Hst 12: het ademhalingsstelsel
Taak: zuurstof aan de cellen leveren en koolstofdioxide af te voeren en helpt de
zuurgraad ph van het bloed te reguleren.
12.1
- Organen van het ademhalingsstelsel zijn de neus, keelholte, strottenhoofd,
luchtpijp, luchtpijptakken, in longen hun kleinere vertakkingen,
longblaasjes.
- Gaswisseling vindt alleen plaats in de longblaasjes.
- Bovenste luchtwegen: van neus tot strottenhoofd.
- Onderste luchtwegen: van luchtpijp tot longblaasjes.
- De luchtwegen zuiveren, bevochtigen en verwarmen de binnenkomende
lucht.
Lucht komt de neus (nasus) binnen via de neusgaten. Binnenkant neus
bestaat uit de 2 neusholtes die gescheiden zijn door een neustussenschot.
De reukzintuigen (bulbus olfactorius) zitten in het slijmvlies, onder het
zeefbeen
Bacteriën en stofjes blijven aan dit slijmvlies plakken
Trilhaarcellen in dit slijmvlies zorgen voor de stroming hiervan naar keel
(ingeslikt)
Buiten koud? Trilharen werken traag loopneus.
(3) Neusschelpen (conchea) vergoten oppervlak van het lucht
blootgestelde slijmvlies, door deze wervelingen wat ontstaan komt lucht in
contact met dit slijmvlies bacteriën en stoffen gaan vast zitten.
Gehemelte (palatum): scheiding van neus- en mondholte
Neusbijholten (sinus paranasales): omringd neusholte, binvinden zich in
schedel en bovenkaak. Taak: schedel lichter maken en zijn klankkamers
voor de spraak, produceren slijm
Traanbuisje (canalis nasolacrimalis): voert traanvocht af, monden af in
neusholten
Keelholte/keel (farynx): gemeenschappelijke doorgang voor voedsel en lucht.
3 onderdelen:
1. Nasofarynx
Bovenste gedeelte: lucht komt via neusholte binnen
2. Orofarynx
Middelste gedeelte: Mond-keelholte
3. Laryngofarynx
Onderste gedeelte: lucht naar strottenhoofd
Tijdens slikken sluit het strottenklepje en komt voedsel in de slokdarm
(oesofagus) terecht.
In farynx zitten gebieden van lymfatisch weefsel; amandelen
, - Amandelen spelen een rol bij de bescherming van het lichaam tegen
infecties
- Neusamandel (adenoïd); zit hoog in de nasofarynx
- Keelamandelen (tonsilla palatina); in orofarynx aan einde zachte
gehemelte
- Tongamandel; orofarynx, aan basis tong
Het strottenhoofd (larynx)
- Taak: leidt lucht en voedsel de juiste kant op en heeft rol in de spraak.
- Plaats: onder de farynx
- Gevormd door: kraakbeenstukken
Het strottenklepje beschermd de bovenste opening van het strottenhoofd. Bij
inademen laat het lucht door en bij slikken kantelt het strottenhoofd omhoog en
wordt het naar de slokdarm geleid. Hoestreflex als er voedsel doorgelaten word
door strottenklepje. Dit om te voorkomen dat het in de longen terecht komt.
In het strottenhoofd bevindt zich 2 slijmvliesplooien (de ware stembanden) die
trillen als er lucht binnenkomt dit maakt spreken mogelijk
Stemspleet (glottis); de spleetachtige doorgang tussen de stembanden
De luchtpijp (trachea)
- 10/12 cm lang , eindigt halverwege de borst (ter hoogte van de vijfde
borstwervel)
- Loopt van strottenhoofd naar de bronchiën
- Stijf; wanden gemaakt met ringen van kraakbeen, ringen 2 functies
1. Zorgt dat luchtpijp open blijft tijdens inademing
2. Open achterkant ringen zorgt voor ruimte voor passeren voedselbrok
Achter luchtpijp bevindt zich namelijk de slokdarm
- Vanbinnen bekleed met slijmvlies dat bestaat uit trilhaarepitheel
- Trilharen bewegen slijmvlies omhoog naar de keel toe
- De slijmbekercellen tussen de trilharen produceren nieuw slijm
- In dit slijm plakken de bacteriën/ stofjes
De hoofdbronchiën
- Een rechter- en linker hoofdbronchus, luchtpijp vertakt
- Ze lopen beide schuin via de longpoort (longhilus) de long in
- Vreemd object komt sneller in de rechter te zitten aangezien deze schuin
naar beneden loopt, de linker loopt horizontaal omdat deze boven het hart
langs moet
De longen (pulmones/ pulmo)
- Nemen borstholte in beslag behalve de mediastinum (hart, bloedvaten etc)
- Linkerlong 2 kwabben, rechterlong 3
- Zacht, sponsachtig, longweefsel elastisch bindweefsel voor rekken en
veren