100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Uitgebreide hoorcollege aantekeningen Europees Recht €5,99
In winkelwagen

College aantekeningen

Uitgebreide hoorcollege aantekeningen Europees Recht

8 beoordelingen
 418 keer bekeken  54 keer verkocht

Uitgebreide hoorcollege aantekeningen voor het vak Europees Recht. Inclusief alle, in het hoorcollege behandelde, jurisprudentie.

Voorbeeld 6 van de 92  pagina's

  • 10 januari 2020
  • 92
  • 2019/2020
  • College aantekeningen
  • Onbekend
  • Alle colleges
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (52)

8  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: rug20 • 3 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: myrondewolff • 3 jaar geleden

Bedankt voor je goede recensie! Veel succes met studeren en het tentamen maandag!

review-writer-avatar

Door: lisannerozema • 3 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: myrondewolff • 3 jaar geleden

Bedankt voor de goede recensie! Veel succes met studeren!

review-writer-avatar

Door: AnoukvanArkel • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: bramhegeman • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: emeliehofmeijer • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Lodewijk92hermans • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: xmariekedevries • 4 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
myrondewolff
HOORCOLLEGES EUROPEES RECHT
HOORCOLLEGE 1 (INTRODUCTIE TOT DE INTERNE MARKT)
We beginnen met materieel recht (interne markt).
EU is geen staat, en het functioneert ook niet als internationaal recht.

Verdragen
1. VEU = verdrag betreffende EU  algemene beginselen
2. VWEU = verdrag betreffende werking EU  gedetailleerde regels over materieel recht en
bevoegdheden

Interne markt = art. 26 lid 2 VWEU, het gaat om het vrij kunnen bewegen van goederen, diensten,
personen en kapitaal door de lidstaten.

Waarden en beginselen van de interne markt  Art. 3 lid 3 VEU = verdere uitleg van het begrip interne
markt. De interne markt gaat niet alleen maar om vrij bewegen, maar gaat ook om alles wat je maar zou
kunnen ondersteunen.

Waarom hebben we een interne markt?  artt. 1 en 3 lid 1 VEU = art. 1, totstandbrenging van een steeds
hechter verbond tussen de volkeren van Europa.

Interne markt is een middel tot een bepaald doel. En het doel is uiteindelijk welvaart van de volkeren.

Waaruit bestaat de interne markt?
1. Vrij verkeer van goederen  art. 30, 34-36 en 110 VWEU
2. Vrij verkeer van personen
o Werknemers  art. 45 VWEU
o Zelfstandigen  art. 49 VWEU
3. Vrij verkeer van diensten  art. 56 – 62 VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal  art. 63 – 65 VWEU
5. Unieburgerschap  artt. 20 en 21 VWEU
6. Een systeem van onvervalste mededinging: artt. 101 – 109 VWEU en protocol 27

Positieve en negatieve integratie
We weten dat we de vrijheden hebben, maar hoe zorgen we ervoor dat dit ook daadwerkelijk enig effect
heeft? Daarvoor bestaan 2 methodes:
1. Negatieve integratie (de verboden in het Verdrag)  als EU zeg je, lidstaten jullie mogen dit niet
doen (het is een verbod). Je kunt dus gaan kijken of bepaalde nationale maatregelen al dan niet in
strijd zijn met zo’n verbod. Bijv. een discriminerende maatregel. Vinden we in een aantal artikelen
in het VWEU t.a.v. goederen, diensten, personen en kapitaal.
o De Verdragen vertellen lidstaten d.m.v. de verboden wat ze niet mogen doen.
o Focus op nationale regelgeving die het functioneren van de interne markt belemmert.
o Cassis de Dijon (p. 17 jurisprudentiebundel)
2. Positieve integratie (harmonisatie)  een vorm van Europese secundaire wetgeving. Zit niet in
Verdrag zelf, maar het zijn wetgevingsinstrumenten die het EU in zijn geheel tot stand brengt
o.g.v. het verdrag in een specifieke Verordening/richtlijn. Het gevolg daarvan is dat nationale
regelgeving wordt vervangen door de EU-wetgeving. Dan heb je uniforme EU-standaarden die
overal gelden.
o Nationale regelgeving wordt vervangen door uniforme EU-standaarden
o Focus op EU-standaarden die het functioneren van de interne markt bevorderen.
o Tabaksreclamerichtlijn (p. 260 jurisprudentiebundel)

Positieve en negatieve integratie zijn eigenlijk de twee kernmethoden om een interne markt tot stand te
brengen.



1

,Relatie tussen positieve en negatieve integratie
Het is niet altijd heel duidelijk welke regel je moet toepassen. Hoofdregels:
1. Geen harmonisatie  Als je geen harmonisatie hebt (als EU niks heeft geregeld), dan is het
Verdrag het enige wat je hebt. Dus de verboden in de Verdragen vormen dan het
beoordelingskader van nationale regels.
2. Wel harmonisatie  Als er wel secundaire wetgeving is aangenomen, dan is die harmonisatie het
relevantie beoordelingskader.

Recente voorbeelden:
- Roaming-verordening (Vo. 531/2012)  als je naar buitenland gaat dan kun je je mobiele bundel
gebruiken zoals je het thuis ook gebruikt. Voor deze verordening kon dit niet. Maar door deze
harmonisatie maatregel heb je het recht gekregen (staat niet in EU-verordening, maar dus wel in
secundaire wetgeving).
- Geoblocking-verordening (Vo. 2018/302)
- Dienstenrichtijn (Rl. 2006/123)
- Burgerschapsrichtlijn (Rl. 2004/38)

Constitutionalisering van de Verdragen (integratie door recht)
Constitutionalisering = Verdragen zie je niet alleen als een stukje internationaal recht wat je hebt
afgesproken, maar dat je als lidstaat dit verdrag ook echt gaat zien als je eigen grondwettelijke identiteit.

Hof van Justitie heeft 3 beginselen verzonnen die centraal staan in dat wat de EU is:
1. Autonomie = EU is een autonome rechtsorde.
2. Rechtstreekse werking = De autonome rechtsorde werkt rechtstreeks door in de nationale
rechtsordes. De regels van de autonome rechtsorde kun je direct voor je nationale rechter als
individu inroepen. Bepaling van EU-recht kan door een individu worden ingeroepen voor de
nationale rechter.
3. Voorrang = De regels van de autonome rechtsorde staan hoger dan nationaal recht.
Als iedere individu kan beroepen op vrij verkeer van goederen/personen, dan kun je dus voor je nationale
rechter, allerlei regels van lidstaten (van je eigen lidstaat/andere lidstaat) aanvechten met dat beroep op EU-
recht.

Prejudiciëlevraagprocedure = art. 267 VWEU (voorheen art. 177 EEG-verdrag en art. 234 EG-verdrag)
Dit is een procedure die nationale rechters kunnen gebruiken om te kunnen communiceren met het Hof van
Justitie. Het EU recht heeft de bedoeling om direct te werken in de nationale rechtsordes. Maar de nationale
rechters wisten in de jaren ’60 niks van EU-recht en dus hebben zij allerlei vragen, hoe ze het stukje EU-
recht moeten interpreteren/toepassen, kan dus via prejudiciële vraag.

Deze procedure is belangrijk voor de autonomie, omdat het Hof van Justitie in Van Gend en Loos onder
andere afleidt uit het bestaan van deze procedure in het Verdrag, dat er zoiets moet zijn als rechtstreekse
werking en autonomie. Hof van Justitie zegt in dit arrest: art. 177 EEG (nu 267 VWEU) veronderstelt dat er
vragen over EU-recht ter sprake komen voor nationale rechterlijke instanties en dus betekent dat, dat
klaarblijkelijk de bedoeling van de verdragsluitende partijen is geweest, om dit verdrag een autonome
rechtsorde te laten zijn. Het hof zegt: het verdrag is niet zomaar een overeenkomst zoals je het kent uit het
internationale publiekrecht, het is een nieuwe rechtsorde ten bate waarvan de lidstaten hun soevereiniteit
hebben begrensd en die autonome rechtsorde die geeft ook rechten aan de onderdanen (individuen). Wat is
hier nou autonoom aan? Nou, als je zegt dat je een nieuwe rechtsorde bent, dan impliceert dat eigenlijk ook
dat jouw werking/effecten niet afhankelijk zijn van de rechtsordes van de lidstaten. Het EU-recht zorgt
ervoor dat, onafhankelijk van de wetgeving van de lidstaten (monalistisch/dualistisch), het EU-recht
verplichtingen kan opleggen aan particulieren en rechten scheppen voor particulieren.
- Monisme en dualisme zijn irrelevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de lidstaten (=
autonomie)

Van Gend en Loos (Jurisprudentiebundel, p. 312):




2

, - “Het [EEG]-verdrag is meer dan een overeenkomst welke slechts wederzijdse verplichtingen
tussen de verdragssluitende mogendheden schept”
- “Dat […] de Gemeenschap in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de
Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet
slechts deze Lid-Staten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn.”
- “Dat het gemeenschapsrecht derhalve, evenzeer als het, onafhankelijk van de wetgeving der
lidstaten, ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept, ook geëigend is rechten te
scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken”

Wat betekent de autonomie in het kader van rechtstreekse werking?  Als je als rechtsorde verplichtingen
en rechten schept (kan scheppen) voor individuen, dan kunnen die individuen hun rechten ook inroepen
voor de nationale rechter. Het praktisch nut hiervan?:
- Van Gend en Loos  dit is allemaal heel nuttig, omdat hierdoor de waakzaamheid van de
belanghebbenden (individuen) op de verzekering van hun rechten en een doelmatige controle van
dat wat er in het verdrag staat. M.a.w. als je alleen maar de traditionele internationale handhaving
hebt, en als je daarnaast ook nog aan alle individuen de mogelijkheid geeft om het EU-recht te
handhaven. Doordat dat kan zorgen we ervoor dat het EU-recht effectief wordt gehandhaafd.
Rechtstreekse werking draait om het inroepen van een bepaling van EU-recht door een individu voor de
nationale rechter, eigenlijk als ware het gewoon nationaal recht.

Welke bepalingen kun je dan inroepen?
- Niet alle bepalingen kun je inroepen. Je kunt alleen de bepalingen van EU-recht
(verdragsbepalingen + secundaire wetgeving) inroepen die (weer uit Van Gend en Loos):
o Voldoende duidelijk, en
o Onvoorwaardelijk zijn.
 Als de bepaling jou een duidelijk recht geeft of duidelijk stelt wat een lidstaat
moet doen, dan kun je die bepaling ook tegen de lidstaat inroepen bij de nationale
rechter. Dan heeft de bepaling rechtstreekse werking.

Tegen wie kan de bepaling worden ingeroepen?
- Verticale rechtstreekse werking = EU recht inroepen tegen je lidstaat of andere lidstaat. De staat
staat bovenaan en het individu hangt daaronder.
- Horizontale rechtstreekse werking = EU recht inroepen tegen een ander individu. Of dit kan
hangt van de specifieke bepaling af.

Stel je hebt een nationale wet die zegt X, EU-recht zegt Y, wat moet er dan gebeuren:
Hof van Justitie heeft in een ander arrest Costa/ENEL geoordeeld dat zodra er een conflict is tussen EU-
recht en nationaalrecht, dat het EU-recht dan voorrang heeft! Nationale rechters moeten dan vervolgens alle
nationale regels die conflicteren met het EU-recht buiten toepassing laten.
- In art. 4 lid 3 VEU staat een zogeheten loyaliteitsbeginsel en dit brengt met zich mee dat lidstaten
zich loyaal moeten gedragen tegen elkaar en tegen de EU. Volgens het Hof van Justitie geldt dit
voor alle entiteiten van de lidstaten, dus niet alleen de overheid, maar ook alle nationale
rechters/bestuursorganen en ander publiekrechtelijke entiteiten. Daaruit kun je ook afleiden dat op
het moment er een conflict is tussen nationaal recht en EU-recht, de nationale entiteiten de plicht
hebben het EU-recht toe te passen, ten nadele van het nationale recht.

Tussenconclusie = EU-recht heeft een enorm grote invloed voor individuen en in concrete geschillen voor
een nationale rechters. Want je kunt het rechtstreeks inroepen in tegensteling tot ander internationaal recht,
en het heeft voorrang boven nationaal recht en dit alles wordt door het EU-recht zelf geregeld en niet door
je constitutionele systeem (monisme/dualisme). Dus je zou kunnen zeggen, zijn hier dan geen grenzen aan?
Nee, in principe zijn hier geen grenzen aan, deze regels zijn vrij absoluut.

Bevoegdheidsverdeling (attributie):
De tegenhanger hiervan is, dat dat EU-recht alleen maar bestaat op die gebieden waar de EU een
bevoegdheid heeft. Dus het beginsel is: de lidstaten zijn soevereine staten en de EU heeft alleen maar die
bevoegdheden die de lidstaten expliciet of impliciet hebben overgedragen aan de EU (beginsel van
attributie).



3

, - Art. 4 lid 1 VEU  de EU heeft alleen de bevoegdheden die de lidstaten aan haar hebben
toegedeeld. Als het verdrag het ergens niet over heeft, dan is het de bevoegdheid van de lidstaat.
- Art. 5 lid 1 en 2 VEU  de EU handelt slechts binnen de grenzen van haar bevoegdheden om de
daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. De EU mag alleen maar handelen op het moment
dat er een specifieke bevoegdheid is overgedragen.

Soorten bevoegdheden:
- Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU)  bevoegdheden die alleen maar aan EU toebehoren,
waar lidstaten niks over te zeggen hebben.
o Bijv: gemeenschappelijke onderhandelingspolitiek. De handelingspolitiek met derde
landen (handelsverdragen tussen EU en andere staten in de wereld).
o Maar ook het economische en monotaire beleid in het kader van bijv. de monotaire unie
en de Euro.
- Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU)  zowel door EU als door de lidstaten mogen worden
geregeld.
o Interne markt
o Milieubeleid
- Ondersteunende bevoegdheden (art. 6 VWEU)

Bevoegdheidsverdeling (rechtsgrondslag)
Als je het hebt over negatieve integratie, dan hoeft er verder niks te gebeuren. De verboden van de
negatieve integratie staan al in het verdrag, EU hoeft daar niks meer aan te doen, lidstaten moeten zich
daaraan houden. De verboden in de Verdragen (negatieve integratie) kunnen meteen worden toegepast op
de maatregelen van lidstaten.
- Bijv. art. 45 VWEU  het verkeer van werknemers binnen de Unie is vrij (lid 1). Dit houdt de
afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der
lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden (lid 2).
o Dit artikel is voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk, heeft dus ook rechtstreekse
werking.
- Voor negatieve integratie is de bevoegdheidsverdeling dus kant en klaar geregeld.

Maar voor de positieve integratie heb je een bepaald stukje wetgeving nodig. Om dat stukje wetgeving
(bijv. verordening/richtlijn), heb je een rechtsgrondslag nodig. Voor positieve integratie is dus nadere
(secundaire) wetgeving van de EU nodig binnen de grenzen van de bevoegdheidsverdeling. Omdat de EU
alleen maar mag handelen overeenkomstig de aan haar gegeven bevoegdheden, mag de EU ook alleen maar
handelen op de manier zoals die is voorgeschreven door de verdragen (verdragen zijn het hoge recht).
Secundaire wetgeving vereist een specifieke rechtsgrondslag in de Verdragen. In de verdragen heb je
allerlei rechtsgrondslagen en die schrijft voor:
1. Welke nadere maatregelen de EU mag nemen (wat erin mag staan (inhoud) en wat het doel is).
2. Welke procedure hiervoor gebruikt moet worden (hoe politiekgevoeliger een beleidsterrein is, hoe
strenger de procedure).

Voorbeelden:
- Art. 114 VWEU  gaat over secundaire wetgeving ter harmonisatie van de interne markt. Regels
die de werking van de interne markt moeten verbeteren.
- Art. 192 VWEU  Het Europese Parlement en de Raad kunnen ook nog iets doen om art. 191
VWEU te verwezenlijken (doelen van Europees milieurecht). Art. 192 VWEU is een van de
rechtsgrondslagen die ter beschikking is aan de uniewetgever op het gebied van milieuwetgeving.
Zo’n artikel is altijd nodig om secundaire wetgeving te maken. Art. 3/4/6 VWEU is geen rechtsgrondslag!
(het is slechts een opsomming van de bevoegdheden die de EU heeft).

Dus: EU heeft alleen maar de bevoegdheden die de lidstaten aan haar hebben overgedragen. Er zijn
verschillende typen bevoegdheden. En de bevoegdheden werken verschillend, al naar gelang je te maken
hebt met negatieve of positieve integratie. Met name bij positieve integratie heb je te maken met specifieke
procedures die gevolgd moeten worden en specifieke rechtsgrondslagen die gevonden moeten worden.

Casus positieve integratie


4

,Tabaksreclamerichtlijn (blz. 260)  een van de kernrichtlijnen die de Unie wilde aannemen aan het eind
van de jaren 90 (Richtlijn 98/43 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring voor
tabaksproducten). Deze richtlijn houdt in dat eigenlijk bijna alle tabaksreclame wordt verboden. Reclame
op het punt van verkoop mocht nog wel een beetje, maar voor de rest werd alle vormen van
reclameverboden (denk aan reclame op formule 1-auto’s, affiches, parasols, asbakken, tijdschriften, enz.)
De richtlijn zegt dat het allemaal verboden is, die soorten reclame. De richtlijn werd aangenomen o.g.v. wat
nu art. 114 VWEU is (voorheen art. 95 EG)  harmonisatie van de interne markt. Maar gaat deze richtlijn
wel over het verbeteren van de interne markt voor producten waarin of waarop tabaksreclame is afgebeeld?
Of gaat zij in werkelijkheid over volksgezondheid, beschermen consument? Duitsland had tegen deze
richtlijn gestemd in de Raad, maar aangezien lidstaten geen veto hebben op dit gebied, werd Duitsland
overstemd. Duitsland zegt: dit heeft niks met interne markt ge maken, maar gaat over volksgezondheid. In
art. 168 lid 5 VWEU staat een expliciet verbod opgenoemd van de harmonisatie van volksgezondheid. Dus
als deze richtlijn een volksgezondheid maatregel is, dan had de richtlijn niet aangenomen mogen worden,
omdat er geen bevoegdheid is voor de EU om de volksgezondheid te harmoniseren (het is namelijk vrij
politiek gevoelig, en daarom willen de lidstaten deze bevoegdheid niet aan EU overlaten). Duitsland gaat
naar Hof van Justitie en zegt: deze richtlijn had nooit aangenomen mogen worden, want het is de verkeerde
rechtsgrondslag (art. 114 VWEU). Als je hem niet mag aannemen o.g.v. art. 114 VWEU en er is ook geen
andere rechtsgrondslag, dan betekent dat dat de maatregel helemaal niet aangenomen had mogen worden.
Betoog Duitsland: De richtlijn verbiedt alle producten waarop tabaksreclame staat afgebeeld, dat betekent
dus dat je de producten niet meer mag maken en dan kun je ze ook niet meer verhandelen. Maar hoe draagt
dat bij aan het vrije verkeer? Het is juist een opheffing van het vrije verkeer, want je mag de producten
helemaal niet meer maken of gebruiken. Dit draagt totaal niet bij aan het functioneren van de interne markt.
Ten tweede is er helemaal geen bewijs dat er daadwerkelijke verstoringen zijn binnen die interne markt.
Sommige lidstaten hadden een verbod op tabaksreclame en andere lidstaten hadden geen verbod. Dus er is
een risico dat producenten van asbakken met tabaksreclame wel in lidstaat A mogen verkopen, maar niet in
lidstaat B, dat is een belemmering van de interne markt. Heb je daar wel bewijs voor dat er dergelijke
verstoringen plaatsvinden? Bovendien zegt Duitsland: Als dat bewijs er niet is, dan betekent dat dat de EU
via art. 114 VWEU een onbeperkte bevoegdheid heeft, want zodra je een verschil hebt in wetgeving van
lidstaten, dan kun je zeggen dat we die wetgeving allemaal moeten harmoniseren om de interne markt beter
te kunnen functioneren. Er moet een drempel zijn, een soort van indicatie dat er een probleem is. Het meest
effectieve argument: de richtlijn garandeert helemaal niet dat er vrije verkeer van tabaksreclame producten
is, want er stond ook nog ergens een artikel in de richtlijn waarin stond dat de richtlijn bijna alle
tabaksreclame verbiedt, maar niet alles, maar als een lidstaat echt alle reclame wil verbieden, dan mag dat
ook. Dat betekent dus dat als een aantal lidstaten dat gaan doen (dus nog strengere wetgeving vastleggen)
en andere lidstaten doen dat niet, dan heb je alsnog een verstoorde interne markt, omdat de wetgeving
uiteenloopt. Dus zegt Duitsland: deze richtlijn gaat helemaal niet over interne markt, dit gaat over
bescherming van de volksgezondheid en dus geldt het harmonisatieverbod van art. 168 lid 5 VWEU.
- Duitsland is helemaal niet tegen een verbod op tabaksreclame, maar zij begon deze zaak omdat ze
bang waren dat als dit mag, dat dan daadwerkelijk art. 114 VWEU een lege huls is, omdat je
eigenlijk alles kan aannemen op grond van dat artikel. Het gaat dus om het controleren van de
bevoegdheidsoverdracht van lidstaten naar de EU.
Europese Hof van Justitie zegt: we moeten kijken of de richtlijn werkelijk bijdraagt aan het wegnemen van
belemmeringen op het vrije verkeer van goederen/diensten/personen/kapitaal. En om dat te doen stelt het
Hof zichzelf eigenlijk 3 vragen:
1. Draagt de richtlijn bij aan het vergemakkelijken van het handelsverkeer? (r.o . 96 – 105)
Je hebt tijdschriften en kranten waar een pagina met tabaksreclame instaat. In sommige lidstaten is dat
tijdschrift verboden, omdat er geen tabaksreclame getoond mag worden, en in andere lidstaten is het
tijdschrift wel toegestaan. Als je een tijdschrift maakt, wil je natuurlijk het liefste een keer een tijdschrift
maken en deze in alle lidstaten kunnen verkopen. Dus als het gaat om producten waar tabaksreclame in
voorkomt (op een van de pagina’s), dan kun je inderdaad zeggen dat uniforme regels (een totaal verbod), de
werking van de interne markt verbetert. Voor die producten is deze richtlijn prima (r.o. 98) Maar je hebt
ook andere producten, bijv. affiches, parasols, asbakken, reclamespots en die producten die hebben alleen
maar tabaksreclame. Voor die producten zorgt deze richtlijn niet voor het garanderen van vrij verkeer,
sterker nog, voor deze producten is er een totaal verbod. En dus draagt die richtlijn t.a.v. die andere
categorie producten niet bij aan het garanderen van vrij verkeer, want alles is verboden.
2. Garandeert de richtlijn überhaupt het vrij verkeer van deze producten? (r.o. 103 en 104)



5

, De lidstaten mogen strengere maatregelen nemen, en dan kunnen ze alsnog nieuwe belemmeringen op het
vrije verkeer van allerlei tabaksreclame producten introduceren.
3. Draagt de richtlijn bij aan het opheffen van mededingingsverstoringen? (r.o. 106 – 114)
Hof: deze richtlijn kan niet worden vastgesteld worden o.g.v. art. 114 VWEU, omdat een totaalverbod op
alle reclameproducten waarop tabaksreclame staat afgebeeld, niet bijdraagt aan het functioneren van de
interne markt. Het gaat simpelweg te ver. Het Hof is het eens met argument van Duitsland dat het
eigenlijke doel van deze richtlijn de bescherming van de volksgezondheid is.


Wat leert dit arrest Tabaksreclame richtlijn ons over de reikwijdte van art. 114 VWEU?
1. Maatregelen moeten nationale regelgeving harmoniseren, d.w.z.: verschillen tussen
nationale regels wegnemen (r.o. 102 – 104);
2. Het enkele feit dat nationale regels verschillen is niet voldoende om art. 114 VWEU als
rechtsgrondslag te rechtvaardigen (r.o. 84);
3. Toekomstige belemmeringen moeten waarschijnlijk zijn (r.o. 86)

Casus negatieve integratie
Cassis de Dijon (blz. 17)  wat is nou volksgezondheid en wat is nou interne markt, en hoe moet je dat
tegen elkaar afwegen (kan zich ook voordoen in negatieve integratie). Cassis de Dijon is een vruchtenlikeur
dat voornamelijk in Frankrijk wordt geproduceerd. De zaak gaat over een Duitse supermarktketen (REWE)
en die importeert Cassis de Dijon en wil deze in haar supermarkten verkopen. Helaas was er Duitse
wetgeving en die wetgeving zei: dit mag je absoluut niet verkopen. Waarom niet? Er zit te weinig alcohol
in (20-25%), omdat als je in Duitsland vruchtenlikeur wilt verkopen, dan moet er minimaal 25% alcohol in
zitten en in dit geval was het minder, dus je kan het niet op de markt brengen. Volgens de Duitse wetgeving
mag deze vruchtenlikeur niet op de Duitse markt gebracht worden ter bescherming van de
volksgezondheid. Hoe kan dit nou beschermen tegen volksgezondheid? Duitsland: als je drank hebt met
een beetje alcohol, dan drink je te snel door en dan raak je eraan gewend en dan drink je het als limonade.
Dus je moet flink wat alcohol hebben zodat de mensen zich een beetje inhouden. REWE zegt: art. 34
VWEU houdt in dat kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen
lidstaten zijn verboden (regels die het vrij verkeer van goederen belemmeren, die zijn verboden). Zo’n
minimum alcoholpercentage is best wel een belemmering van vrij verkeer van goederen, want als de regel
er niet was, dan kon je het importeren en nu kan dat niet. Is dit dan per definitie verboden? Kernvragen:
1. Is dit een beperking van het vrij verkeer?
2. Is dit toegestaan?
Hof: je kunt inderdaad wel regels maken die een bepaald goed doel dienen (bijv. volksgezondheid,
consumentenbescherming, milieubescherming), maar dan moet dat wel strikt noodzakelijk zijn. Dus het
uitgangspunt is dat alle regels van lidstaten die een negatief effect kunnen hebben op de interne markt, die
zijn verboden (want we willen een interne markt). Maar als je als lidstaat een goed verhaal hebt, dan mag
het wel.


HOORCOLLEGE 2 (VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN)
Wat zijn goederen?
Voor het Europees recht maakt het niet uit wat voor waarde een goed heeft, of dat het een werktuig is, of
dat het een esthetisch aspect is. Het moet gaan om iets wat je kunt vastpakken, wat je kunt verhandelen en
waar je eventueel iets voor kunt betalen (dus ook Italiaanse kunstwerken zijn goederen).
- Het moet gaan om een object dat tastbaar is, tastbare fysieke eigenschappen (ook afval, een lijk,
elektriciteit (volgens juridische fictie is het een goed, ook al kun je het niet vastpakken), enz.). Het
is onderwerp van transacties, je kunt het verhandelen.
o Een dienst is niet tastbaar.

De Europese douane-unie
Interne dimensie
De interne markt is niet alleen maar een gebied waarbij geen binnengrenzen zijn, maar het is ook een
gebied waarbij er maar 1 gemeenschappelijke buitengrens is.
Het hebben van een Europese Douane-unie betekent: Aan de ene kant heb je de afschaffing van alle in- en
uitvoerrechten en alle heffingen van gelijke werking tussen de lidstaten (art. 28 en 30 VWEU). Dat geldt



6

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper myrondewolff. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 55628 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  54x  verkocht
  • (8)
In winkelwagen
Toegevoegd