Sociologie samenvatting 11-9-2017
Sociologie is de wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar samenleven.
Hoofdstuk 1 – Het terrein van de sociologie
De sociologie beweegt zich steeds heen en weer tussen het abstracte en het concrete, het
algemene en het bijzondere, de generaliserende theorie en de specifieke waarneming.
Vaak wordt sociologie gedefinieerd als de wetenschap van de maatschappij. Nu heeft het
begrip ‘maatschappij’ verschillende betekenissen. In de meest abstracte zin staat het voor
het sociale leven in het algemeen, en dat kunnen we weer vertalen in: de manieren waarop
mensen met elkaar samenleven. In de meer specifieke zin waarin we spreken van ‘een
maatschappij’ wordt gedoeld op de grootste sociale eenheid waartoe mensen behoren. Dat
roept natuurlijk de vraag op waar de grenzen van die grootste eenheid liggen.
Groep -> een verzameling van onderling verbonden mensen die een besef van een
gemeenschappelijke identiteit, een wij-gevoel kennen.
Tot het terrein van sociologische studie behoren ook verbindingen tussen mensen die géén
besef hebben van een gemeenschappelijke identiteit en in die zin dus geen groep vormen.
Een sociaal netwerk -> is een te onderscheiden geheel van relaties tussen actoren
(individuen of groepen).
In de sociologie wordt gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen uiteenlopende
vormen van menselijk samenleven, als ook naar samenhangen, denk bijv. aan godsdienst.
Sociologie is ook verwant aan de psychologie. Maar anders dan psychologen proberen ze
menselijke gedragingen steeds te interpreteren en te verklaren vanuit de
samenlevingsverbanden die mensen met elkaar vormen.
Sociologisch verklaren omvat het doen van uitspraken over causale samenhangen tussen
sociale processen. Deze uitspraken worden empirisch gefundeerd door samenlevingen,
groeperingen daarbinnen, en historische perioden met elkaar te vergelijken. We moeten ons
echter ook afvragen waarom er verband is. Die vraag proberen we te beantwoorden met
behulp van meer algemene inzichten, en wel bij voorkeur door te laten zien dat de
empirische samenhang in een theorie van meer algemene strekking past. Het moet uit een
theorie worden afgeleid.
Theorievorming houdt in dat generaliserende uitspraken over het sociale leven worden
gedaan die met elkaar in een systematisch verband worden geplaatst.
De meeste sociologen zijn het er wel over eens dat enige distantie bij onderzoek en
theorievorming geboden is. Sociologen dienen afstand in acht te nemen ten opzichte van
diverse waarden en belangen, inclusief die van henzelf.
,Over de aard van de sociale werkelijkheid
Het terrein van de sociologie kan met één woord worden aangeduid: het adjectief sociaal.
Het staat voor alles wat zich tussen mensen afspeelt, en alles wat mensen met elkaar
verbindt. Mensen, of zij dit nu willen of niet, hebben bindingen met anderen en ondergaan
daardoor de dwingende invloed van anderen. Ieder mens is in de loop van zijn of haar leven
ook door anderen gevormd en heeft in die zin een deel van de maatschappij in zich
opgenomen.
Mensen zijn met elkaar verbonden op manieren die zich ten dele aan de greep van elk van
hen afzonderlijk onttrekken; ze vormen zo met elkaar een sociale werkelijkheid die geen van
hen ooit ontworpen heeft. De Franse socioloog Emile Durkheim heeft de sociale
werkelijkheid op grond hiervan een werkelijkheid sui generis genoemd, een eigensoortige
werkelijkheid, die niet kan worden herleid tot de eigenschappen van individuen.
Norbert Elias heeft het over de ‘relatieve autonomie’ van sociale processen ten opzichte van
individuele bedoelingen. Vele verbonden individuen brengen met elkaar sociale processen
voort, denk bijvoorbeeld aan de stijging van prijzen, die geen van hen tevoren zo bedoeld en
gepland heeft. Sociale processen zijn relatief autonoom omdat ze niet losstaan van
individuen die met bepaalde bedoelingen handelen; ze zijn relatief autonoom omdat ze niet
volledig tot individuele bedoelingen kunnen worden herleid.
Interactie -> het reageren van mensen op elkaar, zodat het handelen van de één de directe
aanleiding is voor het handelen van de ander.
Cultuur -> het gedragsrepertoire en de denkbeelden die mensen aangeleerd hebben en die
zij in een bepaalde groep of samenleving gemeen hebben.
Interdependentie -> onderlinge afhankelijkheid.
De Duitse socioloog Max Weber definieerde sociaal handelen als handelen dat georiënteerd
is op het gedrag van andere mensen.
Deze onderlinge verwevenheid houdt in dat het interactieproces als geheel door geen van de
individuen volledig beheerst kan worden en voor elk van hen een tot op zekere hoogte
onvoorspelbaar karakter heeft. Interacties bevatten echter ook elementen van
voorspelbaarheid. Mensen reduceren de onvoorspelbaarheid van interacties ook door de
formulering, invoering en handhaving van normen of gedragsregels.
Cultuur
Door het proces van cultuuroverdracht van generatie op generatie, continueert een
samenleving zich over een langere periode. Voor het proces van cultuuroverdracht wordt in
de sociologie de term socialisatie gebruikt. Socialisatie in de ruimste zin is al het leren,
bedoeld en onbedoeld, door mensen aan en van andere mensen. Veel onbedoelde
socialisatie vindt plaats door imitatie: kinderen bootsen het gedrag van volwassenen en van
, andere kinderen in hun omgeving na. Daarbij treedt meestal ook een meer of minder sterke
identificatie op: het kind wil zijn zoals degenen die het imiteert. Socialisatie wordt door de
opvoeders vaak geslaagd geacht, wanneer het kind de regels ‘uit zichzelf’ navolgt: deze zijn
dan geïnternaliseerd, verinnerlijkt, onderdeel geworden van de persoonlijkheid.
Behalve tot overeenkomsten tussen mensen leidt socialisatie uiteraard ook tot verschillen.
Binnen samenlevingen verschilt de socialisatie weer per groeperingen. Elk van de
onderscheiden groeperingen kenmerkt zich door bepaalde culturele trekken, die jeugdigen
die tot die groeperingen behoren zich eigen maken. In dit verband wordt wel gesproken van
een subcultuur: een voor een bepaalde groepering kenmerkende cultuur die een variant
vormt op, en tot op zekere hoogte afwijkt van, de dominante cultuur.
Als mensen zozeer door andere mensen gevormd zijn, rijst de vraag of aangeboren
eigenschappen er dan niets toe doen. De hier geformuleerde controverse staat bekend als
de tegenstelling tussen nature (natuur) en nurture (cultuur).
Afhankelijkheid
Wie zegt dat mensen fundamenteel van elkaar afhankelijk zijn, bedoelt daarmee dat in
zekere zin iedereen hulpbehoevend is. Ook gezonde volwassenen die wel in hun eigen
onderhoud kunnen voorzien, zijn met vele lijnen van interdependentie aan anderen
gebonden. Mensen zonder bindingen bestaan niet.
Ferale kinderen -> mensen die niet door mensen maar door dieren zijn grootgebracht.
Dat mensen interdependent zijn is een heel algemene uitspraak, die gepreciseerd moet
worden. Mensen zijn op verschillende manieren van elkaar afhankelijk. Die verschillende
soorten afhankelijkheid kunnen we ordenen door een typologie waarin verschillende
soorten ‘bindingen’ van elkaar worden onderscheiden.
Vier soorten bindingen:
- Economische bindingen -> wanneer het gaat om de afhankelijkheid die te maken
hebben met de productie en de distributie van schaarse goederen, zoals voedsel en
kleding.
- Politieke bindingen -> afhankelijkheden die betrekking hebben op de fysieke dwang
die mensen op andere mensen kunnen uitoefenen.
- Affectieve bindingen -> afhankelijkheden tussen mensen die betrekking hebben op
de positieve en negatieve gevoelens die ze voor elkaar koesteren.
- Cognitieve bindingen -> de afhankelijkheden die voortvloeien uit processen van
kennisvorming en kennisoverdracht.
Het gaat bij deze vierdeling om een ‘ideaaltypische’ indeling; dat wil zeggen dat men in de
sociale werkelijkheid steeds een mengvorm zal aantreffen.
Interactie, cultuur en interdependentie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door
interactie wordt cultuur gevormd, overdragen en veranderd. Omgekeerd worden interacties
tussen mensen mede bepaald door wat ze in eerdere interacties geleerd hebben, dus door
hun cultuur.