Week 1
Leerdoelen
● Inleiding in drie centrale modellen
● Kennismaken met analyseschema om curricula mee te beoordelen
● Bestudering van een kritische reflectie op scholingsmodel
Hoorcollege 1.1
Voorbeeld toetsvragen:
- Wat zijn de overeenkomsten/ verschillen tussen een bepaald curriculum.
- Wat is het curriculum en wat is er goed/ slecht aan.
Wat is een curriculum:
● Inhoud → Wat moeten leerlingen leren?
● Leerdoelen → Waarom moeten ze dat leren?
● Didactiek en pedagogiek → Hoe moeten ze dat leren?
Dit hangt allemaal met elkaar samen. Curriculum is meer dan inhoud, dus niet alleen wat er
geleerd moet worden maar ook waarom of hoe dat moet gedaan worden. Een curriculum kan
dus ook een manier zijn te leren (dus bijvoorbeeld montessori is ook een curriculum)
Terugkerende vraag in dit vak: Welke onderwijsopvatting ligt ten grondslag aan deze
onderwijspraktijk? (Hierbij kun je kijken naar dilemma’s of positieve/ negatieve punten van
een bepaald curriculum).
Preface (Boek van Joseph)
- Het is een Amerikaans boek dus de geschiedenis van het onderwijs, maar ook andere
invloeden.
- Toch zijn er ook vergelijkbare elementen (denk aan de herkenbare typen onderwijs en
toenemende nadruk op testen).
Cultures of curriculum (volgens boek van Joseph)
Curriculum wordt beschouwd als een cultuur.
Cultuur = geschiedenis, normen & waarden, ontstaat in interactie etc.
Holistisch perspectief op curriculum → je kijkt niet alleen naar inhoud maar ook naar hoe het
curriculum in zijn geheel wordt vormgegeven.
, ➔ Holistisch = allesomvattend → alles is met elkaar verbonden en beïnvloedt elkaar.
Curriculum als veelzijdig concept.
Het boek maakt gebruik van theorieën en modellen om curricula te bespreken/ interpreteren.
Ze willen een tegengeluid geven aan het huidige beeld van onderwijs in Amsterdam.
Traditioneel idee van curriculum: curriculum als een gegeven bepaald door de overheid met
leraar als opvoeder. De auteurs willen dat het traditionele idee kan worden omgeslagen naar
een meer dynamisch/ persoonlijk en sociaal proces.
Theorieën over curriculum helpen hierbij.
Vraagtekens zetten bij onze eigen aannames en praktijken.
Dat wat impliciet is expliciet maken door het stellen van kritische vragen.
Curriculum is veelzijdig - Multiple curricula (interpretatie van Eisner en Cuban)
Elliot Eisner noemt ‘3 curricula die alle scholen onderwijzen’:
★ Expliciet (duidelijk vermeld) → door de staat uitgesproken onderwijsdoelen
★ Impliciet (niet officieel, ook wel ‘verstopt’) → gaat om het leren en de interactie die
plaatsvindt. Deze worden niet officieel aangekondigd in schoolprogramma’s. Dit kan
bewust (bijv. bepaalde confrontaties vermijden en dus niet aangeven aan ouders/
studenten aan welk doel je werkt) of onbewust (een bepaald doel onderwijzen zonder
dat je het door hebt gehad).
★ Null (het curriculum dat scholen niet onderwijzen) → Het nulcurriculum gaat over
doelen die systematisch worden uitgesloten, verwaarloosd of niet in overweging
worden genomen.
Larry Cuban noemt dat de verschillende curricula zijn, namelijk de volgende vier
categorieën:
, ★ Officieel curriculum → curriculum dat te vinden is in curriculum gidsen en is in
overeenstemming met de door de staat opgestelde doelen.
★ Onderwezen curriculum (taught) → gaat om waar individuele leraren zich op
richten en ervoor kiezen om te benadrukken. Dit is gebaseerd op bijvoorbeeld hun
eigen kennis, wat kinderen volgens de leerkracht nodig hebben en eigen interesses.
★ Geleerd curriculum (learned) → omvat alles wat de studenten hebben geleerd. Dit
kan zowel gaan om wat de leerkracht heeft gepland dat ze zouden leren, maar ook
dingen die niet perse bedoeld waren. Denk bijvoorbeeld aan dat kinderen gedrag van
de leerkracht kunnen overnemen of leren van andere studenten.
★ Getest curriculum → gaat om toetsen die alleen maar een deel van het geleerde
representeren.
Eisner en Cuban geven aan dat een curriculum niet symbolisch moet zijn, maar dat het
indicatief is voor wat er in de klaslokalen gebeurt.
Wanneer je het over curriculum hebt of er onderzoek naar doet, moet je er rekening mee
houden dat het veelzijdige betekenissen en ervaringen omvat.
Je wilt het impliciete analyseren dus ook kijken naar de dingen die niet per se worden
uitgesproken qua curricula maar wel voorkomen.
In een curriculum gebeurt dus meer dan wat alleen expliciet wordt benoemd. Terwijl eigenlijk
het impliciete een echte impact heeft (daar moet dus ook naar gekeken worden) → denk aan
het ijsbergmodel.
Joseph geeft aan dat bij het herzien van een curriculum, de
volgende kennis nodig is (‘five bodies of experience’):
1. Subject matter (Vakkennis over bijvoorbeeld wiskunde).
Wanneer er een curriculum moet worden aangepast moet
er bijvoorbeeld minimaal een wetenschapper op het
gebied van curriculum zijn.
2. Learners (bijvoorbeeld kennis over hun achtergrond). Je
moet bekendheid hebben met kinderen die dat
lesmateriaal gaan leren. Denk bijvoorbeeld aan zicht op
de ontwikkelingsmogelijkheden en unieke kwaliteiten van
de kinderen.
3. Milieus (bijvoorbeeld invloed van het culturele klimaat). gaat om de school en
klaslokalen. Denk aan de condities, cultureel klimaat, de sociale klassen, religies,
etnische achtergrond etc.
4. Teachers (bijvoorbeeld de flexibiliteit van leerkrachten). leerkrachten die flexibel
zijn en in staat zijn om nieuwe manieren van onderwijzen in praktijk te brengen.
Hierbij moeten ze kennis hebben van bijvoorbeeld hun eigen biases, persoonlijkheden
of politieke voorkeuren.
, 5. Curriculum-making process (curriculum specialist). Om een curriculum te kunnen
herzien moet je kennis hebben van dit proces. Dit is de curriculum specialist die zicht
heeft op het ‘grotere plaatje’ en het proces van revisie begeleidt. Dit is de leider die de
uiteindelijke beslissingen maakt.
Het is belangrijk om zicht te krijgen op je huidige ideeën en de relatie tussen aspecten te zien.
Voor echte verandering moeten we vragen stellen:
● Epistemologisch (= de leer van het weten/ kennis) → wat telt als kennis?
● Politiek → wie controleert de selectie en verdeling van kennis?
● Economisch → hoe is de controle van kennis gedeeld aan de bestaande verdeling van
macht?
● Ideologisch → welke kennis is het meeste waard?
● Esthetisch → hoe kunnen leerlingen persoonlijke betekenis aan kennis verbinden?
● Ethisch → hoe kunnen we anderen eerlijk en verantwoordelijk behandelen?
● Historisch → welke tradities helpen ons om het curriculum te begrijpen?
Dit moet niet alleen beschrijvend zijn (bijvoorbeeld: wat is de leerlingpopulatie?), maar juist
ook normatief (is deze onderwijsmethode wenselijk?)
Laat opnieuw complexiteit en veelzijdigheid van het concept curriculum zien.
Rol van paradigma’s = aannames over leren en onderwijzen, de aard van de werkelijkheid,
kennis, intellect, onderzoek, discussie, sociale en politieke waarden.
We kunnen vanuit verschillende paradigma’s onderwijs kijken.
- Dus paradigma = een aanname over kennis.
Over de geschiedenis verandert hoe we naar onderwijs kijken dus we gingen van een
pre-moderne, naar moderne naar postmoderne blik:
William Doll
★ Pre-modern → één waarheid/ werkelijkheid, kennis is onveranderlijk.
- De leerkracht brengt traditionele kennis, overtuigingen en waarden over op de leerlingen.
★ Modern → empirische werkelijkheid, wereld is kenbaar.
- benadrukt een individualistische, mechanistische en proces-gedreven kijk op de wereld. Het
is goal-driven. Studenten worden afgeschilderd als ruw materiaal dat is gevormd tot
producten ten behoeve van de maatschappij en de industrie.
In dit paradigma moeten de leerkrachten het curriculum volgen en kinderen de juiste
ervaringen bieden, zodat de voorgeschreven doelen (gecreëerd door anderen buiten het
klaslokaal) worden gehaald.
★ Postmodern → niet een enkele waarheid/ werkelijkheid, kennis is veranderlijk (zo
kijken we nu naar onderwijs).
- Is een complexe en veelzijdige wereldvisie. Er wordt gesteld dat de wereld niet geordend is,
maar gecompliceerd en onvoorspelbaar. Postmodernistische kennis bestaat uit meerdere
waarheden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper judith06dijkstra04. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,16. Je zit daarna nergens aan vast.