Forensische orthopedagogiek en recht 2024/2025
Hoorcolleges + literatuur
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Ethiek en Beroepscode Orthopedagogen ........................................................................................ 2
Literatuur college 1: ............................................................................................................................................ 6
N. Jacobs: Zorgvuldig besluiten in een complexe casus of beroepsethisch dilemma ..................................... 6
Beroepscode van de NVO .............................................................................................................................. 8
Zorgvuldig handelen bij toestemming voor jeugdhulp ................................................................................. 13
Kwaliteitskader Jeugd .................................................................................................................................. 17
Hoorcollege 2 (Deel 1): Het Jeugdstrafrechtstelsel in Nederland ......................................................................... 21
Literatuur college 2 (deel 1).............................................................................................................................. 26
Boek Bruning e.a. (2024). Hoofdstuk 10. Het jeugdsanctierecht ................................................................. 26
Hoorcollege 2 (deel 2): Recente trend: Cybercrime .............................................................................................. 34
Literatuur hoorcollege 2 (deel 2) ...................................................................................................................... 36
B. Wissink (2021): De online jeugddelinquent............................................................................................. 36
B. Wissink (2023): Online Delinquent Behaviors of Adolescents: Parents as Potential “Influencers”? ...... 37
B. Wissink (2023): Risk factors for juvenile cybercrime: A meta-analytic review ...................................... 38
Hoorcollege 3: Huidig Beleid, Wet- en Regelgeving (Gedwongen) Jeugdzorg en jongeren met LVB ................. 40
Literatuur college 3 ........................................................................................................................................... 49
Boek Bruning e.a. (2024). Hoofdstuk 11. Jeugdwet ..................................................................................... 49
Hoorcollege 4: Civielrechtelijke stelsel van de jeugdzorg .................................................................................... 62
Literatuur hoorcollege 4 ................................................................................................................................... 62
Boek Bruning e.a. (2024). Hoofdstuk 6. De maatregelen van kinderbescherming ...................................... 62
Hoorcollege 5 (deel 1): Kleinschalige voorzieningen ........................................................................................... 82
Literatuur hoorcollege 5 (deel 1) ...................................................................................................................... 86
Van Schie, L. (2023) The Impact of the Transformation Toward Small-Scale Residential Youth Care
Facilities on Professionals: A Qualitative Study. .......................................................................................... 86
Souverein, F. (2023) Relational security: conceptualization and operationalization in small-scale, strengths-
based, community-embedded youth justice facilities ................................................................................... 88
Hoorcollege 5 (deel 2): Kinderrechten en de participatie van jongeren in het jeugdstrafproces ........................... 89
Literatuur hoorcollege 5 (deel 2) ...................................................................................................................... 91
Rap, S. E. (2023). Participatie in het jeugdstrafrecht: in hoeverre ervaren jongeren procedurele
rechtvaardigheid? ......................................................................................................................................... 91
Rap, S. (2016). A Children's Rights Perspective on the Participation of Juvenile Defendants in the Youth
Court ............................................................................................................................................................. 95
Hoorcollege 6: Advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling ...................................................... 97
Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ................................................................ 101
Boek Bruning e.a. (2024). Hoofdstuk 6 (6.3.4). Veilig Thuis (p. 260 t/m 265) .......................................... 105
,Hoorcollege 1: Ethiek en Beroepscode Orthopedagogen
Beroepscode
Een beroepscode is een verzameling normen en richtlijnen die specifiek gelden voor een
bepaalde beroepsgroep. Het is een soort "gedragscode" die helpt bij het bepalen van wat
binnen het beroep als professioneel en ethisch wordt gezien. Deze code biedt handvatten voor
professionals om hun werk op een verantwoorde en ethische manier uit te voeren.
- Kenmerken:
Verzameling (meer en minder) open normen, richtsnoer en toetssteen voor het
professionele handelen.
Grote rol voor oordelen en verantwoorden vanuit professionele autonomie →
De beroepscode geeft hun richtlijnen, maar zij moeten zelf afwegen wat in
specifieke situaties het juiste handelen is. Ze moeten hier vervolgens ook
verantwoording over kunnen afleggen, bijvoorbeeld naar hun cliënten,
patiënten, of leidinggevenden.
Verbindend voor wie lid beroepsvereniging is en/of geregistreerd is → Als je
lid bent van een beroepsvereniging of officieel geregistreerd bent voor je
beroep, dan is de beroepscode bindend.
Eventuele koppeling aan verenigingstuchtrecht → In sommige beroepen is er
een tuchtrecht gekoppeld aan de beroepscode. Dit houdt in dat als je de code
overtreedt, je voor een tuchtcommissie kunt worden geroepen, die jouw
handelen beoordeelt. Ze kunnen je bijvoorbeeld een waarschuwing geven of je
zelfs uit het beroep zetten, afhankelijk van hoe ernstig de overtreding is.
In welk artikel van de Jeugdwet is de norm van de ‘verantwoorde werktoedeling’ gesteld?
In art. 4.1.1 lid 1 en 2 Jeugdwet
- Lid 1: De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling verlenen verantwoorde
hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig,
doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële
behoefte van de jeugdige of ouder.
- Lid 2: De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling organiseren zich op
zodanige wijze, voorzien zich kwalitatief en kwantitatief zodanig van personeel en
materieel en dragen zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een
en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde hulp.
In welk (veld)document is uitwerking gegeven aan die norm?
In Kwaliteitskader Jeugd, versie 2.0
Beroepsethiek
- Beroepsethiek opgevat als body of rules → regels en richtlijnen die door de leden van
een beroepsgroep als leidend voor de morele kwaliteit van de beroepsuitoefening
worden gezien.
Bronnen: beroepscode, consensus over good practice (blijkend uit richtlijnen
en protocollen), uitspraken tuchtrechter.
- Beroepsethiek opgevat als practice → In deze context betekent beroepsethiek niet
alleen het naleven van regels, maar ook hoe deze regels in de praktijk worden
toegepast.
Bronnen: in de professionele relatie, in MDO, bij intervisie en in collegiaal
overleg.
, - Beroepsethiek als onderwerp van wetenschappelijke bestudering → Beroepsethiek kan
ook een wetenschappelijk onderwerp zijn dat bestudeerd wordt. Onderzoekers
bestuderen hoe ethische normen en waarden binnen verschillende beroepen tot stand
komen en hoe ze worden toegepast.
Drie domeinen waarin moraal ontstaat
Moraal verwijst naar het geheel van normen, waarden, en overtuigingen die binnen een
samenleving of groep bepalen wat goed en fout is. Het is een richtlijn voor het gedrag van
mensen, en helpt hen om te beslissen hoe ze zich in verschillende situaties moeten gedragen.
1) Privédomein (persoonlijk moraal): Dit domein gaat over de normen en waarden die
van toepassing zijn in persoonlijke relaties, zoals binnen het gezin, met vrienden,
familie en collega's.
Voorbeelden: loyaliteit aan familie, eerlijkheid in vriendschappen, en
zorgzaamheid voor geliefden.
2) Professioneel domein (professioneel moraal): Hier gaat het om normen die specifiek
gelden binnen een bepaalde beroepsrol of functie. Dit zijn de ethische regels en
waarden die verbonden zijn aan je werk.
Voorbeelden: artsen die vertrouwelijkheid respecteren, journalisten die
objectief verslag doen, of leraren die eerlijk zijn in hun beoordeling.
3) Publieke domein (maatschappelijk moraal): Dit domein heeft betrekking op normen
die gelden voor de hele samenleving, zoals wetten en regels.
Gecodificeerde normen: Normen die zijn vastgelegd in wetten en regelgeving,
en waar iedereen zich aan moet houden (bijv. verkeersregels,
belastingwetgeving).
Niet-gecodificeerde normen: Normen die breed gedragen worden door de
maatschappij, maar niet officieel in de wet staan. Dit noemen we
maatschappelijke moraal, en het zijn vaak opvattingen die voortkomen uit
consensus of de mening van de meerderheid (beleefdheid in openbare ruimtes).
Voorbeelden
- Je houdt op uitnodiging een lezing op een school voor VO over het alcoholschenk- en
-verkoopverbod aan jongeren onder de 18 = Publieke domein
- Je bent als pedagoog betrokken bij de reclassering van een cliënt die veroordeeld is
voor een seksueel misdrijf. Hij vertelt seksblaadjes te lezen. Jij rapporteert negatief
over je cliënt aan de reclassering omdat je mannen die seksblaadjes lezen afkeurt =
Privédomein
- Je hebt een verslag geschreven n.a.v. onderzoek van de jeugdige en je vraagt de ouders
of je een kopie aan de gezinsvoogd mag sturen = Professionele domein.
Professionele standaard
Professionele standaard beschrijft verschillende elementen die samen een richtlijn vormen
voor het handelen van professionals binnen een bepaald beroep. Deze standaard helpt om te
bepalen wat "goed" of "professioneel" handelen is binnen een specifieke beroepscontext.
- Professionals moeten beschikken over de juiste kennis en vaardigheden om hun werk
goed uit te voeren.
- Professionals moeten zich houden aan de wetten en regels die gelden voor hun beroep.
Dit zijn formele juridische kaders die bepalen wat wel of niet is toegestaan.
- Good clinical practice/evidence based practice/best practices, standaarden en
protocollen van de beroepsgroep → Dit zijn praktijken gebaseerd op het beste
beschikbare bewijs en worden als de gouden standaard gezien binnen een beroep
, - Consensus, standpunten, adviezen en handreikingen van de
beroepsgroep/beroepsverenigingen → De beroepsgroep of beroepsvereniging geeft
vaak standpunten, adviezen of handreikingen over hoe met bepaalde kwesties om te
gaan. Dit gebeurt vaak in situaties waar geen vaste regels zijn, maar waar wel een
gedeeld idee bestaat over het juiste handelen.
Professioneel handelen – bronnen
- Regelgeving/normstelling zoals in WGBO, BW boek 1, Jeugdwet, Beroepscode
- Praktijk, blijkend uit richtlijnen, protocollen, consensus
- Jurisprudentie (Kwaliteitsregister Jeugd – SKJ, tuchtcolleges beroepsvereniging,
RTG/CTG, civiele rechter, soms strafrechter)
Professionele autonomie
Professionele autonomie betekent dat iemand, door hun kennis en ervaring, de vrijheid heeft
om zelfstandig beslissingen te nemen en hiernaar te handelen binnen hun beroep.
- Het gebruiken van de ruimte om naar eigen deskundig inzicht beslissingen te nemen,
wat een belangrijk onderdeel is van professioneel handelen.
- Vergt oordeelsvermogen en besluitvaardigheid (de vaardigheid om tot een gewogen
besluit te komen)
Het verschil tussen professionele standaard en professionele autonomie ligt in de balans
tussen regels en vrijheid. Professionele standaard bestaat uit richtlijnen, protocollen, en wetten
die bepalen hoe een professional "goed" hoort te handelen, gebaseerd op algemeen aanvaarde
regels en het beste beschikbare bewijs. Professionele autonomie verwijst daarentegen naar de
vrijheid die een professional heeft om, op basis van eigen kennis en ervaring, beslissingen te
nemen in situaties waar de standaard mogelijk niet volledig dekt of flexibiliteit vereist is.
Standaarden bieden dus kaders, terwijl autonomie ruimte geeft voor eigen oordeelsvorming.
Pijlers van de beroepsethiek van pedagogen
- Weldoen, leed vermijden (meerzijdige loyaliteit jegens systeem)
- Geen schade toebrengen
- Respect voor autonomie (informatie passend bij ontwikkelingsniveau)
- Rechtvaardigheid i.d.z.v. ‘ieder het zijne’ (transcultureel werken)
- Integriteit (niet doorgaan met begeleiden bij onvold. Resultaat)
- Deskundigheid (bijscholen, collega’s consulteren)
- Vertrouwelijkheid (beroepsgeheim)
- Verantwoording (dossier bijhouden)
Fundamentele beginselen
Beauchamp en Childress (1979, Principles of Biomedical Ethics) onderscheiden vier
beginselen als fundamenteel voor een ethiek van de zorg:
- Respect for autonomy - respect voor autonomie/zelfbeschikking → Dit principe houdt
in dat zorgverleners de autonomie van patiënten moeten respecteren.
- Beneficence – weldoen → Zorgverleners moeten handelen in het belang van de patiënt
en hun welzijn bevorderen.
- Non-maleficence - niet schaden → Dit principe houdt in dat zorgverleners de plicht
hebben om schade aan de patiënt te vermijden.
- Justice – rechtvaardigheid → Dit gaat over eerlijkheid en gelijkheid in de zorg