PB1002 - Geschiedenis v/d Psychologie Samenvatting door EJ Hölscher
H10 – Social Influence & Social Psychology | Mesmer, Milgram & beyond
INLEIDING
In het najaar van 1775 werd er door de aspirant-prins van Beieren een onderzoek gestart naar de praktijken
van Johann Joseph Gassner, een priester die zich bezig hield met geestuitdrijvingen (exorcisme). Velen van
zijn patiënten ervoeren verbetering van klachten of zelfs genezing, maar zijn activiteiten rakelden een
stevige controverse op, zowel binnen als buiten de kerk.
MESMER AND ANIMAL MAGNETISM
Als kroongetuige binnen het onderzoek diende Franz Anton Mesmer (1734-1815), een naturalistisch
therapeut die er een vergelijkbare praktijk als Gassner op nahield, zich daarbij echter niet beroepend op
bovennatuurlijke krachten of demonen, maar op een sterke magnetische kracht die in zijn eigen lichaam zou
huizen. Daarmee gaf hij een min of meer “wetenschappelijke” verklaring van de effecten die Gassner bij zijn
exorcisme liet zien. Gassner werd verbannen naar het platteland, en verboden om nog langer actief te zijn.
Met Mesmer’s eigen carrière ging het een stuk beter. Hij had een aantal belangrijke ontdekkingen gedaan
rondom het fenomeen dat nu bekend is als hypnotisme, en onderzoek gedaan naar sociale beïnvloedings-
processen, de verschillende manieren waarop mensen eigen gedrag vormgeven, en door gedrag van
anderen beïnvloed worden. Mesmer’s flamboyantie en grootheidswaan zouden hem uiteindelijk dezelfde
problemen opleveren die ook Gassner getroffen hadden, maar zijn verhaal is desonanks een interessante
introductie in de geschiedenis van hypnotisme, sociale invloed en de opkomst van de sociale psychologie.
Mesmer behaalde in 1766 een doctorstitel in Wenen, met een dissertatie over zwaartekracht (die hij
grotendeels had ‘gestolen’ van een Engelse Newtoniaan). Een van de weinige originele passages was er
een over “animal gravitation”. Nadat hij een rijke weduwe trouwde, werd Mesmer een ware socialite in
Wenen, en raakte goed bevriend met Leopold Mozart en diens zoon Wolfgang. Hoewel hij zelf nog slechts
sporadisch actief was, behield Mesmer contact met het wetenschappelijke veld. Zo ook met Maximilian
Hell, die bijzondere interesse had in magnetisme en dit beschouwde als een aantal mysterieuze onzichtbare
vloeistoffen, waaronder hete lucht, elektriciteit en zwaartekracht. [red: Het is goed om dit te blijven zien
binnen de context van een wetenschap die destijds slechts zeer beperkt ontwikkeld was].
Toen een van Mesmer’s familieleden onder een zeer complex ziektebeeld gebukt ging, herinnerde hij zich
de gesprekken met Hell en besloot hij de therapeutische kwaliteiten van het magnetisme te testen. Zijn
behandeling - met speciale magneten en een ijzerhoudend medicijn - bracht de patiënt al snel in een staat
van crisis, en na afloop bleven de symptomen meerdere uren weg. Na enkele behandelingen leek ze
blijvend genezen. Met een duidelijk beeld voor ogen, behandelde Mesmer meerdere patiënten en de
methode bleek te werken, zelfs na weglating van de magneten. Hij concludeerde dat animal magnetism in
sterke mate in zijn eigen lichaam aanwezig moest zijn, en het daardoor therapeutisch werkte. Het induceren
van een “crisis state” door de combinatie van suggestie en magnetisme zou later mesmerisme gaan heten
(het Engelse woord mesmerised is nog steeds gangbaar).
Claims en controverse
Mesmer zou later claimen dat Gassner, net als hemzelf, een sterk dierlijk magnetisme bezat, en dat dit de
sleutel tot het succes van zijn exorcisme was geweest. De gevoeligheid van hun subjecten voor een
bepaalde mate van suggestie werd door beiden niet erkend. Hell probeerde later nog te claimen dat hij het
allemaal bedacht had, maar vond daarvoor nauwelijks bijval. Mesmer verliet Wenen na een misgelopen
H10 - Social Influence & Social Psychology Pagina 1 van 10
,PB1002 - Geschiedenis v/d Psychologie Samenvatting door EJ Hölscher
behandeling van een jonge, blinde pianiste (die hij claimde genezen te hebben), en trok naar Parijs alwaar
zijn flamboyante voorkomen en magnetische behandelingen al gauw een groot succes werden. Zo’n groot
succes zelfs dat hij groepen ging behandelen, daarbij gebruikmakend van een soort badkuip of Baquet,
gevuld met “magnetische vloeistof”. Hoogst dubieus volgens huidige standaarden, maar destijds had zijn
methode redelijke wetenschappelijke plausibiliteit.
Een afbeelding [links] van een van Mesmer’s bijeenkomsten, en [rechts] een foto van een van de Baquets Magnetique
Het behandelen in groepen resulteerde in een sterkere respons bij de deelnemers, die twee effecten lieten
zien die de moderne sociale psychologie sociale besmetting (verspreiding van ideeën, attitudes of gedrag
door imitatie en conformatie) en sociale facilitatie (hiervan is sprake als deze besmetting binnen een
specifieke groep plaatsvindt) noemen.
De autoriteiten werden sceptisch (ondanks of juist vanwege Mesmer’s succes) en besloten ook hem aan
een officieel onderzoek te onderwerpen. Hier bleek dat het effect niet door magnetisme maar puur door
suggestie of verbeeldingskracht tot stand kwam. En hoewel dat tegenwoordig wellicht gezien zou worden
als een zeer significante ontdekking, liep het anno 1784 heel anders. Mesmer werd ontmaskerd als
oplichter, en de praktijk van het “animal magnetism” kwam terecht in de handen van charlatans en
amateurs. Het zou lang duren voordat iemand er weer serieus naar zou kijken.
VAN MESMERISME NAAR HYPNOTISME
In de hoogtijdagen van zijn populariteit richtte Mesmer Sociétés de l’Harmonie op, waar welgestelde
studenten het vak van magnetiseur konden leren. Onder hen was Marquis de Puységur, die per toeval een
soort trance-staat bij zijn patiënten ontdekte die hij artificieel somnamubilsme noemde, vanwege de
gelijkenis met slaapwandelen. Nooit een fan van de nogal gewelddadige crises die patiënten doormaakt,
was dit een welkome afwisseling voor de Markies. In vervolgonderzoek ontdekte hij veel van de aspecten
die tegenwoordig met hypnose geassocieerd worden, zoals verhoogde gevoeligheid voor suggestie,
posthypnotic amnesia (het na afloop vergeten zijn van vrijwel alles wat tijdens hypnose gebeurd is) en
posthypnotic suggestion (het ‘primen’ van een subject met een bepaalde opdracht, die na de hypnose
door een ‘cue’ kan worden geactiveerd, zonder dat het subject zich hier bewust van is). Puységur ontdekte
ook dat subjecten in staat lijken tot dingen die ze normaal niet kunnen, iets dat tegenwoordig nog steeds
vaak wordt aangenomen.
H10 - Social Influence & Social Psychology Pagina 2 van 10
,PB1002 - Geschiedenis v/d Psychologie Samenvatting door EJ Hölscher
Hypnose creëert echter geen miraculeuze krachten of talenten, maar werkt sterk in op de overtuiging dat
iets kan (bijvoorbeeld het lichaam stijf als een plank houden, waardoor het blijft ‘liggen’ met slechts
ondersteuning van nek en voeten). Puységurs bijdrage - in historisch perspectief - is vooral het loslaten van
de crisis state en het vervangen door iets dat sterk lijkt op de “moderne” hypnotische trance. Een aantal
jaren later kwam in de persoon van de priester José Custódio de Faria een andere paradigm shift, namelijk
het verplaatsen van de focus van “kracht” van behandelaar naar de ontvankelijkheid van het subject.
Ten eerste liet de Faria zien dat de trance-states ook bereikt konden worden zonder magnetische
Twee sterke staaltjes van “hypnotic planking”
werktuigen of terminologie. Hij liet patiënten hun blik fixeren op zijn hand terwijl hij deze langzaam richting
hun gezicht bewoog. Een simpel bevel om in slaap te vallen bleek bij de meeste subjecten voldoende om ze
in een staat van lucid sleep te krijgen. Om ze weer wakker te krijgen, gaf hij daartoe simpelweg de
opdracht. Ten tweede liet de Faria zien dat vrijwel iedereen deze procedure kon uitvoeren, zelfs een kind.
Ondanks het baanbrekende karakter van de Faria’s werk, bleef het lange tijd vrijwel onopgemerkt.
Mesmeriaanse Anesthesie en Hypnose
Rondreizende Mesmerisers wisten in hun subjecten gevoelloosheid voor pijn op te wekken. En hoewel veel
medici in die tijd pijn zagen als een noodzakelijk ingrediënt voor genezing, waren er - gelukkig - ook een
aantal pioniers die hoopten de pijn tijdens operaties te verzachten. Een van de eersten die daarbij
Mesmerisme overwoog was John Elliotson (1837). Door tegenwerking van het ziekenhuis waar hij werkte,
kwam het nooit van een praktijktest, maar Elliotson deed er alles aan om het idee bekendheid te verlenen.
In 1842 voerde de Engelse arts W.S. Ward een amputatie uit bij een gemesmeriseerde patiënt, een feit dat
door de Royal Medical Society zeer effectief werd doodgezwegen. Ook het werk van James Esdaile
(1808-1858), een Schotse dokter die in India op eenzelfde wijze honderden patiënten opereerde, trof
dezelfde scepsis. Ondanks alle tegenwerking waren dit de eerste stappen op een pad dat wellicht een grote
toekomst had kunnen hebben, ware het niet dat artsen in America de eerste chemische anesthesie
ontdekten (ca. 1844).
De term Hypnose werd als eerste voorgesteld door James Braid, een andere Schotse Arts, die na enige
eigen experimenten vaststelde dat de methodes van Puységur en de Faria werkten, maar een betere naam
verdienden. Een combinatie van hypnos en neuro (de Griekse woorden voor slaap en zenuw), leverde
neurohypnology als term voor de studie van Mesmeriaanse fenomenen, en de term Hypnose voor de
handeling waarbij iemand in trance gebracht wordt. Braid onderhield goede banden met de medische
wereld, en publiceerde zijn werk in enkele vakbladen. En hoewel hij zelf niet zo gek veel had uitgevonden,
was hij daarmee wél een sleutelfiguur in de volledige wetenschappelijke rehabilitatie van Hypnose (die eind
19e eeuw in Frankrijk zou plaatsvinden).
H10 - Social Influence & Social Psychology Pagina 3 van 10
, PB1002 - Geschiedenis v/d Psychologie Samenvatting door EJ Hölscher
DE NANCY-SALPÊTRIÈRE CONTROVERSE
De zogenaamde Nancy-school van Hypnose begon met Ambroise Auguste Liébault, een arts die
patiënten gratis behandelde als ze meewerkten aan zijn tests met Hypnose. Hij publiceerde een boek over
zijn succesvolle behandelprogramma, dat de interesse wekte van Hippolyte Bernheim (maar verder van
vrijwel niemand). Aanvankelijk was Bernheim zeer sceptisch, maar Liébaults werk overtuigde hem, waarna
hij full-time hypnotherapeut en onderzoeker werd. Zijn zorgvuldige registratie van honderden patiënten en
hun specifieke reacties was een belangrijke bijdrage aan het nog jonge wetenschapsveld. Bernheim
concludeerde dat alle mensen een zekere mate van suggestibilliteit hebben (de kans dat iemand een idee
in een actie omzet). Dit psychologische kenmerk zou volgens hem bepalen in welke mate iemand succesvol
behandeld kon worden middels suggestieve technieken zoals hypnose. Bernheim publiceerde een aantal
boeken over dit thema, waaronder “On suggestion and its therapeutic applications”. Het onderstreepte het
centrale geloof van de Nancy-school, namelijk dat hypnotische suggestibiliteit een aspect is van algemene
suggestibiliteit, een karakteristiek die sterk varieert binnen de normale populatie.
De Salpêtrière School
Ongeveer gelijkertijd met Bernheim ontwikkelde Jean-Martin Charcot (1825-1893) in Parijs een geheel
andere verklaring voor de werking van hypnose. Getrouwd met een rijke weduwe, was Charcot toegetreden
tot de high-society van Parijs, en kwam hij als gevierd man aan het roer te staan van het Hôpital Salpêtrière.
Hij legde zich in de 1880’s toe op hysterie, een zeer onmodieus vakgebied dat door velen als “bestuderen
onwaardig” werd bestempeld. Mensen met hysterie kampten met symptomen die weliswaar lijken op
normale neuropathologie, maar zich daarbij niet houden aan de regels van de neurologie. Eigenlijk werd het
sinds de Grieken (die hysterie als een typische vrouwenziekte zagen) als ziektebeeld nooit serieus
genomen. Charcot zag zijn patiënten echter dermate lijden, dat van een onecht of geveinsd ziektebeeld
geen sprake kon zijn (daarnaast zag hij het ook bij mannen voorkomen, dus puur vrouwelijk was het ook
niet). Daarnaast viel hem op dat hysterische patiënten doorgaans grote gevoeligheid voor hypnose lieten
zien, hetgeen hem deed geloven dat deze gevoeligheid een symptoom van hysterie was. Door de reputatie
van Charcot was hiermee het onderwerp van Hypnose definitief uit de obscuriteit gehaald, en waardig
onderwerp van wetenschappelijk onderzoek geworden.
Een typisch beeld van Charcot (met hysterische patiënt) tijdens een van zijn publieke demonstraties
Charcot zou zijn eigen reputatie daarna echter flink ondermijnen. Overtuigd van een organische oorzaak van
hysterie, en het feit dat er geen aanwijsbare oorzaak was, speculeerde hij dat een algemene degeneratie
van het zenuwstelsel de oorzaak zou zijn. Ook zag hij een parallel met epileptische aanvallen, in de zin dat
H10 - Social Influence & Social Psychology Pagina 4 van 10