SAMENVATTING FO
ORTHOPEDAGOGIEK &
RECHT
LITERATUUR & HOORCOLLEGES, 2024/2025
NIENKE VAN UIJEN
& ELIAS ROENHORST
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM, MASTER FORENSISCHE
ORTHOPEDAGOGIEK
,Hoorcollege 1 forensische orthopedagogiek en recht & literatuur Jacobs
N. (2023)
Is een MKD verplicht om mee te werken aan een uithuisplaatsing of is het
mogelijk om als organisatie te weigeren hieraan mee te doen?
De Nederlandse Vereniging van onderwijskundigen en pedagogen (NVO) heeft
een beroepscode opgesteld, waar komen de normen vandaan die daarin zijn
vastgelegd?
- Ze komen vanuit de beroepsgroep en worden gebundeld tot 1 document.
De volgende normen zijn belangrijk: (transparantie voor het opbouwen van
een vertrouwensband en veiligheid, beroepsgeheim om vertrouwelijk om
te gaan met de informatie, systemisch werken bij meervoudige
partijdigheid, autonomie respecteren)
Een beroepscode is een normenstelsel voor een beroepsgroep. Het fungeert niet
als routeplanner maar geeft richting aan waarin je kunt denken. De samenleving
verwacht ook dat je je hieraan houdt. Het is bindend voor degene die lid is van de
NVO.
Kenmerken:
- Verzameling open normen, richtsnoer en toetssteen voor het professionele
handelen (geen rigide lijst van regels, maar een kader dat richting geeft
aan professioneel handelen)
- Grote rol voor oordelen en verantwoorden vanuit professionele autonomie
(professional moet kunnen uitleggen waarom bepaalde keuzes zijn
gemaakt en deze kunnen verantwoorden aan collega's, de beroepsgroep
en eventueel de samenleving.)
- Verbindend voor wie lid beroepsvereniging is en/of geregistreerd is (Dit
betekent dat je gebonden bent aan de normen en gedragsregels die in de
code staan.)
- Eventuele koppeling aan verenigingstuchtrecht (wat inhoudt dat als je je
niet aan de code houdt, je door een tuchtcommissie ter verantwoording
geroepen kunt worden. De tuchtcommissie beoordeelt dan of je hebt
gehandeld in strijd met de beroepscode, en dit kan leiden tot maatregelen
zoals waarschuwingen, schorsingen of in het ergste geval uitsluiting van
de beroepsvereniging.)
- Gecodificeerde beroepsnormen (de normen en waarden van het beroep
zijn in een formeel document vastgelegd. Dit maakt de normen inzichtelijk
en helder, zodat alle professionals weten wat er van hen verwacht wordt.
Het helpt ook bij de evaluatie van professioneel gedrag en zorgt ervoor dat
er een uniforme standaard is voor het handelen binnen de beroepsgroep.)
- Er ligt een open rol om vanuit je professionele autonomie tot een oplossing
te komen
In welk artikel staat de norm van de verantwoorde werktoedeling?
- Artikel 4.1.1 lid 1 en 2 jeugdwet (degene die de opdracht geeft die moet
dit op een verantwoorde wijze doen. Die moet dus kijken of jij in staat bent
om dat werk te kunnen uitvoeren. Maar degene die het werk wil uitvoeren
moet dit ook bij zichzelf nagaan. Als je jezelf niet bekwaam acht, dien je dit
over te dragen of je moet vragen om een extra scholing)
In welk velddocument staat dit beschreven?
- Uitwerking norm in kwaliteitskader jeugd versie 2.0 (Dit moet je doen aan
de hand van cliëntfactoren en professionele factoren. Dit kan je helpen in
situaties waarin je niet helemaal goed weet wat je precies moet doen en
, bijvoorbeeld met hoeveel professionals je een bepaalde situatie moet
aanpakken. In de praktijk kom je ook tot nieuwe inzichten en dit wordt dan
ook weer opnieuw vastgelegd.)
Beroepsethiek:
- Body of rules (beroepscode, regels en richtlijnen; het formele kader van
regels en richtlijnen die binnen een beroepsgroep zijn vastgelegd.)
- Practice (beroepsnormen herkennen en benoemen en gestructureerd
toepassen in de professionele relatie, in MDO, bij intervisie en in collegiaal
overleg)
- Het is een onderwerp van wetenschappelijke bestudering (resultaat van
systematische en kritische reflectie door deskundigen. Door deze
wetenschappelijke bestudering worden beroepsnormen en ethische
richtlijnen voortdurend geëvalueerd, bijgesteld en verder ontwikkeld op
basis van nieuwe inzichten, ervaringen en veranderende maatschappelijke
normen. Dit proces helpt ervoor te zorgen dat beroepsethiek dynamisch en
actueel blijft en dat het wordt afgestemd op de behoeften en
verwachtingen van de samenleving en de professionals zelf.)
Drie domeinen waarin moraal ontstaat:
1. Privé: normen samenhangend met persoonlijke relaties zoals gezin
vrienden familie en collega’s
2. Professioneel domein: normen samenhangend met functie of beroepsrol
3. Publieke domein: normen in wet, geldend voor alle leden van de
samenleving indien consensus of meerderheid maar niet gecodificeerd:
maatschappelijk moraal
Kwestie: Je houdt op uitnodiging een lezing op school voor VO over het
alcoholschenk- en -verkoopverbod aan jongeren onder de 18. De NIX=18-norm
komt uit het publieke domein
Kwestie: Je hebt een verslag geschreven na aanleiding van onderzoek van de
jeugdige en je vraagt de ouders of je een kopie aan de gezinsvoogd mag sturen.
Dit komt uit het professioneel domein
Kwestie: Je rapporteert negatief over een cliënt in de reclassering die
seksblaadjes leest, omdat je mannen die dit lezen afkeurt. Dit komt uit het
privédomein.
Als je vastloopt binnen het privédomein en je denkt dat je een cliënt te kort doet
omdat je persoonlijke overtuiging in de weg zit, dan kan je hulp vragen aan je
collega’s.
Professionele standaard:
De beroepscode van de betreffende beroepsgroep. De kennis en vaardigheden
horend bij het beroep en de functie (opleiding, bijscholing, nascholing, ervaring)
Wet- en regelgeving, richtlijnen jeugdhulp (zoals informed consent), good clinical
practice/evidence based practice/best practices, standaarden en protocollen van
de beroepsgroep. (Dit zijn methoden en behandelwijzen die bewezen effectief zijn
op basis van wetenschappelijk onderzoek of uitgebreide praktijkervaring. Deze
vormen de basis voor beslissingen in de zorg en hulpverlening.)
Consensus, standpunten, adviezen en handreikingen van de
beroepsgroep/beroepsverenigingen. (Dit zorgt ervoor dat er binnen een beroep
uniformiteit ontstaat in de manier waarop men omgaat met specifieke ethische of
praktische kwesties.)
Jurisprudentie= Het geheel van uitspraken van rechters (die maken hier ook deel
van uit)
, Professionele autonomie= het gebruiken van de bevoegdheid, gebaseerd op
deskundigheid en wijsheid om als beoefenaar van een professie tot een eigen
oordeel te komen en daarnaar te handelen. Het benutten van de discretionaire
(naar eigen deskundig inzicht te benutten) ruimte die inherent is aan
professioneel handelen. Vergt oordeelsvermogen en besluitvaardigheid (de
vaardigheid om tot een gewogen besluit te komen)
Dit kan inhouden dat je de juridische randjes opzoekt vanwege morele redenen.
Pijlers:
- Weldoen, leed vermijden
- Geen schade toebrengen
- Respect voor autonomie
- Rechtvaardigheid i.d.z.v. ‘ieder het zijne’
- Integriteit (als je je buurjongen gaat behandelen, gaan rollen door elkaar
lopen en ben je hier zelf alert op en zeg je dat het beter is om ervoor te
zorgen dat jij die casus niet krijgt)
- Deskundigheid (bereidheid om te blijven leren)
- Vertrouwelijkheid
- Verantwoording (je moet zeggen wat je doet (informed consent) en doen
wat je zegt (als je daarmee verwachtingen hebt gecreëerd moet je deze
ook waarmaken.) Dit heeft te maken met vertrouwelijkheid
Het dossier moet een redelijke afspiegeling zijn van wat je met de cliënt doet en
hebt gedaan. Het dossier dient ervoor om te laten zien waarom je bepaalde
keuzes hebt gemaakt. (Transparantie criterium) En om continuïteit te borgen
(ondersteunt wanneer iemand de casus overneemt). Het dient ook als
geheugensteun om voor jezelf houvast te creëren.
Je moet ook bereid zijn om je tot verantwoording te laten roepen door cliënt en
team = reflectief vermogen.
Voorbeelden van de hier boven beschreven pijlers van de beroepsethiek:
meerzijdige loyaliteit jegens systeem, informatie passend bij
ontwikkelingsniveau, transcultureel werken, niet doorgaan met begeleiden bij
onvoldoende resultaat, bijscholen, collega’s consulteren, beroepsgeheim, dossier
bijhouden.
Fundamentele beginselen:
Beauchamp en Childress onderscheiden vier beginselen als fundamenteel voor
een ethiek in de zorg:
1. Respect for autonomy (respect voor autonomie en zelfbeschikking)
2. Beneficence (weldoen)
3. Non-maleficence (niet schaden) (je moet geen dingen uitproberen waarvan
de effectiviteit nog niet vaststaat, je moet niet te diep ingrijpen in het
leven van de cliënt, je moet geen liefdesrelatie aangaan met een cliënt)
4. Justice (rechtvaardigheid) (je moet proberen om de cliënten in een situatie
te brengen die zo veel mogelijk lijkt op die van mensen die geen hulp
nodig hebben)
Vaak wordt in je beroepsuitoefening zowel beroep gedaan op juridische kennis
als op moreel vermogen om het juiste besluit te nemen dilemma.
Hier is een stappenplan voor ontwikkeld door Nicole Jacobs (de docent). Als
morele kwesties met elkaar botsen, zul je nooit de absolute waarheid bereiken.
Het is wel heel redelijk om elkaar niet aan te vallen maar hoe je in een