de betekenis van het Benthem-arrest voor het stelsel van bestuursrechtspraak uitleggen;
Kroonberoep was decennialang de belangrijkste vorm van administratief beroep en van
rechtsbescherming tegen de overheid in Nederland. Het Kroonberoep was een beroep met sterk
judiciële (rechtelijke) trekken. In het Kroonberoep nam de Kroon het besluit.
Het einde van het Kroonberoep is, in het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw, ingeluid
door internationaal recht waaraan Nederland is gebonden (namelijk art. 6 EVRM). Het Benthem-arrest
was doorslaggevend. Daarin werd bepaald dat het Kroonberoep niet voldeed aan de in artikel 6 EVRM
aan een juridische procedure gestelde eisen. Dit arrest werd gebruikt om het Kroonberoep af te
schaffen.
Om tot een uitspraak te komen in de zaak Benthem moest het EHRM twee vragen beantwoorden.
1. Ten eerste de vraag of de weigering van de Hinderwetvergunning moet worden aangemerkt
als een ‘vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen’ (civil rights and obligations) en,
als dat het geval was.
2. Ten tweede of de Kroon kon worden aangemerkt als een onafhankelijke en onpartijdige
rechter.
In de casus was er sprake van burgerlijke rechten en kon de Kroon niet aangemerkt worden als een
onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Art. 6 EVRM waarborgt onder meer de toegang tot een onafhankelijk en onpartijdige rechter in
gevallen waarin (door een bestuursorgaan) burgerlijke rechten worden vastgesteld. Het Kroonberoep
voldeed niet aan deze verdragsrechtelijke eisen volgens het EHRM.
de functies en kenmerken van het bestuursprocesrecht uitleggen;
Het procesrecht is ‘uniform’, omdat in beginsel alle bestuursrechters aan de hand van dit procesrecht
rechtspreken. Maar ook hier moet je oppassen voor valkuilen. In de bijzondere wet kan namelijk van
het ‘uniform’ bestuursprocesrecht worden afgeweken.
Bestuursrechtspraak = als een – in de regel belanghebbende – burger een besluit (en soms een
andere bestuurshandeling) voorlegt aan een bestuursrechter om dit besluit te laten beoordelen op
rechtmatigheid. De burger legt het besluit aan de bestuursrechter voor in het kader van een
beroepsprocedure. Deze procedure wordt genormeerd door het bestuursprocesrecht.
Functies bestuursprocesrecht
Van oudsher kent het bestuursprocesrecht twee functies, (1) de rechtsbeschermingsfunctie en (2)
de toezichtfunctie (handhaven van het objectieve recht).
De Awb gaat uitdrukkelijk uit van de rechtsbeschermingsfunctie. Dat betekent dat de twee belangrijke
kenmerken van de procedure bij de bestuursrechter onder de toezichtfunctie – namelijk de
mogelijkheid reformatio in peius en de mogelijkheid voor de rechter om ultra petita te gaan – in de
Awb niet meer zijn teruggekeerd.
1. Reformatio in peius Door het instellen van bezwaar of beroep komt
de burger er nog slechter voor te staan dan
wanneer hij dat niet had ingesteld.
2. Ultra petita De rechter beperkt zich niet tot het geschil zoals
dat aan hem is voorgelegd.
, Op welke functie ligt in de Awb de nadruk?
De rechtsbeschermingsfunctie staat voorop. De bestuursrechter moet het verbod van reformartio in
peius in acht nemen. Ook mag de bestuursrechter op grond van het uniforme bestuursprocesrecht in
de Awb in de regel niet buiten de beroepsgronden treden (= verbod van ultra petita).
Individuele rechtsbescherming staat sinds de Awb centraal/ voorop.
Burger wordt beschermd tegen de overheid. Dit is sinds de komst van de Awb (1994).
Belanghebbende mag door het beroep niet in een slechtere positie komen dan voor het
beroep (reformatio in peius).
Er werd niet alleen gekeken naar ex tunc, maar er werd naar de gehele rit gekeken. De
rechter kijkt nu alleen naar feiten en omstandigheden die er waren tot het besluit werd
genomen (= ex tunc)
Huidig leidend principe: streven naar finale (= definitieve) geschilbeslechting (art. 8:41a Awb).
Het is uiteindelijk de rechter die het eindoordeel geeft.
Beginselen bestuursprocesrecht (art. 8:69 Awb)
Een aantal centrale beginselen van het bestuursprocesrecht komt tot uitdrukking in het belangrijke
artikel 8:69 Awb. Art. 8:69 Awb geeft uitdrukkelijk het verbod van reformatio in peius en het verbod van
ultra petita. Verder liggen in dit artikel tweetal algemene procesrechtelijke principes besloten. Het gaat
om:
1. Het verdedigingsbeginsel Het eerste lid bevat een belangrijke aspect van het
verdedigingsbeginsel, namelijk het beginsel van hoor en wederhoor. In dit artikel staat dat
de rechtbank uitspraak doet op de grondslag van het beroepschrift (hierin lezen we het verbod
van ultra petita), de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het
onderzoek ter zitting. De rechter kan (dus) niet beslissen op grond van stukken die aan
partijen onbekend zijn. Partijen moeten bovendien kunnen reageren op alle stukken.
2. Het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden De rechter kent het recht en moet dit
ambtshalve toepassen. De verplichting tot het ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden
komt erop neer dat de bestuursrechter door de appellant aangevoerde feitelijke gronden zal
moeten vertalen in juridische gronden.
3. Het ambtshalve aanvullen van feiten Het beginsel treft dat de rechter niet-lijdelijk is. De
rechter kan ambtshalve (= op eigen initiatief) de feiten aanvullen. De rechter mag ambtshalve
op onderzoek uitgaan. Artikelen waaruit blijkt dat de rechter niet-lijdelijk is: art. 8:69 lid 3, 44,
45, 46, 47, 49, 50 en 51 Awb. In praktijk blijkt het toch dat de rechter lijdelijk is. Hij gaat
meestal uit van het bewijs dat door partijen reeds verzameld is.
4. Vrijebewijsleer De omstandigheid dat er in het bestuursrecht geen expliciete regels van
bewijsrecht zijn. De rechter mag zelf weten hoe zwaar hij het bewijs laat wegen. In het
bestuursrecht is er meer vrijheid in het leveren van bewijs. In bestuursrecht moet je het
aannemelijk maken. Dit is bijvoorbeeld een verschil met het strafrecht. In het strafrecht moet
het wettig en overtuigend zijn.
in een geschil gemotiveerd aangeven welke voorprocedure en rechtsbeschermingsprocedure
van toepassing is;
Er moet in het algemeen (maar niet altijd) een bestuurlijke voorprocedure worden gevolgd voordat
een bestuursrechter in beeld komt. De voorprocedure begint bij het primaire besluit van het
bestuursorgaan. Je kan dan vervolgens in bezwaar of in administratief beroep. Bezwaar doe je bij het
orgaan dat het besluit heeft genomen. Administratief beroep doe je bij een ander orgaan dan het
bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Er zijn dus twee soorten voorprocedures:
1. Bezwaar (art. 1:5 lid 1 Awb) Van bezwaar is er sprake als voorziening tegen
een besluit kan worden gevraagd bij het orgaan
dat dit besluit nam. Dit orgaan moet zijn besluit
dan opnieuw behandelen.
2. Administratief beroep (art. 1:5 lid 2 Awb) Er is sprake van administratief beroep als er
beroep kan worden ingesteld bij een ander
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper axtun. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.