Aantekeningen
Week 1: Politieke Geschiedenis | Hoorcollege 1.1: Pieter Geyl
- Historiografie (klein) = al dat wat over een bepaald onderwerp
geschreven is (bv. de Vietnamoorlog)
- Historiografie (groot) = geschiedenis van de geschiedschrijving (bv.
alle verschillende benaderingen van de geschiedenis van het
slavernijverleden) en ook de nieuwe ontwikkelingen binnen een
bepaald onderwerp
- Allerlei manieren waarop geschiedenis is bedreven 19e eeuw
kristalliseerde dit
- Door revoluties andere manier waarop geschiedenis werd
onderzocht, ook door de verschillende beleggingen (volkeren
onderzochten hun eigen geschiedenis)
- “Je moet naar het archief”, om zo onderzoek te nuanceren
- Objectiviteit neutraal naar het verleden kijken, zonder
vooroordelen, naar de feiten kijken, etc.
- Traditionele geschiedschrijving vaak ‘Grote Mannen Geschiedenis’
politiek, veldslagen, ideeën, Grote Mannen, nationaal kader,
geschiedenis van eigen volk
- Geyl’s beweging kwam voort uit politieke voorkeur sympathie
voor de Vlaanderen, maar niet voor de Belgen ( zij waren een
volwaardig volk)
- Groot Nederlandse Gedachte: alle Europese sprekers van
Nederlands moesten één volk worden (bv. Geschiedenis van de
Nederlandsche Stam)
- Debatteren brengt historici dichter bij het verleden
- Geschiedenis schrijven is een aaneenschakeling aan keuzes
- Standplaatsgebondenheid (Jan Romein) = idee op verleden wordt
gevormd door onze hedendaagse ideeën
- Geyl’s politieke ideeën veranderen na de Tweede Wereldoorlog:
eerst aanmoediging van politiek engagement
- Vrienden van Geyl sloten zich aan bij de nationaalsocialisten, Geyl
zelf bij het socialisme Geyl sprak zich uit tegen zowel
communisme als nationaalsocialisme én dogmatische mensen (=
mijn waarheid is dé waarheid)
- Conclusies
o Geschiedenis is een discussie zonder eind; deze discussies
tezamen noemen we historiografie
o Aangezien geschiedenis een debat is tussen historici, dienen
historici kennis te nemen van de historiografie
o Geschiedenis is een discussie zonder einde omdat elke
historicus eigen keuzes maakt in hun werk en deze keuzes zijn
het resultaat van de positie van de historicus
,Week 2: Politieke Geschiedenis | Hoorcollege 2.1: Gerda Lerner
- Voorbeeld tentamenvraag: Leg uit wat standplaatsgebondenheid is
en illustreer dit aan de hand van de hoorcollege’s of het handboek
(bijvoorbeeld met Pieter Geyl of Gerda Lerner)
- Gerda Lerner: geschiedenis was een vormende kracht in het leven,
traditionele geschiedenis was echter gebrekkig (‘Grote Mannen
Geschiedenis’ vrouwen waren ook deel van het historisch proces)
- De overlap tussen identiteit en geschiedwetenschap is niet te
vermijden en verrijkt onze kijk op het verleden Lerner: “We define
what our goals are and what we think is possible to reach in our
lives by the stories we inherit about poele who came before us who
are like us.”
- Gerner had alles tegen zich: ze was vrouw, joods en communist
verzetten tegen bv. het ‘blacklisten’ van kunstenaars (samen met
haar man)
- Zette zich af tegen het curriculum van geschiedenis “A history of
the past, in which women did not seem to exist, except rulers or
some who created disturbances.”
- ‘Black Women in White America’ kwam voort uit haar eigen
samenwerkingen met Afro-Amerikanen tijdens haar tijd in New York
verwantschap met de gemarginaliseerde bevolkingsgroepen
(door haar Joodse afkomst) en probeerde hen hun ‘eigen
geschiedenis’ te geven
- Zonder geschiedenis blijft een groep zoekende: zonder geschiedenis
geen identiteit geen zichtbaarheid geen rol in het politieke
en sociale leven (groepen in de samenleving ontlenen hun identiteit
aan de gedeelde geschiedenis); engagement verbondenheid
- Zowel Lerner als Geyl: geschiedenis is onvermakelijk verbonden met
het heden
- Met het programma van Lerner werd de vrouwengeschiedenis
serieus genomen: iets wat je kan bestuderen, in plaats van een
hobby
- Biografie is een leesbaar genre en aangezien er vaak mannelijke
historische biografieën werden geschreven, werd de geschiedenis
voornamelijk overheerst door mannelijke figuren
- Individuen bepaalde de geschiedenis, niet de historische processen /
structuren die wij vandaag de dag kennen
- Nieuwe historische ‘actoren’ verschijnen gelijk met nieuwe
historische opzichten en ideeën
- Vrouwengeschiedenis ontstond tijdens de Tweede Feministische Golf
periodes zoals de Franse Revolutie werden door vrouwen anders
bekeken, waarmee de blik op deze periodes ook moest worden
aangepast
- Vrouwengeschiedenis werd vooral gezien als complementair, de
mannengeschiedenis overheerste vooralsnog
- Gendergeschiedenis focust zich rondom de geschiedenis van de
maatschappelijke rollen(verdeling) tussen mannen (mannelijkheid)
en vrouwen (vrouwelijkheid) en hoe deze veranderen (bv. het
dragen van een jurk)
, - Patriarchy = (grofweg) een systeem waarin relaties,
geloofsovertuigingen, waardes en vergelijkbare aspecten van een
samenleving worden bepaald door mannen en waarin een
genderongelijkheid verscholen ligt
- ‘Agency’ zorgt voor bewegingsruimte (= autonoom kunnen
handelen binnen de (aversieve) omstandigheden die hen gegeven
zijn) om invloed uit te oefenen
- Lerner’s werk moest in dienst zijn van de emancipatie van (zwarte)
vrouwen
- ‘Wij geschiedenis’ = wanneer historici zich identificeren met hun
historisch subject, dit geldt overigens voor haast alle historici
Week 2: Politieke Geschiedenis | Werkcollege 2.1: The History of Whom?
- Oude geschiedenis ging voornamelijk over de ‘Grote Mannen’
politieke leiders en militaristische geschiedenis; de ‘nieuwe’
geschiedenis (vanaf de 19e eeuw; 1875) ging zich meer richten op
de sociale geschiedenis ( van top-down naar bottom-up; van
onderop naar de ‘normale mens’)
- 19e eeuw is de eeuw van de geschiedenis en biologie, wordt
professioneel beoefent (objectief Leopold von Ranke)
- Geschiedenis kwam op vanuit Duitsland, wortels in de Duitse taal
- Geschiedkundigen handelen namens de natiestaat, volgens de
nationalistische ideologie
- Natiestaten (komt voort uit natie (= volk); gedreven door het volk)
ontwikkelen zichzelf en realiseert zich in het verleden, komt voort
door geweld en oorlog ( oorlog is de motor in de geschiedenis) en
groot geworden na de Franse Revolutie
- Liberalisme komt voort uit de drang naar vrijheid en realiseert zich
door de ratio; communisme / marxisme komt voort uit de
klassenstrijd; christendom komt voort uit de strijd tussen goed en
kwaad
- Bij de Eerste Wereldoorlog werd politiek vrij belangrijk, waardoor de
‘Grote Mannen’ vrij belangrijk werden en daardoor de mannelijke
geschiedenis vrijwel heersend werd
- Oude geschiedschrijving is nog niet verdwenen: er worden nog
steeds over oorlogen geschreven, ondanks de uitbreiding van de
geschiedschrijving (echter wel sterk veranderd)
- Economische geschiedenis begint met het verzamelen van
gegevens en statistiek kan alleen kijken naar objectieve getallen
(bv. kindersterfte, economische ontwikkeling, handelsnetwerken,
etc.); de mensheid als geheel
- Nederlandse cijfers worden gehaald uit de CBS (Centraal Bureau
voor de Statistiek), opgericht na de Tweede Wereldoorlog
- Alle gegevens vóór 1900 waren onbetrouwbaar en moeilijk te
interpreteren, in de 19e eeuw werd statistiek pas betrouwbaar
(Quetelet-index, tegenwoordig de BMI-index genoemd)
- De ‘gemiddelde mens’ kwam op, deze bestaat echter: het is een
statistische doorsnee van alle mensen
, - Sociale geschiedenis kwam voort uit het marxisme en richt zich op
de arbeidersklasse
- Thompson richtte zich in zijn boek The Making of the English
Working Class (1963) op ambachtslieden en hun positie onder druk
van de industrialisatie (als eerste weven en spinnen)
- Er was ontevredenheid, waardoor protest ontstond richtte
organisaties op
- Thompson laat zien dat arbeiders door middel van ‘agency’ hun
eigen leven vorm kan geven en hun eigen verhalen konden
schrijven; ander voorbeeld slavernij, bijvoorbeeld dom doen zodat
ze bij een baas kwamen die zij ‘aardig vonden’, etc.
- Godsdienst (bv. christendom) is erg belangrijk bij slavernij: eigen
religieuze ‘kracht’ behouden ze waren ‘vrij’ met hunzelf
- ‘Agency’ komt voort uit liberaal individualisme impliciet;
onuitgesproken aanname binnen bepaalde vormen van
geschiedschrijving
- Namen die belangrijk zijn (met achtergrondinformatie): Thompson
en anderen waar zij uitgebreid op in gaat
- Vrouwengeschiedenis kwam pas vrij laat (pas na de Tweede
Wereldoorlog) van toepassing en was onderbelicht en onbelangrijk
gevonden, werden vaak als achtergrondkarakter gezien
- Rond jaren dertig en zestig was er voornamelijk de focus op
huishouden en opvoeding, ook op charitas (kerkelijke organisatie)
- Beide feministische golven kwamen vooral voort uit hoogopgeleide
vrouwen
o Eerste Feministische Golf / feminisme kwam op rond 1900,
met een focus op het vrouwenkiesrecht (in 1919)
o De Tweede Feministische Golf kwam rond 1965/1970 en was
erg radicaal, met een focus op abortus en anticonceptie, de
‘vreemde achterstelling’; de vrouwelijke
handelingsonbekwaamheid (tot 1957), de seksuele revolutie
en strijde tegen het patriarchaat
- Maza’s doel was pas voltooid wanneer het geen
‘vrouwen’geschiedenis meer was, maar normaal werd opgenomen
binnen de algemene geschiedenis en niet langer ‘apart’ staat
- De biologische categorie (‘sekse’) en de sociaal-culturele categorie
(‘gender’) zijn niet hetzelfde
- Door de LGBTQI+-geschiedenis wordt de tolerantie en diversiteit
veel breder met een liberale visie, waarmee de mannelijk- en
vrouwelijkheid (gender en sekse) ter discussie wordt gesteld
- Maza benoemt dat aandacht voor nieuwe onderwerpen (bv.
vrouwen, homoseksuelen, arbeidersklasse) ons een compleet beeld
geven van de geschiedenis
- Onuitgesproken aanname blijft altijd in de geschiedschrijving, er
blijven altijd onderwerpen die impliciet worden bedoeld
standplaatsgebondenheid; een objectieve geschiedschrijving is niet
mogelijk
Week 2: Politieke Geschiedenis | Hoorcollege 2.2: Dipesh Chakrabarty