Samenvatting Psychometrie en Besliskunde
BLOK 1&2: BESLISKUNDE
Hoorcollege 1: Inleiding en Besliskunde
Besliskunde: onderzoek naar de kwaliteit van oordelen en beslissingen en beslisproces; descriptief,
normatief en prescriptief.
Psychometrie: onderzoek naar kwaliteit van meetinstrumenten door het analyseren van antwoorden
van personen (scores)
Kwaliteit van klinische oordelen en beslissingen (bij: interpretatie onderzoek, diagnosticeren, keuze
behandeling)
Drie hoofdvragen
Betrouwbaarheid: hoe goed/nauwkeurig meet ik? Meet ik het goed? Vind je hetzelfde als
iemand anders het meet (zonder dat er verandering is opgetreden)?
Validiteit: Wat meet ik? Meet ik het goede? Meet je wat je beoogt te meten?
Normativiteit: Interpreteer ik uitkomsten op de juiste wijze en neem ik de juiste beslissing (de
best mogelijke)?
Besliskunde geeft reden voor psychometrie
Psychometrie is nodig om beter te kunnen beslissen, want het blijkt dat mensen dat uit
zichzelf niet goed kunnen.
Dat inzicht volgt uit de psychologische besliskunde.
Besliskunde laat zien wat mensen moeilijk vinden, door hun beslissingen te beschrijven en te
vergelijken met normen; en ontwikkelt denkhulpmiddelen. Beter beslissen als zij valide
instrumenten gebruiken.
Besliskunde: 3 benaderingen
Descriptief: beschrijven wat mensen doen.
Hoe komt iemand tot een oordeel of een besluit.
Normatief: aangeven hoe het zou moeten.
Wat zouden de juiste of beste oordelen en beslissingen zijn. Wat het beste is worden de regels van
kansrekening gebruikt.
Prescriptief: recepten om norm te benaderen.
Houdt rekening met beperkingen. Voorschrijvend; volg deze regels en protocollen om het zo goed
mogelijk te doen.
Psychologische besliskunde
Mensen maken bij oordelen en beslissen systematisch fouten en daar zijn plausibele
redenen voor.
Onderwerp van beschrijvende besliskunde (descriptieve benadering). Vastgesteld d.m.v.
empirisch onderzoek, in o.m. de ‘heuristics and biases’ traditie.
Empirische bevindingen
Het is voor mensen moeilijk veel, veelsoortige informatie te integreren, dus men laat een
deel van de informatie buiten beschouwing, gebruikt heuristieken (cognitieve
vereenvoudigingstechieken
De bekendste:
- Representativiteit
- Beschikbaarheid
- Verankering en aanpassing
,Empirische bevindingen
Heuristieken gebruiken is slim en efficiënt – je slaat over wat onbelangrijk lijkt
Maar: juist door dat overslaan is het ook riskant – misschien was het wél belangrijk, je bent
vatbaar voor ‘biases’ = systematische vertekeningen.
Er zijn manieren om dat te verhelpen; stap 1 is zich dara bewust van te zijn. Dit is cruciaal, bv bij:
- Interpreteren van tests
- Stellen van diagnose
- Keuze van behandeling
Een samengaan van categorieën is minder waarschijnlijk dan de categorieën los.
Representativiteitsheuristiek
Beoordelen van waarschijnlijkheid dat A een B is
op basis van de gelijkenis van A met B’s; hoe
representatief lijkt A voor de populatie B’s?
Voorbeeld:
Linda is 21, single, studeert aan de Radboud Universiteit. Ze houdt erg van stappen en geeft
graag feestjes.
Wat is waarschijnlijker:
A. Linda doet de opleiding PWO
B. Linda doet de opleiding PWO en is actief lid van Postelein.
Correct antwoord: A.
Linda lijkt representatief voor PWO-student die actief lied is van Postelein.
Representativiteit – en dus?
Gebruik van de representativiteitsheuristiek kijkt niet naar “base rate” informatie (‘base rate
neglect’): frequentie van voorkomen van verschijnsel (een vs. twee eigenschappen) is wel
relevante informatie leidt tot fouten
Bekijk ook alternatieve mogelijkheden!
Bijv.: A is een rusteloos kind – lijkt op B’s: ADHD-kinderen
Beschikbaarheidsheuristiek
Informatie die het meest beschikhaar is (het makkelijkst herinnerd, toegankelijk, levendig)
wordt gebruikt.
Bijv. door aandacht in de media, is de classificatie ADHD nu beschikbaar en wordt die aan
veel kinderen gegeven.
,Beschikbaarheid – en dus?
Wat voor jou beschikbaar is, is toevallig kan correct zijn, maar zeker is dat niet.
Subjectieve (niet objectieve) oordelen, verkeerde kans inschattingen.
Vb. Onderzoek fouten (met ernstige afloop) in beoordelen mogelijke kindermishandeling:
Hulpverleners gebruiken vooral makkelijk beschikbare, levendige informatie: uit gesprekken,
recent; niet uit dossiers, minder recent.
Verankering en aanpassing
Onvoldoende afwijken van beginwaarde
Vlg. schatting:
Verankering – en dus?
Oordeel wordt beïnvloed door toevallig beginpunt. Kan terecht zijn, maar hangt af van
juistheid beginpunt en mate van aanpassing, aanpassing blijkt vaak onvoldoende.
Klinisch voorbeeld: verwijsbrief waarin diagnose wordt gesuggereerd kan als anker dienen.
Meer bevindingen…
Conformation bias: zoeken naar bevestigende informatie
Hindsight bias: achteraf, met kennis, lijken uitkomsten voorspelbaarder dan ze waren
Ilusory correlation: zien van verbanden die niet bestaan
Overconfidence: meer en overmatig vertrouwen met meer ervaring, meer informatie
Clinici’s beslisprocessen
Het is belangrijk cognitieve processen van clinici te bestuderen, ten behoeve van
• controle kwaliteit
• begrijpen van klinische praktijk
• training
• ondersteunende computerprogramma’s
• prescripties ( ± recepten)
Clinici’s beslisprocessen descriptief
In elke fase van het diagnostische proces:
1. onderkennen (wat is het probleem?)
2. verklaren (hoe kun je dit verklaren?)
3. indicatiestelling (wat kun je eraan doen?)
Gebruiken clinici – noodgedwongen - heuristieken, en komen er dus mogelijk biases (vertekeningen,
fouten) voor
1. Onderkennen/classificeren
Kan het beste met (semi)gestructureerde interviews, maar die gebruiken clinici niet altijd –
ze vragen naar wat bij hun beeld (hun interne ‘anker’) past, kijken niet breder
→ zien (met name co-morbide) stoornissen over het hoofd
→ lage overeenstemming (dus subjectief)
, 2. Verklaren
Heel moeilijk – erg lage betrouwbaarheid en validiteit – want
- Vaak gebaseerd op wat cliënt zegt, maar weet die het (nog) wel goed?
- Vaak niet gesteund door empirisch onderzoek maar gebaseerd op informele observaties en wat
‘beschikbaar’ is
- Oorzaken van gedrag moeilijk te kennen, complex
Wel haalbaar is plausibele verklaring waar therapeut en cliënt het over eens zijn.
3. Indicatiestellen
- Moeilijk want ‘treatment utility’ van diagnostiek is nog niet duidelijk, dus onzeker op basis waarvan
welke behandeling te indiceren
Er komen steeds meer ‘evidence based treatment recommendations’ maar vaak worden die niet
gevolgd – clinici weten beter, voor dit individu, hebben eigen behandelingen ‘beschikbaar’
Clinici’s beslisprocessen normatief
- Alle relevante informatie verzamelen en op de juiste wijze wegen tot juiste diagnose
(onderkennend en verklarend) en indicatiestelling.
Klinische oordelen – beslissingen prescriptief
Diagnostische cyclus
Conclusie
Clinici moeten bij alle beslissingen:
- Systematisch werken
- Wetenschap voor laten gaan op ervaring
- Psychometrisch goed onderlegd zijn
- Goede tests gebruiken
Dat helpt betrouwbaarheid en validiteit, en komt dus ten goede aan cliënten.