Jeugdcriminaliteit artikelen
Weijers H1, H3 & H15
Verschillende bronnen die inzicht geven in criminaliteitscijfers
- Politiestatistieken (aangehouden VERDACHTEN van een misdrijf)
o Zeggen weinig over de vraag of er sprake is van een toename
o Beïnvloeding door meldingsbereidheid en beleidsprioriteiten
o Dark number is hoog
o Justitiële statistieken (DADERS strafrechtelijk) filtering delicten, afhankelijk
van inspanning
- Zelfrapportages
o Geven goed beeld over voorkomende jeugddelicten en maken ook kenmerken
van ‘gezonde’ jeugddelinquentie zichtbaar
o Beperkt aantal delicten kunnen in enquête worden opgenomen
o Sommige daders zijn moeilijk te bereiken (veel sprake van onderrapportage)
o Geeft geen goed beeld van ernst delicten > schade en gevolgen voor
slachtoffers
- Slachtofferenquêtes
o Goede indruk van ontwikkeling aantal slachtoffers
o Onderrapportage van bepaalde slachtoffers (moord, seksueel etc.)
o Geeft geen uitsluitsel over leeftijd van daders
In de jaren 90 kregen jeugddelinquentie incidenten veel media aandacht en lieten
politiegegevens een toename van jeugdcriminaliteit zien, wat leidde tot een roep om
effectievere aanpakken. Jongeren zijn de afgelopen halve eeuw afhankelijker geworden (door
leerplicht tot 18) en worden nu serieuzer genomen. Het hebben van een ‘veilige plek’ is voor
jongeren noodzakelijk om problemen te weerstaan.
In de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) worden de ontwikkelingen van jeugdcriminaliteit
gemeten op basis van daders die zelfrapportage doen, verdachte daders volgens de politie EN
strafrechtelijke daders, waarbij het OM of de rechter een jongere schuldig heeft bevonden
Age-crime-curve: jeugden die met politie in aanraking komen neemt vanaf 12 e
jaar toe, bereikt een piek rond het 18e-20e jaar en neemt daarna weer af
Monitor Zelf gerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ) is de enige landelijke
dekkende monitor die nog met regelmaat wordt uitgevoerd.
o Geweld is de grootste vorm van delicten onder jongeren > jongens plegen
meer delicten
o Zelfrapportage cijfers worden wel minder (goed) > kan komen door bijv. meer
agenten, minder alcoholconsumptie of toevallige sociaal demografische
ontwikkelingen
Jongvolwassenen (18-25) worden het meeste aangehouden (VERDACHTEN) >
hierdoor is het absolute aantal jeugdige verdachten van 12-25 ook gegroeid
o Wel zijn de minderjarige en jongvolwassene verdachten verminderd over tijd
Meeste DADERS zitten in de groep van 18-23 jarigen
Risicofactoren die criminaliteit behouden en vergemakkelijken:
1. Individuele factoren
o Ontwikkelingspsychologie: grotere rol aan individuele risicofactoren
2. Gezinsfactoren
o Proximale factoren: kwaliteit van ouder-kind relatie
o Distale factoren: persoonlijke problemen van ouders
o Contextuele factoren: andere relaties dan ouder-kind relaties
o Globale factoren: SES
3. Vrienden factoren (school)
o Facilitatiemodel: jongeren worden delinquent door omgang criminele peers
(MEESTE SUPPORT)
4. Bredere sociale factoren
, o Delinquentie tijdens jeugd = goede voorspelling voor werkloosheid
volwassenheid
o SES van samenleving heeft grote invloed > dicht op elkaar wonen, geringe
sociale binding
o Rovers: economische deprivatie, gebrekkige sociale controle en aandeel
jongeren in de bevolking hangen samen met aantal jeugddelinquenten in de
buurt
Vanuit een sociologisch-positivistische visie ontstond begin 20e eeuw de Chicago School.
Hier bestudeerden ze aspecten van stadsomgevingen en evoluties
Concentric zone theory: hoe dichter tot de stadskern, hoe meer criminaliteit
o Bepaalde stadsdelen hadden een hoge concentratie criminaliteit >
gekenmerkt door fysieke aftakeling en armoede
o Hier was sprake van sociale desorganisatie: verzwakte sociale cohesie,
waardoor de weerbaarheid tegen criminaliteit daalt
Sociale netwerk theorieën over criminaliteit:
- Differentiële-associatie theorie (Sutherland): gedrag, dus ook criminaliteit, zou
worden aangeleerd door communicatie met anderen.
- Social control theory (Hirschi): hechting met anderen is belangrijkste factor in
ontstaan criminaliteit
- Strain theory: nadruk lig op economische factoren die ervoor zorgen dat mensen door
gevoelde spanningen meer criminaliteit zouden plegen
- Defiance theory: bepaalde sancties leiden tot verhoging criminaliteit
Berichtgeving over jeugdcriminaliteit in de media kunnen ongunstige effecten hebben op de
verdere ontwikkeling of de escalatie van jeugdcriminaliteit > media vergroot dingen uit, werkt
katalyserend
Iatrogeen effect van interventies > zorgt juist voor meer criminaliteit
Jeugdrechters hebben gebrekkige middelen > meer criminaliteit (uitvoering vaak
onmogelijk, door te weinig psychiatrische hulp beschikbaar)
Hendriks H2 & H29
Sinds 2015 is de jeugdwet geïntroduceerd in NL en ligt sindsdien de verantwoordelijkheid en
kwaliteit van jeugdhulp bij de gemeenten. Het IVRK is het belangrijkste instrument voor
bescherming van het kind > verplicht ouders te ondersteunen in verzorging en opvoeding van
kind. Bevoegde autoriteiten beslissen dat het noodzakelijk is als het kind uit huis wordt
geplaatst in belang van de jeugdige = ultimum remedium
In NL staat er een onafhankelijke vertrouwenspersoon (AKJ) jongeren bij
In het civiele jeugdrecht kunnen minderjarigen te maken krijgen met ondertoezichtstelling
(OTS) en uithuisplaatsing (UHP). UHP wordt ingezet wanneer opvoeding en ontwikkeling
ernstig belemmerd wordt.
In 2014 werd het adolescentenstrafrecht ingevoerd, waarmee rechters meer
flexibiliteit kregen om 18-23 jarigen volgens het jeugdstrafrecht te berechten >
omdat sommige jongvolwassen nog niet volledig emotioneel en intellectueel
ontwikkeld zijn
Residentiele jeugdhulp: een tijdelijk verblijf voor jongeren buiten hun eigen omgeving,
zowel open en dicht
- Doel: veilige basis aanbieden en terugwerken naar huis en zelfstandigheid
- Gebaseerd op orthopedagogische basiszorg en wordt alleen in uiterste gevallen
toegepast
- Open plaatsing in samenwerking ouders, gesloten plaatsing via rechtelijke maatregelen
De residentiele jeugdhulpen begonnen met weeshuizen in de 16 e eeuw. 1905: kinderwetje die
het belang van het kind benadrukte. Na de 2e WO werd jeugdhulp professioneler door
orthopedagogen, waarbij de jaren 60/70 het keerpunt was, doordat jongeren nu meer als
slachtoffers van hun omstandigheden werden gezien. Jaren 80: geloof in effectieve
, interventies steeg, waardoor er meer medewerkers kwamen en de nadruk op alternatieve
jeugdhulp (pleegzorg) groeide. 2008: JeugdzorgPlus, gesloten vorm residentiele jeugdhulp,
werd opgericht. 2019: kleinschalige voorzieningen opgezet om jongeren dicht bij
leefomgeving te behandelen
Thompson & Morris
Klassieke theorieën over jeugdcriminaliteit
Klassieke theorie (Beccaria): gedrag is het resultaat van bewuste, rationele gedachten.
Individuen plegen delicten bewust, omdat ze er plezier en voldoening uithalen
Kritiek: gaat ervan uit dat alle individuen de mogelijkheden hebben om rationeel
na te denken. Neemt individuele en omgevingsinvloeden niet mee
Neoklassieke theorie: zelfde theorie als klassieke, maar neemt omgevings- en individuele
factoren mee
Rational choice theory: delict plegen door er rationeel over te denken > benefits vs. risks
Psychologische theorieën
Psychoanalytische theorie (Freud): individuen ontwikkelen in fases waarin
abnormaliteiten kunnen voorkomen waardoor hun persoonlijkheidsontwikkeling gehinderd
wordt. Dit leidt tot conflicten, wat leidt tot delinquentie
- Delinquentie is het resultaat tussen onbewuste ego en bewuste superego
Personality trait theory (Eysenck): jeugd delinquenten verschillen van normale mensen
op 3 dimensies van persoonlijkheid: psychoticisme, extraversie en neuroticisme >
delinquenten scoren hoog hierop
Social learning theory (Bandura): individuen leren gedrag door hun sociale interacties
met anderen
Labeling theorie: doordat iemand een keer het label ‘crimineel’ heeft gekregen, gaat
diegene zich ook zo gedragen. Het label veranderd het zelfbeeld waardoor diegene zich naar
dat zelfbeeld gaat gedragen
Sociologische theorieën
Social disorganization theory (Shaw & McKay): sociale desorganisatie in een bepaald
gebied leidt tot een onmogelijkheid om een sociale orde in dat gebied te hebben. Hierdoor
meer criminele normen en waarden
Anomie theory: individuen die last hebben van de ongunstige maatschappelijke condities en
minder individuele mogelijkheden voor ontwikkeling hebben, plegen meer delicten, doordat ze
niet dezelfde mogelijkheden en kansen hebben als mensen die WEL binnen de maatschappij
horen
Minderheidsgroepen hebben niet dezelfde kansen als de meerderheid = meer
criminaliteit
Algemene strain theory (Agnew): Crimineel gedrag wordt verklaart aan de hand van
spanningen die individuen ervaren (uitbereiding op theorie Merton). Agnew identificeert 3
hoofdtypen van spanning:
1. Niet bereiken van gewaardeerde doelen
2. Verlies van positief gewaardeerde prikkels
3. Confrontatie met negatieve stimuli
>> deze spanningen kunnen negatieve emoties veroorzaken, waardoor mensen deze
emoties proberen te handelen door middel van bijv. crimineel gedrag (spanning en negatieve
emoties ontladen)
Strain theory (Merton): Een individu voelt spanning om bepaalde succesvolle doelen te
behalen (zoals de American Dream), als ze dit niet kunnen door bijvoorbeeld een laag IQ of
weinig geld. Door deze spanning willen zulke individuen toch successen ervaren, waardoor ze
illegale dingen gaan doen om toch dat succes te voelen > leidt tot criminaliteit