Opvoeding & Maatschappij
Samenvatting & Begrippen/Concepten per hoofdstuk, Solomon Ver van de Boom:
Hoofdstuk I: Zoon
Samenvatting:
In het eerste hoofdstuk onderzoekt Solomon hoe ouders zich doorgaans
voorbereiden op het ouderschap met de verwachting dat hun kinderen
hen in veel opzichten zullen weerspiegelen. Hij wijst erop dat de term
voortplanting vaak als een geruststellend eufemisme wordt gebruikt door
toekomstige ouders die zich er niet van bewust zijn dat het krijgen van
kinderen meer is dan enkel een verlengstuk van zichzelf creëren. De
overtuiging dat kinderen je genen en culturele waarden zullen voortzetten,
stelt ouders vaak niet goed in staat zich voor te bereiden op kinderen die
onverwachte, vreemde of zelfs tegengestelde eigenschappen hebben. In
deze gevallen worden ouders geconfronteerd met de realiteit dat hun
kinderen een eigen, unieke identiteit hebben die soms ver van hun eigen
verwachtingen afstaat.
Solomon introduceert het onderscheid tussen verticale en horizontale
identiteiten. Verticale identiteiten zijn die eigenschappen die kinderen
delen met hun ouders en die doorgegeven worden via genetica of via
cultuur en waarden. Voorbeelden van verticale identiteiten zijn etniciteit,
taal, religie, en nationaliteit (hoewel nationale identiteit voor migranten
anders kan zijn). Deze identiteiten worden van generatie op generatie
doorgegeven en zijn bekend en vertrouwd voor de ouders.
Horizontale identiteiten daarentegen zijn die eigenschappen die een kind
ontwikkelt die niet door de ouders gedeeld worden. Deze kunnen het
resultaat zijn van genetische mutaties, prenatale invloeden, of door het
kind ontwikkelde waarden die niet gedeeld worden door de opvoeders.
Voorbeelden van horizontale identiteiten zijn homoseksualiteit,
lichamelijke handicaps, genialiteit, psychopathie, en aandoeningen zoals
autisme en geestelijke beperkingen. In deze gevallen moeten kinderen
hun identiteit vaak zoeken buiten hun gezin, bijvoorbeeld in een
gemeenschap van gelijkgestemden (een peer-groep).
Voor veel ouders komt de ontdekking dat hun kind een horizontale
identiteit heeft als een schok. Ze kunnen zich afgewezen voelen omdat het
kind niet aan hun verwachtingen voldoet, wat kan leiden tot gevoelens
van verdriet of zelfs schaamte. Ouders willen vaak hun eigen waarden,
normen en hoop weerspiegeld zien in hun kinderen, en wanneer dit niet
gebeurt, kan dat een pijnlijke confrontatie zijn. Solomon bespreekt hoe
deze situaties leiden tot het verlangen van ouders om "het kind te
repareren" of om de eigenschappen van het kind te veranderen, wat vaak
resulteert in spanningen binnen het gezin.
Een ander belangrijk thema in dit hoofdstuk is de scheiding tussen ziekte
en identiteit. Solomon bespreekt hoe ouders vaak naar hun kinderen
, kijken door een medisch of klinisch model, waarin afwijkingen worden
gezien als ziekten die moeten worden genezen. Daartegenover staat een
identiteitsmodel, waarin afwijkingen niet als ziekten worden gezien, maar
als een integraal onderdeel van de identiteit van het kind, iets dat
geaccepteerd moet worden. Solomon betoogt dat deze twee modellen, het
ziektemodel en het identiteitsmodel, met elkaar verzoend moeten worden
in plaats van tegenover elkaar te staan. Een stoornis kan tegelijkertijd een
medisch probleem én een identiteit zijn, en beide aspecten moeten erkend
worden.
Daarnaast introduceert Solomon het concept van veerkracht bij ouders die
kinderen hebben met horizontale identiteiten. Veerkracht wordt
gepresenteerd als meer dan alleen doorzettingsvermogen; het is een
mentale kracht die ouders helpt om hun verwachtingen aan te passen en
betekenis te vinden in een toekomst die anders is dan ze hadden gedacht.
Voor ouders van kinderen met een horizontale identiteit is veerkracht
essentieel om zonder bitterheid hun leven opnieuw vorm te geven. Ze
moeten leren hun eigen plannen los te laten en een nieuwe realiteit te
omarmen, waarbij ze zich richten op het welzijn van hun kind in plaats van
op hun eigen oorspronkelijke verwachtingen.
Solomon verwijst naar het idee van sense of coherence, een besef van
samenhang. Dit verwijst naar het vermogen om betekenis te vinden in
moeilijke situaties en om te gaan met veranderingen op een manier die
het leven zinvol maakt. Ouders moeten vaak leren om de afwijkingen of
verschillen van hun kind niet alleen te accepteren, maar ook te begrijpen
en er op een positieve manier mee om te gaan.
Er wordt in dit hoofdstuk ook gesproken over functioneringsproblemen, die
afhangen van wat de samenleving als "normaal" beschouwt.
Functioneringsproblemen ontstaan niet alleen door de biologische
kenmerken van een persoon, maar worden ook sterk beïnvloed door de
sociale context. Wat als afwijkend of problematisch wordt gezien, kan
variëren afhankelijk van de normen en waarden van een samenleving. Zo
kunnen mensen met dezelfde conditie in de ene samenleving sterk
benadeeld worden, terwijl ze in een andere samenleving geaccepteerd
worden als volwaardige leden.
Solomon bespreekt ook de rol van intersectionaliteit, het concept dat
verschillende vormen van onderdrukking elkaar versterken. Een ouder die
moeite heeft om de homoseksualiteit van hun kind te accepteren, heeft
misschien ook moeite met het accepteren van andere vormen van anders-
zijn, zoals een handicap of een andere seksuele oriëntatie. Ouders die
zeggen: "Ik wou dat mijn kind niet autistisch was" zeggen impliciet: "Ik
wou dat het kind dat ik heb niet bestond en dat ik in plaats daarvan een
ander kind had."
Conceptenlijst: