H9 t/m H12
Socrates ondervraagt Agathon
b. De semantiek van de term eros
1 Καὶ μήν, ὦ φίλε Ἀγάθων, καλῶς μοι ἔδοξας καθηγήσασθαι τοῦ
2 λόγου, λέγων ὅτι πρῶτον μὲν δέοι αὐτὸν ἐπιδεῖξαι ὁποῖός τίς
3 ἐστιν ὁ Ἔρως, ὕστερον δὲ τὰ ἔργα αὐτοῦ.
Werkelijk, mijn beste Agathon, jij scheen mij goed begonnen te zijn met je
rede, omdat je zei dat het eerst nodig is van hem duidelijk te zeggen wat voor iemand
Eros is, en later zijn daden (te tonen).
3 Ταύτην τὴν ἀρχὴν πάνυ
4 ἄγαμαι. Ἴθι οὖν μοι περὶ Ἔρωτος, ἐπειδὴ καὶ τἆλλα καλῶς καὶ
5 μεγαλοπρεπῶς διῆλθες οἷός ἐστι, καὶ τόδε εἰπέ ·
Dat begin
bewonder ik zeer. Kom aan, zeg mij nu over Eros, aangezien jij ook in alle andere opzichten goed en
prachtig behandeld hebt hoe hij is, ook dit:
5 πότερόν ἐστι
6 τοιοῦτος οἷος εἶναί τινος ὁ Ἔρως ἔρως, ἢ οὐδενός;
Is
Eros zodanig dat liefde gericht is op iemand, of op niemand?
6 Ἐρωτῶ δ’ οὐκ
7 εἰ μητρός τινος ἢ πατρός ἐστιν – γελοῖον γὰρ ἂν εἴη τὸ ἐρώτημα
8 εἰ Ἔρως ἐστὶν ἔρως μητρὸς ἢ πατρός – ἀλλ’ ὥσπερ ἂν εἰ αὐτὸ
9 τοῦτο πατέρα ἠρώτων, ἆρα ὁ πατήρ ἐστι πατήρ τινος ἢ οὔ;
En ik vraag niet
of hij gericht is op een bepaalde moeder of vader – want de vraag zou belachelijk zijn
of Eros de liefde is, gericht op een moeder of een vader - maar (het is) zoals (jij zou antwoorden) als
ik het vroeg ten aanzien van het begrip ‘vader’, is de vader een vader van iemand of niet?
9 Εἶπες
10 ἂν δήπου μοι, εἰ ἐβούλου καλῶς ἀποκρίνασθαι, ὅτι ἔστιν ὑέος γε
11 ἢ θυγατρὸς ὁ πατὴρ πατήρ· ἢ οὔ;
Jij zou
mij toch wel gezegd kunnen hebben, als je op goede wijze wilde antwoorden, dat
de vader de vader is van een zoon of dochter: of niet?
12 Πάνυ γε, φάναι τὸν Ἀγάθωνα.
13 Οὐκοῦν καὶ ἡ μήτηρ ὡσαύτως;
Ὁμολογεῖσθαι καὶ τοῦτο.
Ongetwijfeld, zo zei Aristodemus dat Agathon zei.
Evenzo is in geen geval ook de moeder (een moeder van een zoon of dochter)?
Ook met dit werd door hem ingestemd. (/Aristodemus zei dat door hem (Agathon) ook hiermee werd ingestemd.)
, c. Eros verlangt naar wat het object is van de liefde
1 Ἔτι τοίνυν, εἰπεῖν τὸν Σωκράτη, ἀπόκριναι ὀλίγῳ πλείω,
2 ἵνα μᾶλλον καταμάθῃς ὃ βούλομαι. Εἰ γὰρ ἐροίμην, “Τί δέ;
3 Ἀδελφός, αὐτὸ τοῦθ’ ὅπερ ἔστιν, ἔστι τινὸς ἀδελφὸς ἢ οὔ;”
Nu moet je nog, zei Socrates, een beetje meer antwoorden,
opdat jij beter begrijpt wat ik bedoel. Want als ik zou vragen: “Hoe zit het met?
Is een broer qua broer een broer van iemand of niet?” *missende hoofdzin (ellips): Wat zou je dan antwoorden? *
4 Φάναι εἶναι.
5 Οὐκοῦν ἀδελφοῦ ἢ ἀδελφῆς; Ὁμολογεῖν. ** Aristodemus zei dat Agathon zei dat het zo was.
Hij zei dat het zo was.** (deze zin wordt gezegd door Apollodorus)
Toch zeker wel van een broer of zus? Hij stemde hiermee in.
6 Πειρῶ δή, φάναι, καὶ τὸν ἔρωτα εἰπεῖν. Ὁ Ἔρως ἔρως ἐστὶν
7 οὐδενὸς ἢ τινός;
8 Πάνυ μὲν οὖν ἔστιν.
Probeer dus, zei hij***, (dit) ook van de liefde te zeggen. Is Eros de liefde gericht
op niemand of op iemand?
Zeer zeker is hij dat (gericht op iemand).
*** Aristodemus zei dat Socrates zei.
(deze zin wordt gezegd door Apollodorus)
9 Τοῦτο μὲν τοίνυν, εἰπεῖν τὸν Σωκράτη, φύλαξον παρὰ
10 σαυτῷ μεμνημένος ὅτου· τοσόνδε δὲ εἰπέ, πότερον ὁ Ἔρως
11 ἐκείνου οὗ ἔστιν ἔρως, ἐπιθυμεῖ αὐτοῦ ἢ οὔ;
12 Πάνυ γε, φάναι.
Welnu, zei Socrates***, houdt dit in gedachten bij
jezelf, namelijk waarop het is gericht: en zeg slechts zoveel, verlangt Eros
naar datgene waarop de liefde is gericht, of niet?
Zeer zeker, zo zei Aristodemus dat Agathon zei.
Vertelling Plato Symposium
Lees ‘Een indirect verslag’ op blz. 25 van het boek
Vanaf nu zal ik de zinnen niet meer in de indirecte rede vertalen om de vertaling simpeler te houden.