ALGEMEEN (1B) - GESCHIEDSWETENSCHAP
- Standplaatsgebondenheid: het raam waardoor een persoon naar het verleden kijkt, gekleurd door
alles waar deze in is opgegroeid en heeft meegemaakt.
o Vb. Pieter Geyl: Voor groot Nederland, na WOII niet meer, en dus door zijn plek in tijd
andere blik
- Historiografie: studie van alles wat er geschreven is over de geschiedenis (geschiedenis van het
geschiedschrijven)
o Klein: al dat wat over een bepaald onderwerp geschreven is (bijv. de Vietnamoorlog)
o Groot: geschiedenis van de geschiedschrijving (bijv. alle verschillende benaderingen van
de geschiedenis van het slavernijverleden)
o Waarom: bewustwording eigen perspectief; positionering (voortbouwen en toevoegen);
laat de relevantie zien van geschiedenis in de maatschapij
o Vb.: Goldhagen vs. Browning: een wil nieuwe discussie aanwakkeren en de andere staat
deze neer. (Over duitse soldaten en de agency die hun wel of niet gebruikten)
- Benaderingen
o Zijn als een bril; sommige dingen scherp, andere niet; dus voor- en nadelen
o Geen ‘goede’ of ‘foute’, maar wel ‘betere’ of ‘slechtere’ per casus
o Historici moeten lezers overtuigen van de geldigheid van hun kader en de getrokken
conclusies
HOOFDSTUK I (2A) – WIE?
- “Oude” geschiedenissen
o Grote mannen
o Politieke & militaire
- History from above (top-down)
- History from below (bottom-up)
- Kwantificatie (Quantification): Geschiedenis meest betrouwbaar wanneer het wordt voorzien van
zoveel mogelijk data; tussen 50’ en 70’ bekendst
o Reduceerd mensen naar een-dimensionaal (vb. 30 mensen), en verliest dus verhalen van
mensen
o Is niet interessant voor de lezer (niet narratief)
o Tegenwoordig minder vaak gebruikt
- Sociale geschiedenis 1900s
o Geschreven door mensen dicht bij arbeiders
o Vanaf begin verdeeldheid over wat het inhield
o 1848 Macaulay & 1942 Trevelyan maar als accessoire tot politieke ges.
o Werkende klasse
o ‘new’ social history 1960s opkomst
▪ E. P. Thompson: The Making of the English Working Class (1963)
• Narratief, en dus makkelijk leesbaar voor publiek
• Meest gebruikte boek uit de 20e eeuw, tegenovergestelde van een
kwantitatieve geschiedenis vorm
• Vrouwen niet echt voorgrond; vooral mannelijke arbeiders
▪ J. Keegan: The Face of Battle (1976)
• Schreef over soldaten bij de slag van Waterloo en verschoof de focus van
de commandanten naar de soldaten
▪ Leunt naar democratisch en progressief
▪ Centraal staat het herstellen van de verhalen van de minder machtige groepen
- Agency
o Infrapolitics: kleine dingen tegen gezag
o Bij mensen; vooral voor duiding bij mensen waar dit niet duidelijk is, beperkte
bewegingsruimte (vb. vrouwen, zeker geen Napoleon)
o Bij objecten (H3); over de invloed die ze hebben op mens en aard
, o Walter Johnson: vind als we agency belangrijk vinden, we duidelijk moeten maken wat
hiermee wordt bedoelt
- Vrouwengeschiedenis
o Opgekomen jaren 60’; 2e feministische golf
o Gerna Lerner
▪ The Creation of Patriarchy (1986)
• Legde het bestaan van exploitatie en geweld binnen relaties in de
publieke- en privésfeer
▪ Geboren te Wenen, ze was Joods. Vluchtte naar de VS na de Anschluss
(overname Oostenrijk)
▪ Ze was belangrijk voor de vrouwengeschiedenis, en daarbij ook voor de zwarte
vrouwen. Actief om hedendaagse problemen op te lossen (racisme, seksisme), en
starten de eerste master specifiek over vrouwengeschiedenis
- Gendergeschiedenis: onderzoekt de verhouding tussen genders in de geschiedenis
- LHBTI-geschiedenis
- Ontwikkeling moderne historiografie: van politieke elite naar sociale groepen; van natiestaat naar
diverser (globaler en/of lokaler) perspectief
HOOFDSTUK II (2B) – WAAR?
- Naties
o Nieuw; artificieel & fragiel
o Vaak toch als basis voor geschiedschrijven
▪ Vaak nog kleiner, bijv. boek over ges. politiek Nederland alleen over Amsterdam
en Den Haag
o Focus op naties zorgd voor gemis in geschiedenis; transnationale processen
▪ Ook mist uitleg; Limburg heeft meer gemeen met aangrenzend gebied in België
en Duitsland dan met Den Haag of Friesland
o Benedict Anderson: Imagined communities (1983)
▪ Imagined communities: Verbindenis tussen mensen omdat iets hetzelde is/was in
hun leven (feestdagen, krant gelezen, zelfde scholing). Ze zullen elkaar nooit
ontmoeten. Anderson zag dit als een construct.
▪ Afname invloed van religie als bindmiddel maakte plaats voor naties
o Wel voor 1700 al een nationaal gevoel, maar alleen door gezamelijke haat voor andere
volken
o Er kwamen inplaats van beelden van leiders, beelden om gevallen soldaten te vereren
- Eurocentrisme
o Europa meetlat rest van de wereld
o Moderniteit: gaat uit van Westerse standaarden, gaat ook uit van dat iets modern is, en
andere plekken primitief
o Dipesh Chakrabarty: Provincializing Europe (2000)
▪ Zegt dat zelfs in geschiedenissen van andere gebieden (vb. China of India) Europa
het onderwerp blijft; projecteren Europese geschiedenis op landen daarbuiten
▪ Chakrabarty is tegen het begrip ‘moderniteit’
▪ Subaltern studies
• Onderzoekt geschiedenis van relatiës tussen machthebbers en
machtelozen, vooral in voormalige koloniën
- Borderlands
o Vb.: Hitler & Stalin in Oost-Europa
- Wereldgeschiedenis / Global history
o Legt verbondenheid bloot, en bestuurt dus verbanden
o Vb. Handel, Zwarte dood in de 14e eeuw, corona
o K. Pomeranz: The Great Divergence (2000)
▪ Vond Europa niet te vergelijken met Azië, maar eerder met een gelijke grote zoals
China