Introductie
Communicatiewetenschap
Wat is Communicatiewetenschap?
Wat is communicatiewetenschap?
Communicatiewetenschap bestudeert de productie, distributie, inhoud en receptie van
communicatieboodschappen.
Theorie over en onderzoek naar:
Zender: productie en distributie.
Boodschap: inhoud.
Ontvanger: receptie, gebruik, interpretatie en effecten.
Theory and the Study of Communication
Theorie Onderzoek Kennis
Theorie: een statement dat voorspelt of uitlegt hoe bepaalde fenomenen aan elkaar zijn gerelateerd.
Er zijn vier communicatie theorie genres:
Communicatiewetenschap: toetsbare theorieën.
Interpretatieve theorie: subjectief interpreteren van betekenis en context.
Kritische theorie: machtsopbouw van mediasystemen hervormen.
Normatieve theorie: hoe dingen zouden moeten zijn.
Criteria waarmee de waarde van een theorie kan worden bepaald:
Scope: breedheid van toepassing.
Appropriateness: geschiktheid of logische consistentie.
Heuristic value: het vermogen om nieuwe manieren van denken en ideeën te genereren.
Validity: voorspelt het wat we willen dat de theorie voorspelt?
Parsimony: spaarzaamheid en eenvoud.
Openness: openheid en aanpassingsvermogen.
Practicality: uitvoerbaarheid en bruikbaarheid.
Testability: het moet als goed of fout beoordeeld kunnen worden.
Hypothese: een idee van een antwoord op een vraag die we graag willen testen.
Onderzoek: het doen van systematische en accurate observaties van bewijs, op zo’n manier dat het
kan worden geverifieerd. Door middel van onderzoek wordt gezocht naar antwoord op een vraag.
Kennis: leren van ervaringen, autoriteit of d.m.v. onderzoek.
Geschiedenis van Massacommunicatie theorie
Moderne theorieën komen voort uit oude theorieën.
Paradigma: een overkoepelende set aannames of manieren van denken over een aspect van de
wereld paradigma shift.
,Massacommunicatie: het bieden van een blik op de wereld die buiten het bereik van de ervaringen
van het publiek staan. Hiermee wordt de realiteit die men ervaart beïnvloedt.
Vroeger: wie (zender), zegt wat (boodschap), via welk kanaal (medium), aan wie (het publiek), met
welke effecten (impact)?
Kenmerken van massacommunicatie:
Op grote schaal.
Eenrichtingsverkeer.
Onbekende ontvanger.
Voor iedereen gelijk en tegelijk.
Tijdelijk.
Gericht op een publiek (groot in aantal, ver verspreidt, heterogeen, niet georganiseerd, niet
interactief, anoniem voor de afzender).
Maar communicatiemedia is veranderd:
Meer aandacht voor kleinschaligere
communicatie.
Door middel van social media kunnen we tegelijk
communiceren over op de wereld.
Steeds meer personalisatie.
Iedereen kan programma’s op elk moment, waar
dan ook terugkijken.
Op internet wordt alles gearchiveerd.
Steeds meer gericht op verschillende individuen.
Anno nu: “revolutie” in gemedieerde communicatie: Web 2.0 e.v.
Meer informatieverspreiding en -vergaring.
Meer macht bij gebruiker: over productie en selectie.
Minder kosten voor gebruiker.
Meer verantwoordelijkheid van de gebruiker.
De rollen van media zijn: bewaken van de omgeving, correlatie van verschillende delen van de
samenleving, overdracht van cultureel erfgoed, entertainment.
,Wat is Media Literacy en waarom is het van belang?
We willen in control zijn wat betreft: veiligheid, waarheid, financiën en tijd.
Je leert wat jij kunt doen met media en wat media moet jou kunnen doen. Hierdoor ontwikkel je
beter begrip, grotere waardering, overstijgen van de boodschap, betere smaak en een beter verweer.
Tegenwoordig: information overload. Mensen zijn in staat de stroom aan informatie te ‘overleven’
dankzij onze hersenen.
Hoe het brein informatie verwerkt
Hardware – het brein: een grote opslag waarin alle informatie die via onze zintuigen binnenkomt
wordt geselecteerd. Het brein bepaald wat wordt opgeslagen en wat wordt genegeerd.
Software – het verstand: programmering van het brein hoe te functioneren.
Genetisch geregeld door het brein: hartslag, werking van organen en ademhaling (deels).
Andere dingen hebben we vroeger of later aangeleerd.
Automatismen: een mentale staat waarin ons brein opereert zonder dat wij bewust moeite
hoeven doen. Het werkt als een soort code die als het eenmaal is aangeleerd, heel makkelijk
uitgevoerd kan worden.
Voordeel: efficiëntie.
Nadeel: je weet niet wat je mist en kiezen daarbij wat bekend en vertrouwd is. Selectiviteit in
blootstelling, waarneming en verwerking. Hiermee wordt onze kennis niet uitgebreid.
Beïnvloeding: media beïnvloeden ons.
Media Literacy
Met media literacy worden vanzelfsprekendheden bewuster en rationeler (onderbouwing) gemaakt.
Media Literacy = een set van perspectieven die we actief gebruiken om ons over te geven aan
massamedia door het verwerken en interpreteren van de boodschap waar we op stuiten. Het is een
continuüm, geen categorie.
De drie bouwstenen van Media Literacy:
1. Skills: de tools die je gebruikt voor het bouwen en onderhouden van kennisstructuren:
Analysis: Het opbreken van een mediabericht, om zo de compositie van de elementen die het
bericht inhoud geven te onderzoeken.
Evaluation: het maken van een oordeel over de waarde van een element, door het bericht te
vergelijken met je eigen standaarden.
Grouping: het bepalen van welke elementen gelijkenissen hebben en vervolgens bepalen hoe
een groep elementen verschilt van andere groepen elementen.
Induction: het afleiden van een patroon in een klein aantal elementen, om vervolgens het
patroon te generaliseren naar alle elementen in de grotere set (van empirie naar theorie).
Deduction: het gebruiken van algemene principes om bijzonderheden uit te leggen, meestal
met behulp van logisch redeneren (van theorie naar de empirie).
Synthesis: elementen samenvoegen tot een nieuwe structuur.
Abstracting: het formuleren van een korte heldere en accurate beschrijving, waarin de
essentie van een bericht in weinig woorden is weergegeven.
,