ALLE TENTAMENSTOF
VOOR PSKA
(INCLUSIEF ARTIKELEN EN
HC'S)
Inhoudsopgave
HC1: Inleiding: Theorieën opvoeding/socialisatie......................................................................3
Berns H1p3-24.........................................................................................................................6
Berns H4 p138-147..................................................................................................................9
Berns H6p215-217.................................................................................................................14
Berns H7 p227-233................................................................................................................16
Parke H1p14-36.....................................................................................................................18
Parke H7 p254-262................................................................................................................25
Parke H9p345-359.................................................................................................................27
HC2: Gehechtheid: Voorspellers en gevolgen..........................................................................29
Artikel De Wolff.....................................................................................................................33
Parke H4................................................................................................................................35
Artikel Van Zeijl......................................................................................................................40
HC 3 Gendersocialisatie............................................................................................................40
Parke H10 p388-426..............................................................................................................44
Berns H12.7-12.9 p466-477...................................................................................................48
HC4 De ontwikkeling van (morele) emoties.............................................................................50
Parke H5 p165-197................................................................................................................54
Parke H11 p456-470..............................................................................................................57
Artikel Van Der Graaff...........................................................................................................60
HC 5 Ouder-kind relatie tijdens de adolescentie......................................................................61
Parke H7 p272-291................................................................................................................64
Parke H11 p443-449..............................................................................................................66
Artikel Branje.........................................................................................................................67
Artikel Smetana.....................................................................................................................67
HC 6 Jongeren en scheiding......................................................................................................68
Artikel Amato.........................................................................................................................72
, Artikel Rejaän........................................................................................................................74
HC 7 Jeugd media......................................................................................................................76
SAMENVATTING HC:.................................................................................................................81
Artikel Vossen, Piotrowski & Valkenburg..............................................................................81
Valkenburg & Piotrowski H6 p78-95.....................................................................................86
Valkenburg & Piotrowski H13 p218-243...............................................................................90
Sociaalemotionele effecten van sociale media.....................................................................93
HC 8 Relaties met leeftijdsgenoten...........................................................................................98
Parke H8 p304-338..............................................................................................................104
Berns H8 p269-284..............................................................................................................109
Berns H8 p290-307..............................................................................................................112
,HC1: INLEIDING: THEORIEËN OPVOEDING/SOCIALISATIE
Socialisatie is een proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen
verkrijgen/aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn aan
een bepaalde cultuur/samenleving (cultuur is sensitief, iets wat in de ene cultuur geldt hoeft
niet in de andere cultuur te gelden), waardoor ze in staat zijn te participeren in de
samenleving.
- Unidirectioneel = een richting op. Dus bijvoorbeeld hoe het kind reageert op een
bepaalde omgeving of gebeurtenis.
- Bidirectioneel = hoe een kind is bepaald ook hoe een kind reageert op anderen.
- Transactioneel = de unidirectionele of bidirectionele processen over de tijd heen. Dit zijn
meerdere interacties over een langere tijd.
De regulatie impulsen van FREUD
Psychodynamische benadering
Kinderen worden geboren met allerlei driften die zich uiten in gedrag.
De oorsprong van het kind is een sterke intrinsieke energie en dit komt in conflict met de
omgeving. De ouders helpen hierbij dus leidt tot een externe controle.
- Id (instincts) = primitieve driften, genot
- Ego (reality) = reguleert impulsen
- Superego (morality) = geweten
Taak van de ouders is om te helpen deze impulsen te beheersen.
Als we het hebben over zelfregulatie zijn er 2 belangrijke namen:
- (1970) Block en Block over ego-controle (impulsen beheersen) en ego-resiliency (de
dynamiek aanpassen aan de omgeving).
- (1990) Rothbart over effortful control (aandacht verdelen, meer of minder focus,
waarnemend sensitief, weten wat de omgeving van je verwacht en je daaraan kunnen
aanpassen, onder controle houden van impulsen) deze mensen ervaren minder plezier
door hun continue controle.
Effortful control: Verdelen aandacht; kunnen focussen wanneer nodig
Inhibitie= wanneer je gedrag wel of niet kunt vertonen
Waarnemend sensitief: je kunt inschatten wanneer je wel of niet iets kunt doen (lijkt op
egoresiliency)
Lage intensiteit van plezier: de innerlijke energie wordt onderdrukt waardoor je je minder
goed kunt uiten en minder plezier hebt.
Martinus Langeveld: doel was om kind zelfstandiger te maken. Het kind moet komen tot
zelfverantwoordelijke zelfbepaling; zelf verantwoordelijk zijn. Het gaat om autonomie en
zelfstandigheid. De ouders hebben hier een enorme rol in. Zo moeten zij de kinderen laten
huilen en niet per direct het kind hun wens vervullen of hun zin geven.
,Dr. Spock: ook het kind ‘laten liggen’, maar het is ook oke om het kind soms te troosten en
op te pakken.
Behavioristisch perspectief: klassieke conditionering (Watson). De nadruk hierbij ligt op het
uiterlijk gedrag. Het gaat om het versterken van associaties; stimulus respons. Het gaat
om leren door associaties (Pavlov).
Tabula rasa = een kind is een onbeschreven blad. Je kunt er je eigen invulling aan geven. Je
kunt iemand vormen hoe je wil.
Behavioristisch perspectief: operante conditionering (Skinner). Het gaat om aanleren van
gewenst gedrag. Dit gebeurt door bekrachtiging van positief gedrag en bestraffen van
ongewenst gedrag. Ouders kunnen hun kind hiermee ‘vormen’. De kinderen zullen dat
positief gedrag vaker vertonen en negatief gedrag minder vaak.
- Positieve bekrachtiging = het toedienen van iets fijns. Bijvoorbeeld snoepje geven.
- Negatieve bekrachtiging = het weghalen van iets negatiefs.
Patterson: coercion cycle
Voorbeeld: moeder dringt op ‘aversieve’ manier binnen in de activiteit van het kind (moeder
vraagt ‘wil je even de tafel dekken?’). Kind gaat in tegenaanval (huilen, ertegenin gaan,
negeren). Moeder stopt met berispen (‘ik doe het zelf wel, dan ga ik ruzie uit de weg). Het
kind staakt de tegenaanval.
Sociaal cognitieve leertheorie (Bandura): leren door observeren/imiteren. Cognitie speelt
ook een rol in het leren van gedrag, ook door observatie. Als je ziet dat iemand beloond
wordt voor bepaald gedrag, is de kans groot dat jij dit gedrag ook zult vertonen. Kind doet
ook de ouders na, dus het is van belang dat de ouder een goed rolmodel is.
- Performance vs learning
- Motivatie is van belang (wil je het graag?)
- Self-efficacy is van belang (denk je dat je het kunt?)
Attachment and Loss theorieën (Bowlby): kinderen hebben aangeboren neigingen om
bescherming te zoeken. Kinderen blijven bij de moeder bij exploratie. De taak van ouders is
dan om in te gaan op de behoeften van het kind: steun. Er is een aangeboren
hechtingsrelatie.
Lorenz: een kind heeft een kritieke periode waarin het een bepaald iets moet leren. De taak
van ouders is om in deze kritieke of sensitieve periodes het gewenste gedrag aan het kind
aan te leren.
Harlow: uit experimenten bleek dat koestering (warmte, liefde) belangrijker is dan voedsel.
Wat is een theorie:
- Een door de mens geconstrueerd beeld van de werkelijkheid, een ‘denksel’.
- Anders dan de waarneembare werkelijkheid (empirie), maar poging deze begrijpelijk en
inzichtelijk te maken.
- Een theorie geeft verbanden aan.
- Hypothesen worden afgeleid uit de theorie.
,- Een theorie kan worden weergegeven in schema of model.
- Empirisch onderzoek kan de theorie ondersteunen of verwerpen.
Socialisatieprocessen en mechanismen:
- Je kan onderscheid maken tussen samenhang en causaliteit. Je kunt kijken naar zowel
Unidirectionele verbanden (van ouder naar kind) als Bidirectionele verbanden
(wederkerig).
- Moderatie betekend dat er een 3e variabele heeft invloed op de originele 2 variabele.
- Mediatie ofwel indirecte effecten. Je kijkt of de relatie tussen 2 variabele verkleind op
moment dat je een 3e variabele hebt.
Opvoeden als democratie:
Lewin, Lippitt, and White (1939)
1. Autoritaire stijl
2. Democratische stijl
3. Laissez-faire (permissief)
- Democratische stijl beste resultaten (tevreden, coöperatief en productief).
- Autoritair opvoedingshandelen zorgde voor een ongewenste ontwikkeling, minder
streng, minder klemtoon op ongehoorzaamheid.
- Baumrind: laissez-faire eveneens schadelijk.
Opvoedingsdimensies
- Ondersteuning/warmte Beschermende, verzorgende omgeving creëren en voorzien in
affectieve behoeften van het kind
Doel: Gericht op fysiek en emotioneel welzijn van het kind, kind voelt zich begrepen en
geaccepteerd.
- Controle Overdracht van kennis, waarden en normen, bieden van structuur. Je kunt
onderscheid maken tussen Negatieve aspecten en Positieve aspecten.
Het gedrag van het kind heeft invloed op de opvoeding.
- Angst kind ouderlijke controle. Ouders anticiperen op angst kind.
- Ouderlijke controle angst kind. Toenemende perceptie van dreiging. Afname
perceptie van zelfcontrole over dreiging. Geen gelegenheden voor verkennen omgeving
en ontwikkeling vaardigheden.
- Angst van ouders? (Modeling) vermijding.
Modellen van interacties tussen kind en omgeving
- Diathesis-Stress model. Je kunt in de omgeving iets negatiefs of positiefs meemaken, en
de uitkomst kan ook positief of negatief zijn. De groep ‘resilient individual’ zal ongeacht
de omgeving een positieve uitkomst hebben. Maar de groep ‘vulnerable individual’
wordt vooral beïnvloedt door negatieve omgeving die ook leidt tot negatieve
uitkomsten. Verder (op positief gebied) zijn de groepen gelijk aan elkaar.
- Differential Susceptibility model. Hierbij is er een groep ‘fixed individual’ die zal ongeacht
de omgeving positief scoren. De andere groep ‘plastic/malleable individual’ zal wel
beïnvloed worden door de omgeving, zowel op positief als negatief gebied. Een
negatieve omgeving zal leiden tot negatieve uitkomsten en een positieve omgeving zal
leiden tot positieve uitkomsten.
, Gedrag x omgeving sociale ontwikkeling kind (interacties tussen het gedrag van het kind
en gedrag van ouders kunnen ook invloed hebben op de ontwikkeling)
Moderator effect: X kan een bepaalde invloed hebben op Y. Gedrag is gerelateerd aan
ontwikkeling, maar de opvoeding kan hierbij een rol spelen; het kan het versterken of
verzwakken.
Gedrag kind via opvoeding sociale ontwikkeling kind Mediatie-effecten = zegt iets over
mechanismen.
Er zijn directe en indirecte effecten.
- Voorbeeld: het alcoholgebruik van de ouders kan via de ouders ertoe leiden dat het kind
wellicht ook eerder alcohol zal gebruiken (alcoholintenties kind). Er is hier sprake van een
mediatieeffect van de opvoeding.
BERNS H1P3-24
Ecology (ecologie) = de wetenschap van onderlinge relaties tussen organismen en hun
omgeving.
Human ecology (menselijke ecologie) = de biologische, psychologische, sociale en culturele
context waarin een zich ontwikkelend persoon interageert en de daaruit voortvloeiende
processen die zich ontwikkelen (zoals waarneming, leren en gedrag).
Adaption (adaptie) = als een organisme zichzelf of zijn gedrag aanpast om beter bij de
omstandigheden van de omgeving te passen en beter te kunnen bestaan in de betreffende
condities.
Socialization (socialisatie) = het proces waarbij individuen de kennis, vaardigheden en
karaktereigenschappen opdoen die hen in staat stellen als effectieve leden van groepen en
de samenleving te participeren.
Socialisatie heeft een aantal voorwaarden:
- Socialisatie vindt plaats over tijd
- Socialisatie vindt plaats door interactie met significante personen
- Socialisatie vindt plaats door middel van communicatie
- Socialisatie vindt plaats in emotioneel-significante contexten
Socialisatie is een wederkerig (reciprocal) proces, omdat er bij sociale interactie twee
partijen moeten zijn die op elkaar reageren. Socialisatie is een dynamisch (dynamic) proces,
omdat de interacties veranderen over de tijd en je dus zowel producent als het product van
een respons kan zijn. Kinderen hebben een actieve rol in socialisatie, omdat ze leren dat
bepaald gedrag bepaalde reacties uitlokt. Ze beïnvloeden hun eigen ontwikkeling.