Recht in het publieke domein
Bestuursrecht deel l: §1.1 t/m 1.1.5 + 1.2.4 (t/m blz. 45) + 1.3.1 + 1.4 + 2.3.1 t/m 2.3.4 + 2.4 t/m 2.5 +
3.1 t/m 3.2.1 + 3.3.1 + 3.4.1 t/m 3.4.2.3 + 3.6.1 t/m 3.6.2.1 + 3.6.4 + 3.6.5 + 4.1.1 + 4.1.2.2 (t/m blz.
160) + 4.2.1 t/m 4.2.3.1 + 4.2.4.1 t/m 4.2.4.2 + 4.3.1 + 4.3.3 + 4.3.5 + 4.3.6 + 5.1 + 5.2.1 + 7.3 t/m
7.3.2. + 8.5.1 t/m 8.5.3 + 9.2.1 + 9.2.3. + 9.3.1. + 9.5.1
Bestuursrecht deel ll: §1.2 (t/m blz. 25) + 4.2.1 t/m 4.3.3. (muv het kopje ‘pro forma
bezwaar/beroep’) + 4.4.1 + 4.4.2 (muv het kopje ‘later begin van de termijn (art. 6:8 Awb)’ en
‘termijn bij niet tijdig nemen van een besluit’) + 5.1 + 5.2.1 + 5.2.2 + 5.3.3.6 + 5.3.4.1. (muv de kopjes
‘alleen de onderdelen van een besluit die door een bezwaarmaker zijn aangevochten’ en ‘geen
reformatio in peius’) + 5.3.4.4 + 6.3.1.+ 6.4.3 (alleen blz. 243) + 6.6.3.+ 6.6.5 en 6.6.5.2 (t/m blz. 293)
§1.1 Bestuursrecht deel l.
Bestuursrecht
- Het instrumentarium van het overheidsbestuur, waarmee het bestuurt.
- De normen voor het overheidsbestuur, die bij het besturen in acht moeten worden
genomen.
- De (rechtsbescherming)mogelijkheden voor betrokkenen om zich tegen het
overheidsbestuur te verzetten.
Het bestuursrecht gaat over de actieve bemoeienis van de overheid met de samenleving.
§1.1.1 Bestuursrecht deel l.
Het bestaan van de overheid is nodig omdat gewone burgers niet zomaar kunnen handhaven, of
optreden tegen illegale situaties. Burgers verwachten van de overheid actieve bemoeienis.
Vroeger werd overheidsinterventie lange tijd als bedreiging gezien van de vrijheid van burgers. In de
negentiende eeuw was Nederland een nachtwakerstaat, de overheid had alleen een rol bij openbare
ordehandhaving, defensie en buitenlandse betrekkingen.
Bij gebrek aan overeenstemming over aard en omvang van het overheidsoptreden moet ook worden
bedacht dat de overheid vaak optreedt in zaken waarbij tegengestelde belangen spelen.
§1.1.2 Bestuursrecht deel l.
Er zijn voor het privaatrecht, het strafrecht en het bestuursrecht aparte regels nodig.
Het privaatrecht is niet geschikt voor besturen omdat het te eenzijdig vast legt wat rechtens is, het
privaatrecht gaat er in beginsel van uit dat gelijkwaardige partijen die over en weer vrij zijn vooral
hun eigen belangen behartigen.
Ook het strafrecht is niet geschikt om te besturen, dit komt voornamelijk omdat er in het strafrecht
andere doelen worden nagestreefd. Het strafrecht is vooral gericht op bestraffing van de dader en
het bestuursrecht is vooral gericht op het bereiken of herstellen van een legale situatie.
Het strafrecht is onvoorwaardelijk geformuleerd, gericht op het interpreteren van normen. Het
bestuursrecht is veelal voorwaardelijk geformuleerd, gericht op het reguleren van zaken.
§1.1.3 Bestuursrecht deel l.
Vroeger was de taak van de overheid beperkt tot de zorg voor de openbare orde, de buitenlandse
betrekkingen en de defensie, een ordende functie.
,In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde dit. Door de zorg voor bestaanszekerheid
kwam de presterende functie van de overheid naar voren, het realiseren of onderhouden van
voorzieningen op het terrein van infrastructuur, de woningbouw, het onderwijs en de
volksgezondheid.
Door de economische crisis zag de overheid zich genoodzaakt in te grijpen in het marktmechanisme.
Er werden op basis van de wet op de economische mededeling verschillende concurrentieafspraken
en overeenkomsten verboden, zo kwam de sturend functie van de overheid naar voren.
In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam de arbitrerende functie van de overheid tot
ontwikkeling. Deze functie komt vooral tot uitdrukking in planbevoegdheden ten aanzien van de
verdeling van beschikbare ruimte en in het verbinden van voorschriften aan een vergunning waarin
de tegenstrijdige belangen zoveel mogelijk met elkaar worden verzoend.
§1.1.4 Bestuursrecht deel l.
Er moet aan het overheidshandelen een wet ten grondslag liggen, het legaliteitsbeginsel. Dit
beginsel bevorderd de rechtszekerheid van de burgers.
De wetgever formuleert niet zelf de rechtsnormen waaraan de burger zich heeft te houden, maar
laat die normstelling steeds vaker aan bestuursorganen over, dit noemen we terugtred van de
wetgever. In die terugtred onderscheiden we twee aspecten:
1. Het vaststellen van algemene verbindende voorschriften wordt overgelaten aan
bestuursorganen van de centrale overheid, zoals de regering (algemene maatregel van
bestuur) en ministers (ministeriële regeling), dan wel aan wetgevende bestuursorganen van
de lagere overheid, zoals provinciale staten en gemeenteraden (verordeningen).
2. De normering van het gedrag van burgers wordt overgelaten aan een bestuursorgaan door
middel van uitoefening van beschikkings- of andere bestuursrechtelijken bevoegdheden.
Bestuursorganen bepalen in veel gevallen wat rechtens is, gelede normstelling. Bestuursorganen
beschikken over een discretionaire bevoegdheid (de bevoegdheid om naar eigen inzicht een besluit
te nemen) die getoetst kan worden door de rechter, die vervolgens de rechtmatigheid toetst.
Bestuursorganen moeten zich altijd houden aan de algemene rechtsbeginselen, er is dus nooit sprake
van rechtsvrije ruimte. De rechter heeft allerlei algemene beginselen van behoorlijk bestuur
geformuleerd waaraan het bestuurlijk handelen kan worden getoetst, zit zijn algemene normen waar
burgers zich op kunnen beroepen. Beslissingen moeten ten alle tijden voldoen aan de normen uit het
Awb en aan ongeschreven algemene beginsel van behoorlijk bestuur en algemene rechtsbeginselen.
Bestuursorganen zijn gebonden aan beleidsregels, regels die invullen hoe en op wat voor manier een
bestuursorgaan gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid > Art. 4:84 Awb.
§1.1.5 Bestuursrecht deel l.
Wanneer je kijkt naar de kwaliteit van bestuur kunnen zich bij zowel kleine als grote
bestuursorganisaties problemen voordoen. Kleinere bestuursorganisaties hebben vaak geen
specifieke deskundigheid. Bij grotere bestuursorganisaties is de afstand tussen overheid en burger
een stuk groter.
Naarmate bestuursrechtelijke wetten duidelijkere en meer werkbare inhoudelijke criteria voor de
uitoefening van bestuursbevoegdheden bevatten, zal de kwaliteit van het bestuur toenemen. Het
ontbreken van specifieke deskundigheid zal zich dan minder snel blootleggen. Ook help politieke
controle bij het bevorderen van de kwaliteit van het bestuur, de overheidsorganen kunnen de
ambtelijke organisaties controleren en zo nodig corrigeren.
, Daarnaast kan controle door de rechter ook bevorderlijk zijn voor de kwaliteit van bestuur, de
rechter kan echter wel allen op rechtmatigheid toetsen en niet op doelmatigheid. Soms kunnen
hogere bestuursorganen ook nog controle uitoefenen, ze zijn namelijk enerzijds bevoegd om
besluiten van lagere bestuursorganen te vernietigingen wegen strijdt met het recht of algemeen
belang > Art. 268 Gemw. Ze zijn anderzijds kunnen sommige besluiten aan de goedkeuring van
hogere bestuursorganen worden verworpen.
§1.2.4 Bestuursrecht deel l.
Specialiteitsbeginsel
Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen, waarvoor de betreffende wet of regeling
een grondslag biedt.
Het legaliteitsbeginsel vereist dat een bestuursbevoegdheid altijd een wettelijke grondslag moet
hebben, het specialiteitsbeginsel specificeert vervolgens het bereik van die bepaalde bevoegdheid.
Art. 3:3 Awb bepaald wat níét in de weegschaal mág worden gelegd.
Art. 3:4 Awb bepaald wat wél in de weegschaal móét worden gelegd.
Rechtszekerheidsbeginsel
Het rechtszekerheidsbeginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel die de burger tegen de overheid
kan inroepen. Het is een wapen tegen overheidswillekeur.
- Formele rechtszekerheid beginsel: duidelijke, ondubbelzinnige begrenzing van
bestuursbevoegdheid is in bepaling van de rechtspositie van de burger. Wetgeving,
beleidsregels, bestemmingsplannen en beschikkingen moeten helder zijn voor de burger.
- Materiële rechtszekerheidsbeginsel: het geldende recht wordt echt toegepast en er worden
geen besluiten met terugwerkende kracht gedaan.
Gelijkheidsbeginsel
Het gelijkheidsbeginsel verbiedt discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, ras, geslacht etc. discriminatie is het onderscheid maken naar groepskenmerken die dat
onderscheid niet rechtvaardigen > Art. 1 Gw.
§1.3.1 Bestuursrecht deel l.
Veel algemene bestuur regels zijn gecodificeerd in het Awb, daarnaast hebben we nog het bijzondere
bestuursrecht hierin staan wetten die specifieke terreinen van het bestuursrecht regelen.
Ook met de codificatie van algemene regels van bestuursrecht in de Awb blijven ongeschreven regels
en jurisprudentie gelden.
§1.4 bestuursrecht deel l.
De Awb is gelaagd opgebouwd.
§1.4.1 bestuursrecht deel l.
Doelstellingen van de Awb
- Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving.
- Het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving.
- Het codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben
afgetekend.
- Het treffen van algemene voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die naar hun aard niet
voor regeling in een bijzondere wet lenen.
Wanneer mag er van de algemene regels van bestuursrecht bij een bijzonder wettelijk voorschrift
worden afgeweken?