorten gemedieerde communicatie. Voorbeelden zijn:
- Web boards: asynchrone interactie gebaseerd op een topic/onderwerp onder
mensen die daarvoor geen contact hadden met elkaar.
- Blogs: websites waarop recente updates worden weergegeven boven eerdere
updates, waardoor een omgekeerde chronologie van berichten ontstaat. Ze
hebben vaak een lijst met links naar andere blogs (blog roll).
- Wikis: collectieve encyclopedie-authoringsites waar mensen kunnen
samenwerken om informatieve inzendingen te produceren, zoals Wikipedia.
- Social network sites (SNSs): mensen hebben een profiel waarop ze verschillende
dingen kunnen plaatsen en delen met anderen. Door middel van friending kunnen
mensen hun profiel met die van anderen verbinden.
- Sites voor het delen van video's en foto's
- Grafisch intensieve virtuele werelden: dit zijn vaak games
Wikis, SNSs, sites voor het delen van video’s en foto’s, en virtuele werelden zijn onderdeel
van Web 2.0, welke vooral bestaat uit door gebruikers gegenereerde inhoud. Verschillen
tussen Web 2.0 tussen het web daarvoor zijn:
- Veel van dergelijke media zijn tegenwoordig niet alleen meer te vinden op het
internet, maar ook op platformen of apps.
- Web 2.0 wordt gedreven door het behalen van winst voor bedrijven, terwijl het
internet ervoor gericht was op de voordelen voor de gebruikers. Het nieuwe web
wordt ook wel beschreven als een culture of connectivity. Connencitiviteit houdt
het maken en opslaan van verbindingen tussen individuen en sites in.
- Web 2.0 maakt gebruik van algoritmen.
- Polymedia omgeving: media kunnen in elkaar worden ingebed en alle media
vormen contexten voor de anderen
In de eerste jaren van het internet, waren de makers van het internet de enige mensen die
het gebruikte. In de jaren ’80 gingen ook wetenschappers aan universiteiten en studenten
het gebruiken. Dit was vooral in Amerika. Daarna verspreidde het zich ook naar andere
landen. In het midden van de jaren ’90 zat bijna elke Amerikaan op het internet en ook
wereldwijd nam het gebruik toe. Echter, verschilt het gebruik van internet wel per land en
zelfs binnen populaties van één land. Factoren die hierbij een rol spelen zijn: (1)
demografische verschillen, (2) inkomen, (3) onderwijs), en (4) mensen met beperkingen.
Hoofdstuk 2 Making new media make sense
Om nieuwe media en de consequenties ervan te begrijpen, is het belangrijk om zowel te
kijken naar de technologische kenmerken van een medium als naar de persoonlijke,
culturele en historische veronderstellingen en waarden die die kenmerken oproepen. Zulke
veronderstellingen worden vaak gebaseerd op de in hoofdstuk 1 besproken kenmerken van
digitale media. In dit hoofdstuk wordt er vooral gekeken naar berichten die naar buiten
komen wanneer er gesproken wordt over nieuwe media, om op die manier te laten zien hoe
sociale krachten van invloed zijn op de manier waarop technologie wordt geïnterpreteerd en
gebruikt. Om verschillende redenen is het relevant om hiervoor te kijken naar berichten die
naar buiten komen over nieuwe media: